Homoseksuelen

Homoseksuelen

Er zijn veel mensen die het prettig vinden om seksuele relaties te hebben met personen van hun eigen sekse, hetzij uitsluitend, hetzij frequent, hetzij een enkele maal. In onze eigen cultuur wordt dergelijk gedrag afgekeurd en soms bestraft. Het gevolg is dat iedereen die zich seksueel tot een seksegenoot aangetrokken voelt (en dat is bij een vrij groot deel van de bevolking het geval) zich gefrustreerd en onderdrukt voelt.

Die onderdrukking begint al in de taal zelf, waar dit soort mensen met het woord ‘homoseksueel’ wordt aangeduid. Elders is al gezegd dat het een hoogst dubieuze zaak is om dit woord voor wie ook maar te gebruiken en dat wij het in dit boek alleen onder het grootste voorbehoud doen. (Zie de inleiding bij ‘Homoseksueel geslachtsverkeer’). Waar het om gaat is dat met dit woord over deze kwestie op de meest fundamentele manier een vooroordeel wordt uitgesproken. De woorden die in de klassieke oudheid en in de middeleeuwen voor seksuele omgang tussen personen van gelijk geslacht werden gebruikt (pederastie, sodomie, enz.) duidden altijd een gedragsvorm aan, nooit een toestand of staat. Er werden handelingen mee omschreven die door iedereen verricht konden worden en er werd niet het bestaan van een bepaald type mens mee aangegeven. Als iemand een pederast of sodomiet werd genoemd dan werd hij hiermee gekenschetst als iemand die bepaalde dingen deed, niet als iemand die aan een bepaalde niet weg te denken eigenaardigheid leed.

Daarom kon bijvoorbeeld niemand een ‘latente pederast’ zijn, of in de puberteit een ‘sodomitische fase’ doormaken. En ook bestond er niet zoiets als ‘pseudo-sodomie’. Met ons moderne woord homoseksueel ligt dat anders. In de oorspronkelijke Duitse vorm werd het woord voor het eerst gebruikt in 1869, door de Oostenrijkse auteur Ben- kert. (Hij schreef onder de naam Kertbeny.) Ben- kert dacht, zoals velen in die tijd met hem, dat het erotisch aangetrokken zijn tot seksegenoten een geheimzinnige aandoening was die slechts bij een kleine groep mensen voorkwam en dat die mensen daarom een aparte groep vormden. Bij het zoeken van een naam voor deze aandoening stuitte hij op het nare, half-Griekse half-Latijnse woord Homo- seksualitat. Voor de ‘normale’ staat van de meeste mensen kwam toen als vanzelf het tegengestelde woord Heteroseksualitat tot stand, en omdat beide woorden gemakkelijk in andere talen over te nemen waren, raakten zij al spoedig in heel Europa ingeburgerd.

Nu weten wij echter dat het uitgangspunt achter deze twee categorieën onjuist is. Homoseksuele en heteroseksuele voorkeuren zijn kwesties van gradu- ele verschillen en het een hoeft het ander niet uit te sluiten. ‘Homoseksuelen’ lijden niet aan een bepaalde aandoening, maar hebben een bepaalde sociale rol. Die rol wordt niet in alle samenlevingen als zodanig erkend en zelfs in onze eigen maatschappij is seksueel verkeer tussen personen van gelijk geslacht niet aan ‘homoseksuelen’ voorbehouden. Met andere woorden, het leven is in werkelijkheid voor een dergelijke opsplitsing veel te gecompliceerd. Tussen twee uitersten zijn tal van gradaties mogelijk en veel mensen voelen zich aangetrokken tot beide geslachten. Mensen die als ‘homoseksueel’ worden aangemerkt hebben, behalve dit etiket, doorgaans weinig gemeen. ‘Homoseksualiteit’ is dus geen objectief kenmerk van bepaalde personen, maar meer een deviante status die hun door anderen wordt opgelegd. Dit soort deviantie bestaat per definitie alleen in culturen die seksueel verkeer tussen personen van gelijk geslacht als een probleem beschouwen.

Helaas leven wij in zo’n cultuur, en daarom hebben wij nog altijd geen afstand gedaan van de al lang verouderde medische teminologie. Sommige auteurs proberen er tegenwoordig een nieuwe betekenis aan toe te kennen of proberen de woorden op een moderne, minder bevooroordelende manier te gebruiken, maar de misverstanden blijven bestaan. In Amerika wordt daarom door progressieve mensen die zich niet beroepsmatig met homoseksualiteit bezighouden, maar die wel willen dat homoseksualiteit sociaal geaccepteerd wordt, liever van gay people en gayness gesproken. Of dat een verbetering is valt echter nog te bezien. Het woord gay bestaat natuurlijk langer dan het woord homosexual- het dateert van de middeleeuwen, toen het uitsluitend opgewekt, kleurig betekende. Sedert het begin van de 17e eeuw betekende het echter ook losbandig, wuft, en in de 19e eeuw werd het voorts gebruikt voor prostituees (a gay woman).

In Amerika had het woord nog een andere merkwaardige betekenis. Bertrand Russell schrijft in zijn Autobiography (Years 1872-1914) namelijk hoe de Quakers in Philadelphia aan het einde van de 19e eeuw elk door niet-Quakers beoefend ‘zinloos’ godsdienstig gebruik gay noemden. Dat gold ook voor alle teksten met een vaste formulering. Voor Quakers waren dus bijvoorbeeld het Onze Vader en de Tien Gebodengay. Pas in onze 20e eeuw werd het woord een synoniem voor homoseksueel, maar aanvankelijk werd het in die betekenis alleen in de homoseksuele subcultuur gebruikt. Pas de laatste tien jaar zijn ook anderen het gaan gebruiken. Hoe kort en simpel het woord echter ook is, het trekt toch weer een kunstmatige scheidslijn tussen twee seksuele kampen: gay en nongay (tegenwoordig meestal straight genoemd). De oude neiging tot polariseren blijft dus bestaan.

In de afgelopen decennia is er zelfs sprake geweest van een polarisering tussen mannelijke en vrouwelijke homoseksuelen. Tot ver in de moderne tijd is seksueel verkeer tussen vrouwen door de kerk, de wetgever en de geneeskunde vrijwel nooit opgemerkt en bestond er, afgezien van het woordt triba- disme (van het Griekse tribein: wrijven), zelfs geen speciaal woord voor. Met het woord tribadisme werd het tegen elkaar wrijven van de lichamen of manueel geslachtsverkeer (masturbatie) tussen vrouwen bedoeld. In de 19e eeuw werd oraal geslachtsverkeer (cunnilingus) tussen vrouwen met twee nieuwe termen aangeduid: ‘saffisme’ en ‘lesbi- anisme’ (naar de Griekse dichteres uit de klassieke oudheid Sappho en het eiland Lesbos, waar zij leefde). Geleidelijk kregen alle drie termen echter een ruimere betekenis, en werd het gebruikelijk om elk seksueel gedrag tussen vrouwen ‘tribadisch’, ‘saffisch’ of‘lesbisch’ te noemen. In deze eeuw ging het woord lesbisch de twee andere woorden tenslotte vervangen. ‘Lesbiennes’ vormen dus de vrouwelijke subgroep van de categorie homoseksuelen in het algemeen, dat wil zeggen een speciale minderheidsgroep binnen een minderheidsgroep. (In de Griekse en Romeinse oudheid bestonden de woorden lesbianist en lesbianiseren al, maar toentertijd werd daar uitsluitend het afzuigen van de penis [‘actieve’ en ‘passieve’ fellatio] mee bedoeld. Het waren dus woorden die meestal voor mannen werden gebruikt).

De moderne semantische ontwikkeling was om diverse redenen onvermijdelijk en zelfs wenselijk, maar voordat wij dieper op dit punt ingaan moeten wij ons nog eens goed realiseren dat in feite alle nu gebruikte termen op verouderde en beperkte begrippen berusten en daarom a priori negatief zijn. Als het onjuist is om homoseksuelen een aparte groep te noemen, dan is het even onjuist om lesbiennes als een aparte groep te zien. (Gelukkig heeft niemand tot nog toe geprobeerd om mannelijke homoseksuelen aan te duiden met de woorden ‘Spartanen’ of ‘Atheners’). Het opplakken van een etiket heeft altijd maar één betekenis: het herkenbaar maken van slachtoffers van maatschappelijke discriminatie. Zodra die discriminatie ophoudt, verdwijnen automatisch de etiketten.

Intussen hebben ‘homoseksuele’ vrouwen natuurlijk speciale problemen, omdat zij naast seksueel deviant ook nog vrouw in een door mannen overheerste cultuur zijn. Het mag dan zo zijn dat hun seksuele gedrag in het algemeen door de rechter wat milder beoordeeld wordt, toch kan het een reden zijn voor andere moeilijkheden met officiële instanties. Wat het vinden van een huis en een baan betreft, hebben lesbische vrouwen natuurlijk dezelfde problemen als alle ‘homoseksuelen’. Maar in al deze gevallen wordt hun situatie nog eens extra bemoeilijkt door het feit dat zij vrouw zijn. Zij worden dubbel gediscrimineerd en daarom vinden velen van hen dat hun strijd voor seksuele vrijheid van die van de mannelijke homoseksueel verschilt. In een andere paragraaf hebben wij beschreven hoe mensen met volstrekt onschuldige vormen van seksueel deviant gedrag, en met name homoseksuelen, in de westerse wereld lange tijd door de kerk, de wetgevende macht en de psychiatrie tot slachtoffers zijn gemaakt. (Zie ‘Aangepast gedrag en afwijkend gedrag’). Het is niet nodig om de details van de manier waarop dit werd gedaan hier nog eens te herhalen. Wij kunnen volstaan met te zeggen dat in de wereld van vandaag homoseksuelen nog altijd een van de grootste en meest onderdrukte minderheidsgroepen vormen. Aangezien de benaming ‘homoseksueel’ onnauwkeurig, misleidend en in feite onjuist is, is het niet mogelijk om exact te zeggen hoeveel homoseksuelen er in Nederland zijn. Maar op basis van Kinseys studies zijn het, zelfs al gaan wij uit van diens meest voorzichtige definitie, nog altijd een paar honderdduizend mensen die te lijden hebben onder het feit dat wij van seksuele omgang tussen mensen van gelijk geslacht zo’n afkeer hebben en er zo bang voor zijn. Objectieve waarnemers hebben deze angst dikwijls omschreven als een teken van de wijdverbreide, irrationele angst voor lichamelijke liefde in onze cultuur, dat wil zeggen als een vorm van ‘erotofo- bie’. De laatste jaren is door sommige auteurs speciaal voor de irrationele angst voor liefde tussen partners van gelijk geslacht ook wel de term ‘homoerotofobie’ of kortweg ‘homofobie’ gebruikt.



BEROEMDE ‘HOMOSEKSUELEN’.
Zoals reeds gezegd door Kinsey, is het in wezen niet juist om iemand ‘homoseksueel’ te noemen. Dat opplakken van een etiket is vaak een vrij willekeurige zaak. Veel mensen hebben een onrealistisch idee van wat ‘homoseksuelen’ zijn of hoe zij zich gedragen. De hele geschiedenis door hebben een groot aantal mensen (soms heel beroemde) zich echter seksueel aangetrokken gevoeld tot mensen van het eigen geslacht, soms sporadisch of frequent, soms zelfs uitsluitend. Sommige mensen leefden ook naar dat gevoel en waren er openlijk trots op; anderen onderdrukten het en leidden een zeer triest leven. Velen werden zelfs door hun tijdgenoten vervolgd en kwamen tragisch aan hun eind. Nevenstaande portrettengalerij toont een verzameling beroemde mensen waarvan bekend is dat zij sterke homoseksuele neigingen hadden. Met deze opsomming wordt natuurlijk niet bedoeld dat zulke neigingen de mens in enig opzicht superieur maken. Misschien kunnen er echter wel bepaalde misverstanden mee uit de wereld worden gehouden over ‘hoe homoseksuelen zijn’.

Dat deze angst bij veel mensen sterk leeft kan niet worden ontkend. Het is typerend dat zulke mensen geen homoseksuelen kennen, ze niet willen ontmoeten en niets over hen willen horen of zien. Zij zouden graag hebben dat homoseksualiteit bestreden werd en dat alle homoseksuelen gearresteerd en opgeborgen zouden worden. Ontdekken zij een homoseksueel in de eigen familie dan willen zij hem of haar niet langer ontmoeten. Heel vaak leven zulke mensen echter jarenlang thuis, op school of op hun werk vlak bij homoseksuelen in de buurt zonder ze te herkennen.

Dat gebeurt omdat de homofobe mens zich eerst een bepaald beeld van de gevreesde vijand vormt dat volstrekt onrealistisch is, en zichzelf vervolgens met dat beeld blijft voeden. Zo wordt momenteel bijvoorbeeld gedacht dat de ‘typische’ mannelijke homoseksueel (nicht, flikker, mietje, fat, enz.) verwijfd, zwak, ‘kunstzinnig’ en onrijp is. Dit type mensen komt onder homoseksuelen echter niet veel voor. De meeste homoseksuelen zijn heel ‘gewoon’, dat wil zeggen, zien er net zo uit en gedragen zich precies hetzelfde als andere mensen en kunnen dus, als zij dat willen, onopgemerkt blijven. Velen van hen kiezen daar ook voor. Zij laten niemand van hun gevoelens weten of leiden een gecompliceerd dubbelleven. Het gevolg is dat zij nooit beschikbaar zijn om de misvattingen de wereld uit te helpen.

Die ‘hetero-maskerade’ en huichelarij eist echter zowel van de onderdrukten als van de onderdrukkers een flinke tol. Eerstgenoemden kost het veel energie om zich anders voor te doen dan zij zijn en laatstgenoemden worden gekweld door dwaze fantasieën en onnodige angsten. En dat leidt dan weer tot een verstikkende seksuele rigiditeit voor iedereen. Zo’n situatie kan niemand wenselijk of gezond vinden. Door verstandige mensen wordt daarom al lange tijd de emancipatie van homoseksuelen bepleit. Er bestaan trouwens al een aantal strijdbare, actieve organisaties van homoseksuelen die voor hun rechten opkomen en propaganda maken. (Zie de lijst van verenigingen en hulpverlenende instanties).

Het is te hopen dat er in de toekomst een einde zal komen aan alle discriminatie tegen homoseksuelen. Evenmin als zijn of haar ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit, mag iemands seksuele gerichtheid een reden zijn om gelijke rechten te onthouden. De strijd van homoseksuelen voor gelijke rechten verdient dan ook gewonnen te worden, net als de strijd van andere mensen die onderdrukt worden. Het zou echter jammer zijn als zich tijdens die strijd een homoseksuele minderheid toch als een aparte maatschappelijke groep zou gaan manifesteren. Een blijvend seksueel separatisme, zelfs op basis van volledige gelijkheid, kan nooit met vrijheid samengaan, omdat er kunstmatige scheidslijnen aan te pas komen en mensen tot een keuze worden gedwongen die in feite geen keuze is. De totale bevrijding van zowel homoseksuelen als heteroseksuelen kan alleen tot stand komen als alle etiketten worden losgelaten en iedereen de volledige vrijheid heeft om zijn eigen seksuele vermogens te onderzoeken, wat die ook zijn.

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [II - Seksueel gedrag] [III - Seks. en maatsch.] [De sociale rol] [Aangepast - afwijkend] [Huwelijk en gezin] [De onderdrukten] [De 'seksuele revolutie'] [Seksueel slang] [Instanties en groepen] [Literatuurlijst]