III - Seksualiteit en maatschappij

Ill - Seksualiteit en maatschappij


De mens is een ‘sociaal dier’; zijn gewoonten, verlangens, verwachtingen, angsten en opvattingen worden gevormd door de maatschappij waarin hij opgroeit. Dat geldt ook voor zijn seksuele opvattingen en zijn seksuele gedrag. Weliswaar bezit hij al bij zijn geboorte een bepaald vermogen om zich ‘seksueel’ te uiten, maar dat vermogen kan op allerlei manieren tot verwerkelijking worden gebracht. In seksueel repressieve samenlevingen kan het gedeeltelijk of volledig onverwerkelijkt blijven. Wat hiermee bedoeld wordt is misschien het beste duidelijk te maken aan de hand van het veelgebruikte, analoge voorbeeld van de taal: ieder kind wordt geboren met het spraakvermogen, maar is niet geprogrammeerd voor een bepaalde taal. In Engeland gaan kinderen Engels spreken, in China Chinees. Sommige maatschappijen kennen verschillende ‘geheimtalen’ voor mannen en vrouwen afzonderlijk - kinderen leren de ‘geheimtaal’ die bij hun sekse hoort. Hebben kinderen intelligente ouders en goede leermeesters dan kunnen zij soms bijzonder goed leren spreken. Zwijgzame, domme ouders daarentegen kunnen maken dat hun kinderen weinig spraakzaam worden of niet weten hoe zij zich moeten uitdrukken. Maar er zijn ook slecht behandelde kinderen die juist heel rap van tong worden om zich te verdedigen en hun vijandigheid te ventileren; andere kinderen, die het beter hebben getroffen, kiezen hun woorden met zorg en zullen nooit grof zijn. En dan zijn er nog mensen die uit eigen vrije wil afstand doen van de genoegens van het spreken en, om een bepaalde godsdienstige of morele reden, de zwijgplicht aannemen.

Menselijk seksueel gedrag ontwikkelt zich op soortgelijke wijze. Kinderen leren gedrag aannemen dat in hun samenleving wordt aanvaard. Afhankelijk van hun sekse maken zij zich bovendien mannelijke of vrouwelijke kwaliteiten eigen. Als hun ouders tolerant zijn ontwikkelen zij hun erotische vermogens; krijgen zij echter een puriteinse opvoeding dan gaan zij zich schuldig voelen en raakt hun seksuele respons geblokkeerd. Sommige gefrustreerde kinderen daarentegen slaan juist los en gebruiken hun seksualiteit alleen om er hun vijandigheid mee te uiten; anderen, die tevreden zijn, kiezen hun seksuele partners met zorg en tonen hun volop hun genegenheid. En dan zijn er nog mensen die besluiten zonder seksuele genoegens te leven en, om een bepaalde godsdienstige of morele reden, de gelofte van kuisheid afleggen. Maar deze vergelijking hoeft niet te worden beperkt tot het persoonlijke niveau, dat wil zeggen tot persoonlijke hebbelijkheden, mislukkingen of successen. Ook algemeen is de menselijke seksualiteit te vergelijken met taal en zijn er gemeenschappelijke conclusies te trekken. Iedere talenkenner weet dat in elke taal andere fundamentele levensbeschouwingen tot uiting worden gebracht. Elke taal geeft zijn eigen beeld van de werkelijkheid en brengt een eigen visie op het leven tot uiting. Kortom, een taal vormt vooraf wat de mensen waarnemen. Volledig los van bepaalde persoonlijke meningen, ontwikkelen grote groepen mensen een gemeenschappelijke kijk op de wereld, een kijk afhankelijk van de ‘moedertaal’.

Voor seksuele ‘moederlevensbeschouwingen’ geldt hetzelfde. Het seksuele gedrag van mannen en vrouwen is niet alleen een kwestie van persoonlijke voorkeuren, maar voor een groot deel ook van de in een samenleving of sociale groep heersende normen. Hoe sterk zij onderling ook verschillen, hun zedelijkheidsgevoel wordt altijd gevormd door de basisopvattingen van een hele cultuur. In hedonistische, tolerante culturen zijn de meeste mensen opgewekt en zinnelijk; in puriteinse en repressieve culturen is men angstig en geremd. In het eerste geval wordt seksualiteit verheerlijkt als een bron van geluk; in het tweede geval wordt seksualiteit weggehouden als een bron van schaamte. Als wij iemands opvattingen dus willen leren kennen, hebben wij met twee afzonderlijke soorten vragen te maken. We vragen niet alleen: ‘Hoe goed past deze man of deze vrouw zich aan de seksuele normen van de maatschappij aan, waarin hij of zij leeft?’, maar ook: ‘Wat is de basis van die normen? Wat denkt deze maatschappij over het uiteindelijke doel, de betekenis, of‘het wezen’ van seksualiteit?’ In de meeste maatschappijen blijkt de betekenis van seksualiteit, net als natuurlijk de betekenis van alles, uit de godsdienst. Dat is tenminste vroeger altijd zo geweest en zelfs in onze moderne, wereldse maatschappijen blijven de seksuele normen vaak aan oude, religieuze dogma’s gekoppeld. Het lijdt bijvoorbeeld geen enkele twijfel dat de seksuele normen van onze eigen maatschappij nog altijd onder invloed staan van ons joods-christelijk erfdeel. Maar uit transcultureel onderzoek is gebleken dat ons erfdeel altijd bijzonder is geweest. De oude Israëlieten beschouwden voortplanting als de zin van seksualiteit en veroordeelden elk seksueel gedrag dat dit doel niet bevorderde. De eerste christenen namen dit bekrompen standpunt over en beperkten het zelfs nog meer, door seksualiteit te behandelen als een noodzakelijk kwaad en de deugden van seksuele onthouding te verheerlijken. Omdat zij de wederkomst van Christus en het einde der tijden nog tijdens hun eigen leven verwachtten, vonden zij seksuele genoegens niet erg belangrijk. In plaats daarvan waren zij ontvankelijk voor de verschillende destijds heersende ascetische levensbeschouwingen en namen zij deze in hun eigen godsdienst op. Omdat Christus niet terugkwam en de wereld bleef zoals hij altijd was geweest, werden zij enigszins toleranter, maar de grondslag van hun geloof veranderde niet: seksualiteit was alleen aanvaardbaar als deze binnen een huwelijk tot zwangerschap kon leiden, maar zelfs dan nog bleef het iets waar men zich eigenlijk voor moest schamen. De christelijke seksuele levensbeschouwing werd door de mensen die deze propageerden natuurlijk absoluut niet als iets willekeurigs of toevalligs gezien. Integendeel, zij zagen het als de objectieve, eeuwige en universele waarheid. Waar zij ook keken zagen zij deze waarheid door feitelijke waarnemingen bevestigd. Bedekten fatsoenlijke mannen en vrouwen hun lichaam niet met kleren en bewees dat niet dat zij een ‘ingeboren gevoel voor kuisheid’ hadden? Vermeden mensen het niet om hun seksuele fantasieën openlijk met elkaar te bespreken, en bewees dat niet dat zij er eigenlijk moeite mee hadden? Hielden ouders de intieme kant van hun huwelijk niet voor hun kinderen verborgen, en bewees dat niet dat er aan seksuele gemeenschap iets verkeerds was? Kortom, liet de natuur zelf niet overal zien dat seksualiteit in wezen onedel en vernederend was? De Noordafrikaanse bisschop en kerkvader Augustinus schreef in zijn boek De civitate Dei (Boek XIV, Hfdst. 18) dan ook zelfverzekerd over ‘de schaamte die alle geslachtsgemeenschap vergezelt’.

‘Geslachtsgemeenschap gaat altijd met lust gepaard en dient daarom te worden verheimelijkt... Een natuurlijk schaamtegevoel maakt dat zelfs in bordelen gelegenheid tot afzondering wordt geboden ... Ontucht wordt zelfs door mannen die geen schaamte kennen schandelijk genoemd, en ook al geven zij zich er gaarne aan over, openlijk durven zij het niet te bedrijven ... Vereist zelfs gemeenschap binnen de huwelijkse staat, hoe achtenswaardig en rechtmatig ook, niet een afzonderlijk vertrek en het buitensluiten van ooggetuigen? Stuurt de bruidegom niet alle aanwezigen weg voordat hij zijn bruid gaat beminnen ... zelfs de verwanten die tot het bruidsvertrek waren toegelaten?... En waarom anders, dan omdat datgene wat van nature passend en juist is, altijd vergezeld gaat van de straf van de schaamte?

In overeenstemming met zijn opvattingen, duidde Augustinus de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen aan met de term obscoenaepartes (obscene delen) en bezag hij alle ‘vleselijke’ lust met nauwverholen afkeer. Bovendien was hij ervan overtuigd dat ieder fatsoenlijk mens waar ook ter wereld er net zo over dacht als hij. In werkelijkheid werden zijn opvattingen zelfs niet in zijn eigen tijd door iedereen gedeeld. In verre delen van het Romeinse rijk waren er nog altijd stammen die hun oude ‘heidense’ gebruiken hadden behouden en met veel genoegen groepssex bedreven en allerlei seksuele vertoningen gaven. Wat Augustinus dus had beweerd over ‘de schaamte die alle geslachtsgemeenschap vergezelt’, was niet de echte werkelijkheid. Dat werd het voor de meeste Europeanen pas veel later, alleen maar door het christelijke geloof. Buiten Europa ontwikkelde men in vele landen hele andere seksuele waarden. Toen christelijke ontdekkingsreizigers zulke samenlevingen tenslotte ontdekten, nadat ze eeuwenlang in isolement hadden geleefd, waren zij zo verbaasd dat zij hun ogen niet konden geloven. Toen kapitein Cook bijvoorbeeld naar Tahiti kwam was hij enorm verrast toen hij merkte dat de bewoners van Tahiti openlijk seksuele gemeenschap met elkaar hadden en ‘in het bijzijn van anderen iedere lust en passie bevredigden’. In zijn Account of a Voyage Around the World (1769) zegt hij er het volgende van:

Een jongeman, bijna een meter tachtig lang, verrichtte de riten van Venus met een meisje van ongeveer elf of twaalf jaar oud, in het bijzijn van enkele van onze mensen en een groot aantal eilandbewoners, zonder ook maar het geringste idee dat dit onfatsoenlijk of ongepast was. Zoals bleek, was het volledig in overeenstemming met de daar geldende gebruiken. Onder de toeschouwers bevonden zich enkele vrouwen van hogere stand die ... het meisje aanwijzingen gaven hoe zij zich van haar taak diende te kwijten, hetgeen zij, ondanks haar jeugdige leeftijd, niet erg van node scheen te hebben.

Maar ondanks zijn ontsteltenis bleef kapitein Cook blijkbaar kalm en probeerde hij niet de vertoning te stoppen. Hij was tenslotte geen zedenpredi- ker maar een nuchtere Engelsman, een doorgewinterde ontdekkingsreiziger en een kind van de eeuw van de Verlichting. Het werd aan de christelijke missionarissen uit later jaren overgelaten om verontwaardigd te zijn en de oude eilandtradities uit te bannen. Het laat zich niet moeilijk raden hoeAugustinus op dit seksuele kijkspel zou hebben gereageerd. Ook kan men aannemen dat hij er zijn mening niet door zou hebben laten veranderen. In plaats van te erkennen dat deze ‘schaamteloze’ eilandbewoners hem hadden laten zien dat hij zich had vergist, zou hij hen allemaal als satansknechten hebben veroordeeld.

Wat er zou gebeuren als die Tahitiaanse jongen en dat meisje hun optreden nu bij ons zouden herhalen, weten we maar al te goed. In de meeste Europese landen zou de man die met een elf jaar oud meisje een ‘live sex-show’ opvoert, de gevangenis ingaan. Of erger nog, hij zou als een ‘kinderverkrachter’ tot seksueel psychopaat kunnen worden verklaard om daarna aan een psychiatrische behandeling te worden onderworpen.

Uit dit voorbeeld blijkt dat onze fatsoensnormen van nu sterk verschillen van die van Tahiti, toen dit eiland nog geen kolonie was. Daar werden mensen die hier als crimineel of krankzinnig worden beschouwd, als waardevolle leden van de gemeenschap gewaardeerd. Wat wij nu ‘het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarigen’ zouden noemen, werd door de bewoners van Tahiti als seksuele praktijkervaring gestimuleerd. Wat wij zondig vinden had voor hen vaak een religieuze betekenis. Zij onderhielden zelfs een speciale orde van priesters (het Arioi-genootschap) die werden opgeleid om in het openbaar seksuele voorstellingen te geven. De Tahitianen hielden er dus een seksuele levensbeschouwing op na die bijna lijnrecht tegenover de onze staat.

Moeten wij hieruit maar meteen opmaken dat zij ‘decadent’, ‘gedegenereerd’, ‘ontaard’, ‘beestachtig’, ‘ziek’, of ‘geperverteerd’ waren? Nee, natuurlijk! Hen zo te betitelen zou er volledig naast zijn, want iedereen die er kwam noemde de Tahitianen het gelukkigste, gezondste, aardigste, vriendelijkste en vrijgevigste volk ter wereld. Pas nadat zij in contact waren gekomen met de westerse christenen begon daar verandering in te komen, maar zelfs nu nog hebben zij veel van hun zorgeloze denkwijze behouden.

Moeten wij dan tot de tegengestelde conclusie komen, namelijk dat onze eigen normen verkeerd zijn en moeten wij de seksuele gewoonten van het oude Tahiti proberen over te nemen? Dat hoeft nu ook weer niet. In de eerste plaats blijkt, als we even doordenken, een plotselinge radicale verandering van die aard niet mogelijk. In de tweede plaats, ook al was het wél mogelijk, dan nog zouden er waarschijnlijk meer sociale en seksuele problemen door ontstaan dan er door worden opgelost. Net zomin als de Tahitianen werden geholpen door het van buitenaf opleggen van een vreemde moraal, zouden wij reden hebben om blij te zijn met het blind aanvaarden van waarden die ons vreemd zijn. In iedere maatschappij liggen de seksuele normen verankerd in een groot netwerk van andere normen, wetten en tradities, die stuk voor stuk in de loop der jaren ontwikkeld zijn om elkaar te versterken en een massa sociale doeleinden te dienen. Veranderingen in seksueel gedrag brengen ook op andere gebieden veranderingen teweeg. Hieruit volgt dat met geen enkele seksuele revolutie veel kan worden bereikt als daarin geen rekening wordt gehouden met bepaalde historische omstandigheden en de complexiteit van culturele tradities wordt genegeerd.

Dit is ook exact waar het bij de overhaaste kerstening van de eilandbewoners in de Stille Zuidzee aan heeft ontbroken. Een seksuele moraal die bij hen goed had gefunctioneerd werd plotseling vervangen door een moraal die de opvoeding van hun kinderen in de war stuurde, de traditionele patronen van kennismakingsperiode en huwelijk verstoorde, en de instelling van het gezin, zoals zij dat kenden, ondermijnde. Maar het ergst van alles was dat niet één van de veranderingen een duidelijk voordeel bood. De nieuwe moraal bracht in het begin grote delen van de bevolking volledig in verwarring. De hele sociale structuur werd er door aan het wankelen gebracht en er volgde een periode van grote onzekerheid.

Wij zouden natuurlijk nog wel door kunnen gaan met het vergelijken van zedelijke beginselen, in de diepte zowel als in de breedte, maar één fundamenteel inzicht zal toch al wel duidelijk geworden zijn: seksuele normen zijn in geen enkel opzicht universeel of blijvend. Integendeel, bij vergelijking van verschillende culturen blijken zij tamelijk grillig en wisselvallig. In de maatschappij waarin zij bestaan worden zij voor objectief en goed aangezien, maar buitenstaanders komen zij misschien als belachelijk en slecht voor. Al met al komt het er, voor wat seksualiteit betreft op neer, dat wat mensen ‘natuur’ noemen meestal niet meer is dan conventie. Verstandige mensen hebben dit altijd begrepen en er ook naar gehandeld. Wij hebben bijvoorbeeld gezien dat kapitein Cook op Tahiti rustig naar een seksuele voorstelling bleef kijken die in zijn vaderland zeker een rel en misschien een lynchpartij tot gevolg zou hebben gehad. Als verlicht ontdekkingsreiziger hield hij zich gewoon aan het goede gezegde ‘When in Rome, do as the Romans do’‘Als je in Rome bent, gedraag je dan als de Romeinen’, ofwel, ‘respecteer de gebruiken van de plaats waar je verblijft en kwets je gastheer niet!’ Een jonge, mooie Tahitiaan die Cook later naar Engeland meenam, hield zich op zijn beurt ook aan die regel. Deze ‘bon sauvage’, deze ‘natuurmens’, hij heette Omai, gedroeg zich met veel uiterlijke waardigheid, bewoog zich met groot succes in de hoogste maatschappelijke kringen en stond bij de vrouwen hoog in aanzien. Over zijn seksuele gedrag is verder niets bekend, maar wel weten we dat hij op geen enkele manier aanstoot gaf, hoewel dat misschien voor een deel moet worden toegeschreven aan de tolerante houding van zijn adellijke Engelse bewonderaars.

Een belangrijke reden voor het wederzijds respect tussen ‘heiden’ en christen was in dit geval eenvoudig het moment van hun ontmoeting. In het 18e eeuwse Engeland was men niet meer zo preuts als onder Puriteinse heerschappij. (In de Victoriaanse 19e eeuw lag dat weer anders). De Europeanen waren in godsdienstig en seksueel opzicht wat toleranter geworden sinds zij de oude klassieken en verschillende niet-kerkelijke moderne filosofieën waren gaan bestuderen en in contact waren gekomen met culturen in andere werelddelen. Door het lezen van reisverslagen als die van kapitein Cook en het ontmoeten van mensen als Omai gingen velen hun traditionele fatsoensnormen met andere ogen bezien en kregen een wat progressievere instelling. In Frankrijk publiceerde kapitein Bougainville zijn eigen verslag van een reis naar de eilanden in de Stille Zuidzee en Diderot, de encyclopedist, juichte de Polynesische seksuele moraal toe in zijn Supplément au Voyage de Bougainville (1796). In sommige westerse landen werden zo de oude, rigide seksuele opvattingen langzamerhand wat milder. Van fatsoensnormen die altijd als absoluut waren beschouwd, werd nu de betrekkelijkheid ingezien en mensen gingen vraagtekens zetten achter hun traditionele levenswijze. Steeds meer mensen gingen ertoe over hun eigen beslissingen te nemen en zelf uit te maken hoe zij gelukkig konden worden. Inmenging van de kerk en voorschriften van de overheid werden niet langer geaccepteerd, men eiste stopzetting van de bemoeienis van buitenaf met de moraal. Persoonlijke vrijheid werd voor steeds meer mensen een ideaal en tenslotte leidde dit, in de Franse en Amerikaanse revolutie, tot politieke en sociale hervormingen.

Dit betekende niet dat de westerse preutsheid dood was. Bij de lagere standen en de bourgeoisie bloeide die nog volop en, zoals we al kort gezegd hebben, in de volgende eeuw werd veel van de oude preutsheid herwonnen. Maar bij de beter ontwikkelden bleef toch tenminste het besef van ongeremde niet-westerse seksuele gebruiken leven en dus van een bepaalde proseksuele westerse traditie. Want Augustinus had nooit namens al zijn medechristenen gesproken. Achter de officiële fatsoens- fa^ade had altijd een oudere, van nature Europese sensualiteit geleefd. Met de komst van de christelijke ascese was deze sensualiteit in diskrediet geraakt, ontkend en weggemoffeld, maar bij volksfeesten in de middeleeuwen, in de kunst en literatuur van de renaissance, in de pracht en praal van de barok, in de plattelandsgebruiken en stadse manieren, in de gewone folklore en het vertoon van de adel, in toneel, dans en muziek, had die sensualiteit toch herhaaldelijk de kop opgestoken.

In werkelijkheid was het seksuele gedrag van westerlingen nooit zo vreugeloos en gedisciplineerd geweest als hun officiële kerkelijke dogma’s en wereldse wetten deden vermoeden. Met name boeren en feodale landheren hadden voor een groot deel volgens hun eigen, veel minder strenge seksuele normen geleefd. Het was meestal de geestelijkheid, en in later tijd de bourgeoisie, die op matigheid en soberheid aandrong.

Maar na de geslaagde industrialisering van de westerse wereld werd zelfs de vroeger zo kleingeestige bourgeoisie in seksuele zaken toleranter. Naarmate men het in materieel opzicht beter ging hebben, ging men beseffen dat de politieke en economische vrijheid die men zich had verworven zonder seksuele vrijheid niet compleet was. In deze eeuw hebben wij dus een groeiende seksuele bevrijding gezien. Er naar kijkend hoe het er in niet-westerse culturen aan toegaat en naar westerse tradities bij voorstanders van vrijheid, streven op dit moment vele geleerden, moralisten en gewone burgers naar een nieuwe, menselijker wereld, zonder seksuele onderdrukking.

Nu al meer dan een eeuw heeft dit werk voor een belangrijk deel bestaan uit het wetenschappelijk onderzoek van menselijk seksueel gedrag en de maatschappelijke consequenties daarvan. Seksuo- logisch onderzoek is er per definitie op gericht om seksuele problemen rationeel te benaderen en bestrijdt dus seksuele vooroordelen, onwetendheid en angst. In diezelfde zin wordt op de nu volgende bladzijden geprobeerd te beschrijven hoe de huidige stand van zaken is op diverse terreinen van onderzoek. Het is natuurlijk niet werkelijk mogelijk om, binnen het kader van dit boek, alle maatschappelijke situaties te behandelen die met seksualiteit te maken hebben, maar aan de hand van enkele historische beschouwingen en door hier en daar verschillende culturen met elkaar te vergelijken, kan men tenminste een indruk krijgen van hun enorme complexiteit.

In het laatste deel van dit boek komen daarom aan de orde: de moderne strijd om gelijkberechtiging voor man en vrouw, het probleem van seksuele deviatie, recente veranderingen in huwelijks- en gezinspatronen, het lot van de seksueel onderdrukten, en de invloed van de huidige zogenaamde seksuele revolutie.

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [II - Seksueel gedrag] [III - Seks. en maatsch.] [De sociale rol] [Aangepast - afwijkend] [Huwelijk en gezin] [De onderdrukten] [De 'seksuele revolutie'] [Seksueel slang] [Instanties en groepen] [Literatuurlijst]