Woordenlijst van seksueel slang

Woordenlijst van seksueel slang

Lichaamsdelen

Vrouw

Vulva, schede, vagina, kut, enzovoort Het vrouwelijk geslachtsorgaan is blijkens het grote aantal synoniemen een populair lichaamsonder- deel. Het aantal platte of bargoense uitdrukkingen is schier eindeloos. Sommige benamingen zijn grof of grof bedoeld. Andere zijn eerder liefkozend of hebben een geile lading. De keuze van de term hangt mede af van de mate van seksuele geremdheid. Het woord kut wordt in platte taal het meest gebruikt en bestaat al vele eeuwen. In ± 1570 komt het voor in een hekelschrift: Die Cutt kussen. Op het ogenblik heeft dit woord een zekere positieve lading. Het is in de laatste twintig jaren geëvolueerd van een schuttingwoord tot een gebruiks- woord. De seksuele bewegingen zoals o.a. de NVSH en het COC zijn daar zeker debet aan. Kut duidt het uitwendig geslachtsorgaan aan, maar kan ook gebruikt worden voor het meer inwendige deel. Voorbeelden: Ik heb een ontsteking in mijn kut. Ik zou haar kutje wel eens willen zien.

Het woord vagina is de oorspronkelijke medische term voor het inwendige buisvormige deel van het vrouwelijke geslachtsorgaan, ook wel de schede genoemd. Het moet eigenlijk als vagi’na worden uitgesproken, maar de meeste mensen zeggen va’gina.

De termvulva slaat op het uitwendig zichtbare deel van het geslachtsstelsel. Buiten medische kringen wordt het nauwelijks gebruikt.

Synoniemen:

Bef, beurs, brief brodde (van brodden: lappen verstellen), liefdesgrot, poesje, muis, flamoes, meut, trut, spleet, scheur, kloof, gootje, snee, naaidoos, doos, schaamte, zoute dot, dot, hompel, kadetje, gleuf inkomen, intimiteit, intieme plekje, spaarpotje, likeurkelder, roosje. Er zijn ook een aantal benamingen bekend die verwijzen naar plaatsen, zoals: Middelburg, stootwijk, buiksloot, buiksloterham- metje.

Ook vruchtennamen worden gebruikt: pruim en framboos, vijg. Of namen van schelpdieren: mossel, oester, schelp.

Onderdelen van het vrouwelijke geslachtsorgaan hebben hun eigen platte synoniemen.

Voor het schaamhaar bijv. kuthaar en liefdesbos. Voor de clitoris kietelaar, kittelaar, dief (Vlaams), knobbeltje, pretplekjeen genotsknopje.

Voor schaamlippen: lappen, lellen en voorhang, hot- tentottenschortje, voering en vleugels.

Ook de borsten van een vrouw mogen taalkundig op een levendige belangstelling rekenen. Boezem is de nette benaming, mammae, de latijnse term. Platte synoniemen zijn:Jetsers, prammen, rammen, lekkers, lellen, memmen, tieten, balkon, voorkomen, snoeptafel, uiers, komsa (van het Franse comme 9a: een vrouw met zo’n komsa), Wilhelmina Vooruit, en al naar gelang de omvang: duivetil of duiveplat en twee-erwten-op-een-plank.

De tepels worden veelal aangeduid als knoppen of rozeknopjes.

Man en vrouw

De onderkant van de rug, beter bekend als de billen of de bilpartij, zitwerk, achterwerk, kont of reet, wordt ook wel aangeduid met: toges, krent, keuken, aars, duiveplat of gewoon billen.

De woorden aars en reet kunnen ook de anus bedoelen. Voor deze lichaamsopening zijn de platte woorden poeperd, poepgat of schijtgat het meest bekend.

Man

Penis en pik zijn naast lul de meest gebruikte benamingen voor het mannelijke geslachtsorgaan. Pik- kie en piemel, mannelijkheid en jonge heer worden ook veel gebruikt. Door de eeuwen heen zijn er vele tientallen woorden in zwang geweest voor het mannelijke lid. De meeste zijn weer uit de omgangstaal verdwenen. Vaak worden er woorden gebruikt die eigenlijk niet tot het dagelijks taalgebruik behoren, maar die in hun context zo duidelijk de penis bedoelen, dat degene die de variant gebruikt niet behoeft uit te leggen wat er bedoeld wordt. Een voorbeeld daarvan is: schuiftrompet of mijn lub- bertje. Onze voorouders hadden soms prachtige benamingen, zoals vedel (een soort strijkinstrument) (1624), kapittelstok (1665), hanneken-uit (1647), driakelbus (1510), deurik (1639) of fernotte (tot ± 1890). Ook de moderne taal kent mooie uitdrukkingen: stratenmakersstoeltje (voor een groot exemplaar) en lummelbout.

Sommige mannen hebben de gewoonte om hun penis een eigennaam te geven: Gerrit, Joost, Frede- rik, Bello, Flip, Jochem Wippers, Van Wippesteyn, Lubbert Kaalkop, of te verwijzen naar een familielid: Even mijn broer een handje geven (aankondiging van toiletbezoek). Of Even junior uitlaten (idem).

Synoniemen:

Knots, knoeperd, knuppel, piep, piel, pook, lans, leuter, loeres, paal, zwager, lid, liefdesknots, lijs, potlood, melis, broekneus, pieleman, wijwaterkwast, wortel, knol, snikkel, tampeloeres, tamp, derde been, deugddoener, bimbom (Vlaams), fluit, brandspuit, broer, vink, curacao-enaar (voor een groot geschapen lid).

Het geheel van het mannelijk geslachtsorgaan, de penis plus de balzak wordt ook klok en klepel, klokkenspel, klok-en-hamerspel, doedelzaken zaakje genoemd.

De medische term voor de balzak is ‘scrotum’, en voor de inhoud, de teelballen of zaadballen, is deze ‘testikels’. Het meest gebruikte platte woord voor de balzak is klootzak, voor de teelballen het corresponderende kloten (in vroeger tijden een net woord gebruikt voor allerlei bolvormige voorwerpen of organen: de aardkloot voor aardbol, ‘der wijfkens kloten’ voor de eierstokken enz.).

De kop van de penis wordt meestal eikel genoemd. Andere benamingen zijn: kop, hoofd, paarse kop. In de geneeskunde wordt het woord glans gebruikt.

De coïtus

Eén van de woorden die het snelst hun weg hebben gevonden van schuttingtaal naar gebruikstaal is het werkwoord neuken. Toen in het begin van de jaren zeventig de journalist Joop van Tijn als presentator van een voorlichtingsprogramma over seksualiteit het woord neuken bleek te prefereren boven een term als geslachtsgemeenschap ging er nog een schok door de natie. Zijn woordgebruik werd onderwerp van heel wat ingezonden brieven en commentaren. Op het ogenblik is het een min of meer geaccepteerd woord.

Neuken duidt de gehele geslachtelijke handeling aan, en voorwaarde is dat de penis in de vagina of het rectum (endeldarm) gebracht is. Het woord neuken kan daarom ook slaan op de seksuele handeling tussen mannen: ‘Hij gaat het liefst met vrouwen naar bed, maar hij heeft ook wel eens met een man geneukt.’

De zogenaamde nette benamingen voor de geslachtsdaad worden steeds minder gebruikt: cohabiteren, coïteren, copuleren, geslachtelijke omgang hebben, het doen, zich in den vleze verstaan, zich tot een vrouw bekennen, vleselijke gemeenschap hebben, de geslachtsdaad verrichten, copuleren.

In de loop der tijden zijn er heel wat uitdrukkingen een tijdlang populair geweest en later weer verdwenen: De wolvendans maken (1656), Volte spelen (een schermuitdrukking uit de 18de eeuw), In Venus' polders schieten (1697), Minnesnoepen (1642) en Knikkebillen (17de eeuw).

Ook onze tijd kent heel wat termen en uitdrukkingen: naaien, mutsen, wippen, paren, bibberen, bobberen, naar bed gaan, het-beest-met-twee-ruggen spelen, de liefde bekennen, beklimmen, bekruipen, bestijgen, berijden, beslapen, bijslapen, bespringen, een beurt geven, bonken, bonzen, kransje breien, 't breiwerk beginnen, buikstuiteren, dekken, van piep- janknor gaan, Piet-in-’t-hok spelen, pommeransen, huttemannen, potlooien, soppen, van bil gaan, uit de broek gaan, op-zijn-elfde-vinger staan, een punt zetten, op de dot gaan, op de zoute dot gaan, op de lat schuiven, vegen, een veeg geven, een dingetje doen, een wipje maken, donderjagen, lullen, emmeren, kutkammen, dreutelen, fikken, vogelen, tokkelen, flensen, fleppen, fokken, rampetampen, van hupse- kadee doen, ketsen, op haar kruipen, kezen, krikken, palen, kieren, wielen, fietsen, jenzen, kofferen, in de koffer duiken, het boek der schepping lezen, op de kruk gaan, op de schroef gaan, schroeven, pandoeren, pruimen op sap zetten, rammen en rotzooien.

Al deze termen hebben betrekking op het neuken als zodanig. Voor afwijkende seksuele handelingen zijn er aparte uitdrukkingen. Voor het vrijen zonder penis-vagina contact: droogneuken, vozen, opvrijen, opwarmen, opwinden, prikkelen, ophitsen, opjutten, opzadelen.

Voor het neuken ‘op zijn hondjes’ (de vrouw ligt op knieën en handen en de man staat achter haar): een achterommetje maken, onder de brug door, een on- derdoortje.

Voor het penis-mondcontact zijn zuigen, Franse massage en pijpen de meest gebruikte woorden. Voor het likken aan de vulva (cunnilingus): bejjen, minetten, likken, kutlikken.

Voor het neuken in de anus: keuken witten, een klisma geven, aars mutsen, stront stampen, poep- stampen, van achteren neuken.

Voor het combineren van fellatio en cunnilingus: op de Franse toer gaan, negenenzestigen, soixante- neuf doen.

Voor een mannelijk triootje (de mannen liggen zo dat ze eikaars penis in de mond kunnen nemen): standje Hollenkamp (naar een reclame-embleem waarop drie mannen een driehoek vormen.)

Platte uitdrukkingen voor het klaarkomen (orgasme beleven) van de man zijn: geilschieten, lozen, aan je gerief komen, spuiten, van de kruk afgaan. Tegenwoordig wordt waarschijnlijk o.i.v. Angelsaksische literatuur, het woord klaarkomen soms verkort tot ‘komen’ (to ‘come’). De medische term is ejaculatie.

Het klaarkomen van een vrouw kent niet veel aparte woorden: climax, hoogtepunt, komen.

Voor het masturberen door een vrouw zijn er eveneens slechts weinig synoniemen: vingeren, met haar kutje spelen, met zichzelf spelen.

Voor het masturberen door een man is de woordkeus weer aanzienlijk uitgebreider: afrukken, afsjorren, aftrekken, zelfbevlekking plegen, besmetten, kale boeren maken, eigen hulp, met de handkar, handewerkersvriendenkring, geil pompen, de roede poetsen. De woorden onanie en onaneren voor masturbatie resp. masturberen lijken in onbruik te raken. Zij komen in de moderne seksuele literatuur niet of nauwelijks meer voor.

Een voorbehoedmiddel dat op verschillende manieren benoemd wordt is het condoom, ook wel: kapotje, ballonnetje, jas, regenjas, wollen sok, jas zonder mouwen, overjas, rubbertje, preservatiefje. Neuken met een condoom wordt wel je-voeten- wassen-met-sokken-aan' genoemd.

Het mannelijke ejaculaat, het zaad, wordt ook genoemd: geil, fut, kwakkie, likeur, buiksmeer, neuk- sel, sop, stijfsel. Spermavlekken worden vaak sport- vlekken genoemd.

Dat een vrouw ongesteld is kan op de volgende manieren worden gezegd: Eén mei vieren, de rooie vlag uithangen, opoe is op bezoek, ik heb opoe over, feest hebben, van de leg af zijn, de rooie loop hebben, onwel zijn, niet goed zijn, de dagen hebben, door de rooie zee gaan, bloeden, de regels hebben, de vuile week hebben. Neuken met een vrouw die ongesteld is, wordt wel 'over de rooie zee’gaan genoemd. De medische term is menstrueren.

Andere uitdrukkingen voor wellustig zijn, of geil zijn, zoals meestal wordt gezegd, zijn: botertje zijn, zo geil als boter zijn, bronstig zijn, bremstig zijn, broeds, manziek zijn, zo geil als een bos uien zijn, heet zijn, gallisch zijn, heet van zinnen zijn, jeuk hebben, d'r jeuk aan hebben, hitsig zijn, bloedgeil zijn.

Zwangerschap

Zeggen dat een vrouw zwanger of in verwachting is, kan onder meer op de volgende manieren: een blindganger hebben, met jong gestopt zijn, met kip zitten, een buik met benen hebben. Minder platte uitdrukkingen zijn dragen, drachtig zijn, in gezegende omstandigheden verkeren, iets in de molen hebben.

Geslachtsziekten

De woorden gonorrhoe en syfilis hebben elk hun eigen platte varianten. Vaak hebben deze woorden niet de bedoeling om een specifieke ziekte aan te duiden, maar slaan ze simpel op het hebben van een ziekte die door geslachtsverkeer is opgelopen. Een voorbeeld daarvan is de uitdrukking: hij heeft dokter Beffie of hij heeft wat opgelopen. Het bekendste woord voor gonorrhoe is:druiper. Andere mogelijkheden zijn: tikkeren druppelaar.

In plaats van syfilis zegt men ook wel: sjanker, sief, Spaanse kraag, Spaanse pokken, Spaanse wesp.

Van de uitdrukkingen is niet bekend op welke ziekte ze doelen: flipper, tikker aan je reet, een klokkie aan zijn kont.

Met de woorden lullensmid of kranensmid wordt minder beleefd de specialist voor geslachtsziekten (de veneroloog of een dermatoloog) bedoeld. Schaamluizen worden meestal platjes genoemd en een overmatige afscheiding uit de vagina: witte vloed.

Seksueel gedrag

Wat onbekend en vreemd is moet een naam hebben. Daarmee wordt het onbekende bekend en minder angstaanjagend. Door de man op de hoek, van wie vermoed wordt dat hij zijn mannelijke bezoekers mee naar bed troont een flikker te noemen, bezweer je de onbekende liefdeshandelingen die hij verricht. Hij is geduid, geëtiketteerd. Zijn gedrag mag dan vreemd blijven, maar het is niet langer onbekend. Zijn vreemdheid is een onderdeel van zijn identiteit geworden, het hoort bij hem. Dat zit opgesloten in het woord waarmee hij wordt aangeduid. Met dat woord kun je uit de voeten. Met anderen kan je over hem praten en zijn gedrag veroordelen. Je weet nu ook waarom hij zo doet, waarom hij zo is. Hij is immers een flikker. Door hem te noemen zoals alle anderen hem noemen, sluit je je tegelijkertijd bij een groep aan. De groep namelijk die niet zo is. Door de man een flikker of een poepstamper te noemen geef je eigenlijk te kennen dat hij dingen doet die jij niet doet. Tegelijk laat je dan met dat ene woordje ook blijken dat je dat vreemde veroordeelt. Woorden krijgen op die manier een bezwerende lading.

Heteroseksualiteit

Voor de meest voorkomende seksuele voorkeur, de heteroseksualiteit, zijn maar uiterst weinig uitdrukkingen. Normaal zijn is de gangbare term, minder vaak wordt hetero-zijn gebruikt. In de homoseksuele wereld wordt de aanduiding uil gebruikt voor een hetero-man of -vrouw. Het verhaal gaat dat in de tijd dat homobars een verborgen leven leidden een Amsterdams café een opgezette uil zou hebben gehad, waarvan de ogen konden oplichten om de stamgasten te waarschuwen dat er een hetero in de zaak was. Op dat signaal konden de vaste jongens hun gedrag aanpassen zodat de meestal ongewenste bezoeker niet zou merken dat hij in homo gezelschap verkeerde.

Homoseksualiteit

Man

De meeste aanduidingen voor een homoseksuele man hebben het karakter van een scheldwoord. Eén van die woorden heeft echter de laatste jaren een positievere lading gekregen en dat is het woord flikker. De homofiele emancipatiebeweging is tot de conclusie gekomen dat homoseksualiteit iets is waar je je niet voor hoeft te schamen en heeft het woord flikker als eretitel geaccepteerd.

Er zijn heel wat benamingen voor homo’s: achterlader, bruinwerker, bruinjoeker, bruinjonker, poot, ruigpoot, zanglijster, bakkenloper, Marie, mie, miet, mietje, nicht, handjeklap, reetkever, tule, tante, Fre- derik Fluweel, sodemieter, Utrechtenaar, strontneu- ker, poepneuker, rugartiest, een-meid-met-een- handvat, reetroeier, holmaat, Griek, rugracer, rug- gewerker. Ook kan men zeggen dat iemand van de verkeerde kant, van 'dattum’, van het handje, van achter de Dom of van de klets-klets is.

Vrouw

Een homoseksuele vrouw wordt meestal lesbienne genoemd. Andere woorden zijn: pot, lollepot, schuifster, trein. Een lesbisch paartje wordt ook wel een peper-en-zout-stelletje genoemd.

Biseksualiteit

Iemand die zowel met mannen als met vrouwen naar bed gaat wordt vaak verweten dat hij of zij van twee walletjes snoept. Het wisselende karakter is terug te vinden in de woorden: grammofoonplaatje of elpeetje.

Urolagnie

Mensen die urine in hun seksuele spel betrekken worden pisvrijers of zeikridders genoemd.

Coprofagie

Coprofagie is een zeldzame seksuele variant waarbij het eten van, of het besmeerd worden met uitwerpselen een opwindend effect heeft. Iemand die daar van houdt, wordt dan ook een strontvreter of een strontriddergenoemd.

Telefoonmasturbant

Hijger is het woord dat gebruikt wordt voor een man die seksueel genoegen beleeft aan het anoniem opbellen van vrouwen om met hen een erotisch getint, doch meestal obsceen gesprek te voeren.

Exhibitionisme

Voor de man die dwangmatig zijn geslachtsorganen, of alleen de penis, laat zien in sociaal totaal ongeschikte situaties wordt het woord potloodven- ter het meest gebruikt.

Pedofilie

Pedofielen, mensen die seksueel gericht zijn op kinderen, worden kinderlokker genoemd. Volgens henzelf zou dit woord te veel aangeven dat ze uitsluitend seksueel geïnteresseerd zijn in kinderen. Voor hen staat de relatie met het kind voorop en niet de seksualiteit. Het kind is voor een pedofiel geen object, dat met smoesjes en snoepjes het bed in gelokt moet worden. De relatie is veel meer sensueel dan seksueel in hun ogen.

Geurfetisjisme

Er bestaat een woord voor iemand die het prikkelend vindt om aan de zadels van damesfietsen te ruiken: een snifter.

Van de 6 voorgaande gedragspatronen zijn alleen mannelijke synoniemen bekend. Bij vrouwen komen ze ‘spontaan’ niet voor.

Prostitutie

De prostitutie kent vele namen. Het is een in de hele wereld bekend bedrijf en draagt niet voor niets de titel het oudste beroep. Vandaar dat het aantal synoniemen en uitdrukkingen waarschijnlijk in de honderden loopt. Elk Onderdeeltje is benoemd en elke deelnemer heeft zijn of haar eigen namen.

Voor de prostituee is hoerde bekendste benaming'. Andere zijn: temeie, publieke vrouw, meisje van plezier, meisje van de vlakte, tippelaarster, snol, kladder, klapbes (oudere prostituee), straatmadelief, Turkse tafelschel, lichtekooi, schuiftrompet, slet, todde, kalletje, gondel, pisbak, emmer, bordeelbezem.

Er zijn verschillende soorten prostituées. Hofpop was vroeger de naam voor een hoer die haar klanten uit hofkringen haalde. Een call-girlis een vrouw die telefonisch haar relaties legt. Een heroïne-hoer is een meisje dat zich prostitueert om haar dagelijkse portie heroïne te kunnen betalen.

Op straat klanten werven heet tippelen of op de baan lopen, op de vlakte zijn. In het leven zitten betekent dat iemand in het vak zit. Een madam of hoerenmadam is een bordeelhoudster. Een pooier, een bikker, een bontebikker, huisbaas of blitser is een souteneur oftewel de man die er één of meerdere vrouwen op nahoudt die voor hem pezen.

Een peeskamertje is de kamer waarin een prosti- tuée haar werk doet.

Voor bordeel worden ook de woorden hoerenkast, hoerenwinkel, hoerenkot en knip gebruikt. Versluierende woorden die in advertenties gebruikt worden om duidelijk te maken dat er in een bepaalde gelegenheid gebruik gemaakt kan worden van een prostituée zijn: relaxen, verwennen, Franse massage (afzuigen), massage (neuken).

Iemand die frequent naar de hoeren gaat is een hoerenloper, hoerenjager oí bordeelbrok.

Jongens die voor geld met mannen naar bed gaan heten: schandknaap, bisnisjongen of als ze wat ouder zijn, broodpoot.

Jonge mannen die zich laten betalen door vrouwen worden gigolo genoemd.

Als er van een vrouw gezegd wordt dat ze een verleden heeft, wil dat zeggen dat ze vroeger prostituée is geweest.

Geraadpleegde boeken

Bargoens woordenboek - drs. Enno Endt, uitgegeven door Thomas Rap

Erotisch woordenboek - dr. Hans Heestermans (red.), uitgegeven door Het Spectrum Etymologisch woordenboek der Nederlandse Taal

-     Franck/Van Wijk - uitgegeven door Martinus Nijhoff

Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse

Taal - uitgever Martinus Nijhoff

Nieuwe Grammatica van de sex - Peter van Eeten

-    Alpha Boek

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [II - Seksueel gedrag] [III - Seks. en maatsch.] [De sociale rol] [Aangepast - afwijkend] [Huwelijk en gezin] [De onderdrukten] [De 'seksuele revolutie'] [Seksueel slang] [Instanties en groepen] [Literatuurlijst]