Woord vooraf van de bewerkers

Woord vooraf van de bewerkers

De Sexatlas van Haeberle is geen boek over de menselijke seksualiteit in engere zin. Wat het waard heeft gemaakt om het in een Nederlandse vertaling en bewerking te laten verschijnen is, dat het een van de eerste boeken is met een sociologische opzet die ook door niet-sociologen, dus door iedereen, begrepen kan worden. Haeberle is een zeer veelzijdig mens, een seksuologisch socioloog in de eerste plaats, maar daarnaast een kunstenaar, en vooral een docent.

Dat hij een goed docent is blijkt uit het feit dat zijn boek zeer systematisch is ingedeeld. Zelf zegt hij de hoofdstukken zo geschreven te hebben dat ze afzonderlijk gelezen kunnen worden. Het is immers niet mogelijk om dit boek in één ruk uit te lezen. Wie geïnteresseerd is in een bepaald onderwerp kan het betreffende hoofdstuk opslaan en krijgt dan toch een samenhangend en begrijpelijk geheel te lezen.

Het is een boek dat onder meer als familieboek bedoeld is - als het in huis is kan men er korter of langer in lezen, over wát men wil en als men wil. Door deze aparte opzet - en door de inhoud - verschilt de Sexatlas van vrijwel alles wat tot nu toe op dit gebied is verschenen. Het is wel rijk geïllustreerd, maar niet alleen met foto’s van seksuele handelingen, van de bekende ‘standjes’. De seksuele techniek wordt wel degelijk besproken, maar is maar een kort, klein onderdeel - naar de waarde die zij in het grote geheel verdient. De enorme hoeveelheid seksuologische kennis van dit moment wordt systematisch beschreven, waarbij de geschiedenis en de verschillen op basis van cultuur en tijd worden besproken als daar reden toe is. De Sexatlas heeft daardoor een blijvende waarde, het is mede een cultuurhistorisch boek.

Van essentieel belang is dat de tekst tot de dag van vandaag bij is. Het is een vooruitstrevend, modern werk. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat de Amerikaanse seksuologie verder is dan de Nederlandse. In Nederland is de psychoanalystische zienswijze na de tweede wereldoorlog aanvankelijk een steeds grotere plaats gaan innemen, niet alleen in de universitaire medische centra, maar ook in de bellettrie en de populaire lectuur. Dit heeft ertoe geleid dat velen zijn gaan menen dat de Freudiaanse theorieën een wetenschappelijk karakter hadden. Dit is onjuist, en dit inzicht breekt meer en meer door. Er is wel een psychoanalystische theorie, maar geen wetenschap. Veel van de leerstellingen worden door de voortgang in kennis omtrent de functie en bouw van het zenuwstelsel, en door modern gedragsonderzoek en erfelijkheidsleer, sterk betwijfeld of geheel verworpen. Met name de visie op de menselijke seksualiteit en de gedragingen wordt steeds meer aan moderne gegevens en opvattingen aangepast. In de Sexatlas komt dit tot uitdrukking door een grote objectivering van psychiatrische zienswijzen. De oude ‘diepte-psycholo- gische’ onderwerpen als Oedipus-complex, penisnijd, castratie-angst, gefixeerd blijven of terugvallen op vroeg kinderlijke belevingsvormen e.d., worden dan ook nauwelijks meer genoemd.

Veel praktischer is de aanpak die berust op de gegevens van de moderne psychologie en gedragsleer. Hiermee vervalt ook het uitspreken van waardeoordelen. Haeberle heeft zoveel mogelijk getracht om zijn uiteenzettingen vrij van waardeoordelen te houden. Zijn wetenschap en feitenmateriaal zijn waardenvrij. Wanneer een lezer eigen waardeoordelen wil invullen kan hij zijn gang gaan, maar de gegevens die aangereikt worden zijn zo objectief mogelijk. Vooral in de teksten en hoofdstukken waarin de sociologische aspecten sterker doorkomen, is dit duidelijk.

Tot voor kort had de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking nog het idee dat het huwelijk het hoogste doel was dat met betrekking tot seksualiteit kon worden nagestreefd. Alleen binnen dit huwelijk was seksueel verkeer toegestaan, en het liefst moest over geboortenregeling maar niet gedacht worden. Voorechtelijke sex, masturberen, en vormen van seksuele bevrediging anders dan door de ‘normale’ coïtus werden onaanvaardbaar geacht. Alle uitingen van sex die niet heteroseksueel of binnenhuwelijks waren (ontrouw, homofilie, bestialiteit), relaties met naaste familie (incest) en kinderen (pedofilie) werden sterk afgekeurd en onderdrukt. In de ‘diepte-psychologie’ of leer van de psychoanalyse werden deze zaken vanuit een minder rigide standpunt bekeken. Er werd een verklaring voor gezocht en er was tolerantie. De afkeer van de confessioneel gebonden mensen tegen deze leer berustte niet zo zeer op het feit dat deze gedragingen getolereerd werden en dat men er een verklaring voor zocht, dan wel op het feit dat er een afwijking in plaats van een ‘zonde’ in werd gezien. Maar objectief psychologisch onderzoek heeft geleerd dat het leven sterker is dan de leer, dat alle genoemde zonden of afwijkingen nu eenmaal voorkomen, meestal uitingen zijn van de normale menselijke seksualiteit en zonder waardeoordeel besproken kunnen worden in hun betekenis voor mens en maatschappij.

De in het midden van de jaren ’60 in Nederland gesignaleerde ‘seksuele revolutie’, die onder meer inhield dat de belemmeringen voor vrije verkrijgbaarheid van voorbehoedmiddelen werden opgeheven, dat de mogelijkheden tot echtscheiding werden vergroot, en dat men voorechtelijk geslachtsverkeer ging accepteren, is nu niet meer weg te denken. Aanvankelijk heeft het grootste deel van de Nederlanders daar enorm tegenaangekeken. Continu hoorde je de vraag: ‘Waar gaat dan heen, waar ligt de grens?’ De grenzen lagen echter niet meer, ze waren verschoven en bleven verschuiven, en dat gaat tot op heden toe door. Zolang er zoveel mensen zijn met verschillende geaardheid - van sterk repressief tot uiterst tolerant - zullen die grenzen ook niet stabiel worden. Er is echter een duidelijke tendens om tegenover deze vraagstukken een steeds liberalere houding te gaan innemen, ook in voorheen stijve, behoudende kringen.

Een ander aspect van het werk van Haeberle is dat er al sterk rekening gehouden wordt met de vrouwenemancipatie. De vrouwenbeweging in de Verenigde Staten liep altijd al voorop, en doet dat eigenlijk nog. Zonder scherp feministisch te zijn is het boek in dit opzicht zo modern als het zijn kan, zonder onrealistische, overtrokken standpunten in te nemen. De bijdrage over de geschiedenis van de vrouwenbeweging in Nederland is van de hand van mevr. CJ. Weeda. Ook het hoofdstuk waarin over het huwelijk en gezin wordt gesproken moest aan de Nederlandse omstandigheden worden aangepast. Daarvoor is in hoofdzaak gebruik gemaakt van het boek Seksualiteit, Huwelijk en Gezin in Nederland, van de Wageningse socioloog Prof. Dr. G.A. Kooy. (Deventer, Van Loghum Slaterus, 1975). De meeste aanpassing vergde het deel Wettig  -  Onwettig, dat in de Nederlandse uitgave voor een belangrijk deel over de zedenwetgeving in Nederland gaat. De oorspronkelijke tekst kon hier slechts voor een zeer klein deel gehandhaafd blijven. De herschrijving is het werk geweest van Mr. A.J.A. van Dorst, griffier bij de Hoge Raad der Nederlanden te Den Haag. Deze heeft ook op verschillende verspreid liggende plaatsen de oorspronkelijke tekst over juridische aangelegenheden aangepast. De paragrafen waarin belangrijke Amerikaanse personen en instellingen voor de moderne ontwikkeling van de seksuologie werden behandeld, zijn bijna allemaal vervangen door korte opstellen over Nederlandse personen en instellingen. Gekozen zijn Aletta Jacobs, het echtpaar Rutgers, den.v.s.h., de p.s.v.g.en de Jhr.Mr. J.A. Schorer Stichting. Het materiaal voor deze opstellen is ofwel verstrekt door de instanties zelf, ofwel afkomstig uit het boek van Gé Nabrink: Seksuele Hervorming in Nederland (Socialistische Uitgeverij Nijmegen, 1978). De paragraaf over transseksualiteit is belangrijk uitgebreid, omdat Nederland een van de actiefste landen in Europa is waar voor mensen met genderidentiteitsproblemen van het transsek- suele type daadwerkelijk iets wordt gedaan. Tenslotte de vertaling. De nauwgezette systematische werkwijze van de auteur werd natuurlijk ook van de vertaalster verlangd. Bovendien was er de vraag welke taal gebruikt zou moeten worden. Veel moderne lectuur over sex bedient zich vandaag de dag van ‘volkse uitdrukkingen’. Woorden die gemakkelijk gezegd zijn, aanvaarden de meeste mensen echter toch niet zo gemakkelijk wanneer ze gedrukt staan en steeds door iedereen, zowel kinderen als ouderen, gelezen en herlezen kunnen worden. De auteur heeft tussen vakmensen gebruikelijke, maar toch gewone woorden gebruikt. ‘Drieletterwoorden’ komen, behalve hier en daar als voorbeeld, in zijn tekst niet voor. De vertaalster heeft deze woorden dan ook niet gebruikt. Ook in gezelschap wordt meestal met andere woorden over seksualiteit gesproken dan privé wel wordt gedaan. Het zal duidelijk zijn dat een uitgebreid en modern boek als de Sexatlas niet van begin tot eind voor jong en oud probleemloze, praktische en culturele informatie bevat. Leeftijd en levensstijl van de lezer zijn medebepalend voor zijn reactie op wat hij leest. Bij jongens en meisjes in de puberteit en bij jonge volwassenen zal de beschrijving van de vormen van niet specifieke op het penis-vagina contact gerichte sex (bijvoorbeeld van orale en anale sex) nog vlot aanslaan. Zij zullen veel nog in hun seksuele experimenten kunnen opnemen, en er hun leven lang op terugkomen als de situatie daar aanleiding toe geeft. Voor de oudere mensen, die deze variante vormen van vrijen nooit beoefend hebben omdat de repressie daarvan in hun jeugd zo groot was dat zij daar nooit aan toe kwamen, zal dat moeilijker zijn. De Sexatlas wil hen natuurlijk niet overhalen om die vormen van vrijen toch maar eens te gaan proberen, of ze als ‘het normale’ in deze tijd voor iedereen aanprijzen. Het zou tegen de diepste bedoelingen van Haeberle ingaan om op dit terrein de persoonlijke vrijheid ook maar in de geringste mate geweld aan te doen. Hij biedt iedereen alle vrijheid en vraagt voor iedereen alle vrijheid. Hij wijst slechts op mogelijkheden, op wat kan, op maatschapplijk en onmaatschappelijk, eventueel crimineel gedrag, maar laat iedereen de vrijheid die hij aankan en aan wil kunnen. Er zullen ongetwijfeld mensen zijn die ook deze mentaliteit nog niet aankunnen. Zij hoeven de Sexatlas niet te lezen. Maar voor velen zal het boek een grote instructieve waarde hebben, veel onzekerheid kunnen wegnemen, en een grotere vaardigheid in de seksuele en niet-seksuele omgang met de medemens kunnen bevorderen. De Sexatlas is een boek dat in ieder gezin gezien mag worden en niet weggemoffeld hoeft te worden als er onverwacht bezoek komt, want het is een volstrekt integer boek, dat - voor zover dat bij mensenwerk ooit mogelijk is - vrij is van beoordelingen en vooroordelen.

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [II - Seksueel gedrag] [III - Seks. en maatsch.] [Literatuurlijst]