De zwangerschap

De zwangerschap

Een zwangerschap begint met de innesteling van de bevruchte eicel in de baarmoeder en eindigt, als alles normaal verloopt, ongeveer negen maanden later met de geboorte van een kind. Voor zijn berekeningen stelt een arts het begin van een zwangerschap echter nooit op het moment van implantatie, maar op de eerste dag van de laatste menstruatie. (De reden hiervan is dat een vrouw over het moment van implantatie niets kan zeggen, maar meestal wel weet wanneer ze voor het laatst ongesteld is geweest). Volgens dit tijdschema zal de bevalling 280 dagen (40 weken) later zijn. De datum van de bevalling kan ook worden uitgerekend met de volgende vuistregel: ‘Maanden min 3, dagen plus 7’. Bijvoorbeeld: De eerste dag van de laatste menstruatie: 10 december, of, in cijfers, 10/12. ‘Maanden min 3’: 12-3 — 9 ‘Dagen plus 7’: 10 +7 = 17 De bevalling valt dus op 17/9, of 17 september. Maar voordat een vrouw een gezond kind ter wereld brengt, moet zich in haar lichaam eerst een hoogst ingewikkeld groeiproces voltrekken. Ook nu nog weet men niet precies hoe alles in zijn werk gaat bij dit proces. In de volgende alinea’s wordt kort beschreven hoe de bevruchte eicel zich via diverse fasen tot een levensvatbaar en zelfstandig menselijk wezen ontwikkelt, en op welke wijze deze ontwikkeling door de zwangere vrouw wordt beleefd.

Ontwikkeling tot embryo en foetus

Tijdens de ontwikkeling van bevruchte eicel tot kind worden drie groeistadia doorgemaakt: 1. het stadium van de zygote (vóór de implantatie); 2. het stadium van het embryo (vroeg in de zwangerschap) en 3. het stadium van de foetus (later in de zwangerschap). Omdat het eerste stadium al besproken is (zie ‘De bevruchting’), gaan we hier direct over tot het beschrijven van de manier waarop het nieuwe organisme zich in de baarmoeder ontwikkelt.

Het embryo

Het woord embryo (Grieks: zwelling binnenin) wordt gebruikt ter aanduiding van het groeiend organisme tussen de tweede en achtste levensweek. In die periode ontwikkelt het embryo zich van een minuscuul trosje cellen tot een klein organisme met een lengte van ongeveer 2,5 cm. Tijdens deze ontwikkeling begint tussen embryo en baarmoeder de placenta, een speciaal uitwisselingsorgaan, te groeien. Het embryo is met de placenta (moederkoek) verbonden via de navelstreng. (Bij de geboorte is het kind dat nog steeds. De placenta Wordt het laatst uitgedreven en wordt daarom ook Wel nageboorte genoemd). De placenta werkt tegelijk als filter en barrière. Via de placenta neemt het embryo (later de foetus) voedsel en zuurstof op uit het bloed van de vrouw, en scheidt kooldioxyde en ander afvalmateriaal uit het eigen bloed af. Maar toch blijven bloedsomloop van moeder en kind volledig onafhankelijk van elkaar functioneren.

In de eerste levensmaand ziet het menselijke embryo er net zo uit als dat van andere hogere diersoorten, bijvoorbeeld katten, honden, of varkens. In de tweede maand krijgt het langzaam menselijke trekken. Het krijgt een herkenbaar gezichtje, arm- Pjes, beentjes, vingertjes en teentjes. Tussen de beentjes wordt de eerste aanzet tot de geslachtsorganen zichtbaar, hoewel er in dit stadium nog geen geslachtelijke differentiatie is (de geslachtsorganen 2lJn bij het vrouwelijk en mannelijk embryo nog niet van elkaar te onderscheiden). Wanneer het groeiende organisme tenslotte duidelijk als mens herkenbaar wordt, eindigt het stadium van embryo en begint dat van de foetus.

De foetus

Het woord foetus (Latijn: telg of jong) wordt gebruikt ter aanduiding van het groeiende organisme vanaf het begin van de derde maand na de bevruchting tot het moment van de geboorte. In die tijd ontwikkelt de foetus zich van een klein organisme, nauwelijks meer dan 2,5 cm lang en slechts enkele grammen zwaar, tot een kind met een lengte van ongeveer 50 cm en een gewicht van ongeveer zeven pond. In de eerste weken van deze foetale ontwikkeling wordt de mannelijke of vrouwelijke differentiatie van de inwendige geslachtsorganen duidelijk. Wat later krijgen de uitwendige geslachtsorganen hun eigen vorm. Ongeveer rond de vijfde maand worden de bewegingen van de foetus zo krachtig dat de aanstaande moeder ze gaat voelen. Vroeger werd gedacht dat dit ‘leven voelen’ het moment was waarop het leven het nieuwe lichaam binnenging.

Tijdens zijn groei drijft de foetus vrijwel gewichts- loos in een met vloeistof gevulde zak, de vruchtwa- terzak of amnionholte. Deze beschermt hem tegen schokken. Tegen het einde van de zesde maand is de foetus ongeveer 15 cm lang en weegt ongeveer anderhalf pond. Op dit moment beginnen de zenuwcentra die de ademhaling regelen zich te vormen. Het is niet uitgesloten (hoewel hoogst onwaarschijnlijk) dat zo’n foetus een vroeggeboorte zou kunnen overleven. In de laatste maanden van de foetale ontwikkeling worden het centrum voor de temperatuurregulatie, een beschermende onderhuidse vetlaag en andere verfijningen gevormd. Bij een mannelijke foetus zakken de testikels uit de buikholte in het scrotum. Wanneer dat niet gebeurt moeten de testikels later door middel van een chirurgische ingreep in het scrotum worden gebracht. Bij niet opereren is de kans op onvruchtbaarheid vrijwel zeker. (Zie voor details ‘Misvormingen van de geslachtsorganen’).

De laatste weken voor de geboorte neemt de foetus niet alleen in omvang, maar ook in gewicht snel toe. Een kind dat bij de geboorte minder weegt dan vijf pond, is vrijwel altijd te vroeg geboren.

De vrouw tijdens de zwangerschap

Na deze korte beschrijving van ontwikkeling en groei van een nieuw leven voor de geboorte, zullen we gaan zien op welke manier de aanstaande moeder haar situatie ervaart.

De zwangerschapsverschijnselen De placenta, die als gevolg van de in-nesteling van een blastula ontstaat, maakt een hormoon dat we choriongonadotrofine noemen. Dit hormoon werkt in op de eierstokken en maakt dat deze doorgaan met het maken van oestrogenen en progesteron. Als gevolg hiervan blijft verdere eirijping uit en wordt er niet meer gemenstrueerd. De binnenwand van de baarmoeder wordt niet meer afge- stoten, maar blijft tijdens de gehele duur van de zwangerschap intact. (Zie voor details over de menstruele cyclus ‘De vrouwelijke geslachtsorganen’). Een vrouw die seksuele omgang heeft gehad vermoedt dan ook dat ze in verwachting is zodra ze niet op de gewone tijd ongesteld wordt. Maar zekerheid geeft dit op zichzelf niet, want de menstruatie kan ook om andere redenen te laat, en soms veel te laat zijn. Een zwangerschap wordt waarschijnlijker als ook de borsten groter worden, de tepelhof donkerder wordt, als de vrouw ’s ochtends misselijk is en vaker moet plassen. Toch zijn al deze zogeheten vermoedelijke zwangerschapsverschijn- selen nog geen echt bewijs.

DE ONTWIKKELING VANEEN EMBRYO

1. 4 weken 2. 5 weken 3. 6 weken 4. 7 weken 5. 8 weken

Meer zekerheid verschaffen de zogeheten waarschijnlijke zwangerschapsverschijnselen als baar- moedervergroting, zachte cervix en een dikker worden van de buik omstreeks de derde maand. Drie weken na de implantatie (ongeveer zes weken na de laatste menstruatie) is het placentahormoon cho- riongonadotrofine in de urine van de vrouw aantoonbaar. Deze eenvoudige zwangerschapstest kan in een laboratorium, door de huisarts, of tegenwoordig ook door de vrouw zelf (met de Predictor) in een paar minuten worden gedaan. Maar hoewel een positief testresultaat (waarbij het hormoon dus wordt aangetroffen) vrijwel altijd juist is, is een negatief resultaat (waarbij het hormoon niet gevonden wordt) niet altijd voor de volle honderd procent betrouwbaar. Er zijn drie verschijnselen die echt zekerheid geven: 1. de hartslag van de foetus, die de arts met de stethoscoop ongeveer aan het begin van de vijfde maand kan horen; 2. het bewegen van de foetus, dat de moeder rond diezelfde tijd gaat voelen en 3. het skelet van de foetus, dat te zien is op röntgenfoto’s. (Om medische redenen worden van de foetus meestal liever geen röntgenfoto’s gemaakt. Tegenwoordig kunnen de foetale groei en ontwikkeling worden gecontroleerd met echografisch onderzoek).

Het eerste trimester

De arts verdeelt een zwangerschap in drie trimesters, dus in drie periodes van elk drie maanden. In het eerste trimester (gerekend vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie), heeft de vrouw de vroege zwangerschapsverschijnselen. Bij wegblijven van de menstruatie en misselijkheid ’s ochtends doet zij er goed aan even naar haar huisarts of gynaecoloog te gaan. De dokter gaat dan na of de vrouw werkelijk in verwachting is. Hierboven is al gezegd dat een eenvoudig onderzoek al ongeveer zes weken na de laatste menstruatie kan worden gedaan. Als geconstateerd wordt dat de vrouw inderdaad in verwachting is, blijft zij tot het moment van de bevalling onder controle. Er wordt nagegaan welke ziektes zij heeft gehad en zij wordt grondig onderzocht om te zien of er problemen of complicaties te verwachten zijn. Ook wordt er wat laboratoriumonderzoek gedaan. Bijvoorbeeld bloedonderzoek om na te gaan of de vrouw rhesus- positief dan wel rhesusnegatief is, en of ze misschien syfilis heeft. (Zie voor details: ‘Mogelijke problemen en complicaties’ en ‘Geslachtsziekten). Al deze maatregelen dragen bij tot een normaal verloop van de zwangerschap en de geboorte van een gezond kind.

Het tweede trimester

De vierde, vijfde en zesde maand van de zwangerschap zijn voor de vrouw meestal het gemakkelijkst. De periodieke misselijkheid houdt op en de foetus, die nog maar klein is, veroorzaakt geen enkel ongemak. Rond de vijfde maand voelt de vrouw de foetus echter voor het eerst bewegen en kan ook, zonder ingewikkelde apparatuur, de hartslag van de foetus worden gehoord. Naarmate de foetus groeit begint de buik van de aanstaande moeder zichtbaar dikker te worden. Tegen het einde van het tweede trimester is voor iedereen duidelijk dat de vrouw in verwachting is.

Het derde trimester

 

In de laatste drie maanden van de zwangerschap moet de vrouw vaker worden onderzocht, omdat de kans op complicaties in deze periode het grootst is. Door het groeien van de foetus zwelt de buik nu ook boven de navel op. Tegen het begin van de 38e week van de zwangerschap heeft de foetus zijn maximale grootte bereikt, is zogenaamd á terme, en klaar om geboren te worden.

Zelfs bij een en dezelfde vrouw is er enig verschil in de duur van de zwangerschappen. Vrouwen die altijd lichamelijk bezig zijn bevallen meestal eerder dan vrouwen die dat niet zijn, meisjes worden vaak wat eerder geboren dan jongens, en een zeer enkele maal komt het voor dat een zwangerschap langer dan 280 dagen duurt.

Mogelijke problemen en complicaties !n de loop van een zwangerschap ondergaat het lichaam van een vrouw allerlei veranderingen. Sommige hiervan kunnen lastig en onplezierig zijn. Verschijnselen die nogal eens voorkomen zijn misselijkheid, indigestie, verstopping, rugpijn, kram- Pen en spataderen. Op zichzelf zijn al deze klachten echter niet ernstig - ze horen er gewoon bij. Er zijn echter ook enkele complicaties die wél medisch moeten worden bewaakt of behandeld. Met een regelmatige medische controle kunnen vrouwen de meeste van deze moeilijkheden voorkomen, verlichten of er zich tenminste op voorbereiden.

Spontane abortus

Ongeveer een kwart van alle zwangerschappen eindigt met de dood van de foetus in de loop van de eerste twee trimesters, dat wil zeggen loopt uit op een spontane abortus of miskraam. Meestal is de reden een ontwikkelingsstoornis bij de foetus als gevolg van een defect in ei- of zaadcel, of een complicatie bij de in-nesteling. Andere oorzaken Zljn: afwijkende lichaamsbouw of -functie van de vrouw, slechte voedingstoestand, ziekte of psychische problemen. Flinke lichamelijke inspanning op zichzelf is niet schadelijk. Dat een vrouw een miskraam zou krijgen door te springen, te vallen of tegen haar buik te schoppen en te slaan, is een fabeltje.

Te vroege geboorte

Bij een miskraam in het laatste trimester van de zwangerschap is er een kans dat het kind blijft leven. Hoe dichter bij de normale datum van de bevalling, des te groter natuurlijk de kans. De kans dat een foetus blijft leven die aan het einde van de zesde maand geboren wordt, is uiterst klein maar wél aanwezig. Na zeven maanden is de kans vrij goed en in de achtste maand nog beter.

De oorzaken van een vroeggeboorte zijn niet altijd duidelijk. Sommige onderzoekers zijn van mening dat er bepaalde ziekten of complicaties bij de moeder aan ten grondslag kunnen liggen. Wel staat vast dat veel roken voor zwangere vrouwen een risicofactor is voor een vroeggeboorte en een laag geboortegewicht.

De rhesusfactor

Het bloed van de meeste mensen bevat een anti- geen dat rhesusfactor (afgekort Rh-factor) wordt genoemd. Deze mensen zijn rhesuspositief en mensen die deze factor niet hebben zijn rhesusnegatief. Er kan een probleem ontstaan als een rhesusnega- tieve vrouw bevrucht wordt door een rhesuspositie- ve man. In dat geval kan namelijk de foetus ook rhesuspositief zijn, omdat de factor erfelijk is. Het lichaam van de vrouw gaat dan antistoffen maken die voor de foetus schadelijk kunnen zijn. Als het om een eerste zwangerschap gaat is er meestal geen probleem, bij volgende zwangerschappen wordt dat anders. De situatie is echter met moderne medische middelen op te lossen.


 

het tweede trimester van hun zwangerschap een grotere seksuele behoefte schijnen te hebben. In het laatste trimester wordt die behoefte meestal weer minder. Medisch gezien is er geen enkele reden om tijdens de zwangerschap geen geslachtsverkeer te hebben, tenzij de arts zegt dat hij het afraadt. Doorgaans is dit alleen het geval in de volgende omstandigheden: 1. bij buikpijn of pijn in de vagina; 2. bij bloedverlies uit de baarmoeder; 3. na het breken van de vliezen (zie voor details ‘De geboorte’) en 4. bij kans op een miskraam of te vroege geboorte als gevolg van de baarmoedercontracties tijdens het orgasme. (In dit laatste geval maakt het niets uit op welke manier de vrouw een orgasme krijgt, dat wil dus zeggen dat ze er goed aan doet ook niet te masturberen). Sommige onderzoekers menen dat tijdens de zwangerschap liever geen lucht in de vagina moet worden geblazen, omdat dit zowel voor de foetus als voor de vrouw schadelijke gevolgen zou kunnen hebben. Om die reden wordt ook een bepaalde vorm van oraal geslachtsverkeer (cunnilungus) tijdens de zwangerschap ontraden. In elk van bovengenoemde gevallen hangt het advies af van ieders persoonlijke omstandigheden en dient de arts de situatie aan beide partners uit te leggen.

Naarmate de zwangerschap vordert worden door de dikke buik van de vrouw bepaalde houdingen bij de coïtus lastig of zelfs onmogelijk. Dat de man op de vrouw ligt is bijvoorbeeld uitgesloten. Beter en prettiger is het om elkaar van opzij te benaderen, met de man achter de vrouw, of om de vrouw op de man te laten zitten. Maar misschien is het nuttig om te zeggen dat de coïtus slechts één vorm van geslachtsverkeer is uit een hele reeks, en dat - tijdelijk tenminste - andere vormen van vrijen een goede vervanging kunnen zijn. (Zie voor details ‘Heteroseksueel geslachtsverkeer’).


 

Toxicose

Toxicose is een zwangerschapsziekte die symptomen geeft als hoge bloeddruk, waterzucht (vooral van de enkels) en eiwit in de urine. Onbehandeld kan toxicose tot een gevaarlijke kramptoestand (eclampsie) leiden, of tot een voortijdig loslaten van de placenta. Over de oorzaak van deze ziekte lopen de meningen uiteen. Verergering van de ziekte kan worden voorkomen met een goed dieet.

Schijnzwangerschap

Een hoogst enkele maal komt het voor dat een vrouw die niet zwanger is, wel zwanger lijkt. De menstruatie blijft maandenlang weg, er is ochtendmisselijkheid, de vrouw wordt zwaarder, haar buik wordt dikker en ze krijgt zelfs pijnaanvallen die op weeën lijken. En dit alles zonder een foetus die ter wereld kan worden gebracht. Vanzelfsprekend wordt deze situatie herkend doordat de betrouwbare zwangerschapstekenen ontbreken (bewegingen en hartslag van de foetus en skelet van de foetus op röntgenfoto’s).

Geslachtsverkeer tijdens de zwangerschap

Sommige vrouwen hebben tijdens hun zwangerschap meer behoefte aan seksueel contact, anderen minder. In het algemeen geldt dat veel vrouwen in

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [Proces v. seks. different.] [Anatom. ontwikkeling] [De rol van hormonen] [Lichaam van de man] [Lichaam van de vrouw] [Mensel. voortplanting] [Enk. licham. problemen] [II - Seksueel gedrag] [III - Seks. en maatsch.] [Literatuurlijst]