De bevruchting

De bevruchting

weten dat een zwangerschap het gevolg is van een combinatie van verscheidene biologische proeessen. Dit zijn onder andere:

*       De éénwording van een mannelijke en vrouwelijke geslachtscel, waaruit vervolgens één nieuwe cel ontstaat, de zygote. Dit proces is de eigenlijke bevruchting.

*       De groei van de zygote door middel van celdeling, waardoor een hol balletje cellen ontstaat, de blastula. Dit proces heet segmentatie.

*       Het zich vastzetten van de blastula in de uteruswand. Dit proces heet implantatie of innesteking.

A]s er met een van deze processen ook maar iets mis gaat, is zwangerschap uitgesloten.

Sommige fysiologen die gespecialiseerd zijn op het gebied van de voortplanting, hebben hun redenen om aan te nemen dat een nieuw leven pas op het moment van implantatie begint en niet na de eigenlijke bevruchting. Voor ontwikkelingsbiologen valt het begin direct na het moment van bevruchting. Deze verschillende wetenschappelijke benaderingen van één en hetzelfde probleem brengen de leek die wil weten op welk moment een mensenleven nu eigenlijk begint, in verwarring. Voor het moment waarop de dood intreedt geldt echter hetzelfde - ook op dát gebied heeft de moderne wetenschap heel wat gevestigde ideeën omvergeworpen. Naarmate onze wetenschappelijke kennis is toegenomen, is het moeilijker geworden zowel het begin als het einde van het leven exact te bepalen. Voor elk van beide gebeurtenissen is het nauwelijks mogelijk om met zekerheid een bepaald moment vast te leggen. Het ziet er naar uit dat we nog meer zullen moeten weten (en een nauwkeuriger terminologie moeten krijgen) eer we deze lastige vragen werkelijk kunnen beantwoorden.

In de volgende alinea’s wordt kort beschreven wat op dit moment over de voornaamste biologische processen die tot voortplanting leiden, bekend is.

De mannelijke geslachtscel: de zaadcel

De mens plant zich voort door middel van seksueel contact, dat wil zeggen door de gezamenlijke inspanning van twee mensen van verschillend geslacht: een man en een vrouw. Om zich voort te planten moeten man en vrouw beiden geslachtsrijp zijn, dat wil zeggen moet hun lichaam geslachtscellen (gameten) kunnen produceren.

DE BEPALING VAN HET GESLACHT

In dit schema ziet men eerst hoe de produktie van mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen verloopt en vervolgens welke de mogelijkheden zijn na bevruchting.
1.    Spermatogenese en oögenese
Uit één primaire spermatocyt kunnen uiteindelijk vier rijpe zaadcellen ontstaan, uit één primaire oöcyt slechts één eicel. De minuscuul kleine pool- lichaampjes die tijdens het proces van oögenese ontstaan, sterven af en vallen uiteen. (Zie ook blz.: 39 en 49).
2.    Bevruchting
Alle rijpe eicellen dragen een X-chromosoom, de zaadcellen dragen een X-chromosoom of een Y-chromosoom. Uit de versmelting van een zaadcel met een eicel kunnen dus twee soorten nieuwe cellen ontstaan: de XY-combinatie, uitgroeiend tot een jongen, of de XX-combinatie, uitgroeiend tot een meisje.

 

COÏTUS

In deze afbeelding wordt getoond welke weg de zaadcellen gaan vanuit de testikel en door de zaadstreng. Aan het einde van hun tocht zijn de zaadcellen gereed om bij seksuele activiteit vrij te komen. Tijdens de coïtus passeren de beschikbare zaadcellen de prostaat, waar ze deel gaan uitmaken van het zaadvocht dat in de vagina dicht bij de baar- moederhals wordt geëjaculeerd.

1. Testikel
2. Zaadstreng
3. Zaadblaasje
4.  Prostaat
5. Urethra
6. Geloosd zaad
7. Baarmoederhals

De mannelijke geslachtscel heet zaadcel (spermatozoon, meervoud: spermatozoa). Zaadcellen worden gemaakt in de kiemklieren van de man, de testikels. Het zijn de kleinste cellen van het menselijk lichaam. Ze zijn voor het oog onzichtbaar, maar onder de microscoop zijn ze te zien en te bestuderen. Een zaadcel lijkt een heel klein beetje op een mager kikkervisje en bestaat uit drie delen: kop, lijf en staart. De totale lengte bedraagt ongeveer 0,04 mm. De kop, niet groter dan ongeveer een tiende deel van de totale lengte van de zaadcel, bevat 23 zeer speciale structuurtjes, de chromosomen, waarop de erfelijke kenmerken van de man gelegen zijn. Er zijn twee soorten zaadcellen: die met een X-chromosoom, waarmee een meisje ontstaat, en die met een Y-chromosoom, waarmee een jongen ontstaat. Achter de kop komt het lijf, dat heel belangrijk is voor het krijgen van de energie waarmee de zaadcel zich moet voortbewegen. Dit voortbewegen zelf wordt veroorzaakt door de krachtige zweepachtige slagen van de staart. In gunstige omstandigheden kan de zaadcel zo een snelheid bereiken van ongeveer 0,3 cm per minuut. Deze beweging is noodzakelijk, omdat de zaadcel de eicel pas diep in het lichaam van de vrouw, namelijk in een van de eileiders, kan bereiken. Wanneer de mannelijke kiemklieren in de puberteit eenmaal volgroeid zijn, maken ze dagelijks miljoenen zaadcellen. Het spreekt vanzelf dat slechts een uiterst klein deel van dat aantal ooit echt bij een

bevruchting betrokken zal zijn. In de loop van zijn leven ejaculeert de man de meeste zaadcellen in omstandigheden waarbij bevruchting is uitgesloten. De zaadcellen die niet worden geëjaculeerd, worden weer gewoon in het lichaam geresorbeerd.

De vrouwelijke geslachtscel: de eicel

De vrouwelijke geslachtscel heet eicel (ovum, meervoud ova). Eicellen worden gemaakt in de vrouwelijke kiemklieren (eierstokken); het zijn de grootste cellen die het lichaam kent. Ze zijn met het blote oog net te zien; ze zijn ongeveer zo groot als de punt aan het einde van deze zin. Het verschil in volume tussen ei- en zaadcel is enorm. De doorsnee van een eicel bedraagt niet meer dan driemaal de totale lengte van een zaadcel, maar het volume van de eicel is 85.000 maal groter dan dat van de zaadcel. De eicel is rond van vorm en bevat 23 speciale structuurtjes (chromosomen) waarop de erfelijke kenmerken van de vrouw gelegen zijn. Maar, anders dan bij de zaadcellen, is er slechts één soort eicellen - ze hebben allemaal een X-chromosoom. Als een eicel versmelt met een zaadcel die eveneens een X-chromosoom heeft, zal het kind dat ontstaat een meisje zijn. Maar als dezelfde eicel versmelt met een zaadcel die een Y-chromosoom heeft, dan zal het kind een jongen zijn. Met andere woorden, het geslacht van het kind wordt niet bepaald door de inhoud van de eicel, maar door die van de zaadcel. Om met de zaadcel te versmelten verlaat de eicel het lichaam van de vrouw niet. Voor een bevruchting moet de zaadcel naar de eicel worden gebracht.

Zodra de vrouwelijke kiemklieren in de puberteit volgroeid zijn, komt er gewoonlijk niet meer dan één eicel per maand uit vrij. Niettemin betekent dit dat er gedurende het leven van de vrouw toch in totaal meer dan 400 eicellen vrijkomen. De meeste van deze eicellen worden natuurlijk nooit bevrucht. Ze sterven gewoon af en vallen uiteen.

Coïtus

Eerder is al gezegd dat alleen in het lichaam van een vrouw een bevruchting plaats kan vinden. Dat is dus de plaats waar de zaad- en eicel elkaar moeten ontmoeten. Doorgaans is die ontmoeting het gevolg van een coïtus. Met dit Latijnse woord (letterlijk: het samengaan) wordt het soort geslachtsgemeenschap bedoeld waarbij de penis in de vagina wordt gebracht. Een ander woord voor coïtus is copulatie.

Het intieme contact tussen de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen bij een coïtus kan beide partners een heel prettig gevoel geven. Dit prettige gevoel neemt toe door het bewegen van de lichamen, waarmee de partners de prikkeling voor elkaar intensiveren. Tenslotte bereiken prettig gevoel en opwinding een hoogtepunt. Dit hoogtepunt, dat ontspanning en grote bevrediging geeft, heet orgasme, en voor de man houdt dat in dat hij plotseling zijn zaad verliest in het lichaam van de vrouw. Dit zaad bevat de zaadcellen. Het orgasme van de man is voor de voortplanting natuurlijk van groot belang. Alleen bij een orgasme heeft hij de spiersa- mentrekking in zijn geslachtsorganen die voor het lozen van zijn zaad noodzakelijk zijn. Die plotselinge zaadlozing heet ejaculatie. Zonder ejaculatie blijven de zaadcellen in het lichaam van de man. Deze regel kent echter een paar uitzonderingen. Een man kán al wat zaad kwijtraken voordat hij zijn orgasme krijgt en zelfs weleens helemaal zonder een orgasme. (Zie voor details ‘Anticonceptie - Terugtrekken’).

VAN OVULATIE TOT IMPLANTATIE
(Grootte en verhoudingen van sommige elementen in deze tekening zijn omwille van de duidelijkheid wat gewijzigd)

Een vrouw kan natuurlijk best zonder orgasme zwanger worden. (Zie voor details over het orgasme bij mannen en vrouwen ‘De mannelijke seksuele respons’ en ‘De vrouwelijke seksuele respons’). Ook moet worden opgemerkt dat de moderne medische techniek het mogelijk heeft gemaakt om zaad- en eicel door middel van kunstmatige inseminatie, dat wil zeggen zonder coïtus, bijeen te brengen. (Zie voor details ‘Onvruchtbaarheid’).bevruchting

Een eicel die uit een van de eierstokken komt, gaat Vrijwel direct het open uiteinde van de dichtstbij gelegen eileider binnen. Op haar reis naar beneden, naar de baarmoeder, raakt de eicel zodanig volgroeid dat zij met een zaadcel kan gaan samensmelten. Dit gebeurt binnen enkele uren, als de eicel zich nog in het bovenste derde deel van de eileider bevindt. Op dat moment moet ook de zaadcel arriveren wil het tot een bevruchting komen. De Periode waarin een bevruchting plaats kan vinden duurt in totaal niet langer dan 24 uur. Als zaad- en eicel niet samensmelten sterft de eicel af en valt mteen. Maar, op haar tocht in de eileider kan de eicel best levende zaadcellen tegenkomen die daar na een coïtus van enkele dagen tevoren zijn gearriveerd. (Tot vijf dagen na de coïtus zijn in de eileiders levende zaadcellen aangetroffen). Geëjaculeerde zaadcellen zwemmen in een dikke, grijswitte vloeistof die zaad of semen wordt genoemd. Na de coïtus wordt dit zaad dicht bij de ingang van de baarmoeder gedeponeerd. De totale hoeveelheid geloosd zaad bedraagt niet meer dan ongeveer een theelepel vol, maar deze hoeveelheid bevat tussen 200 en 500 miljoen zaadcellen, die nu in de baarmoeder proberen te komen en nog hoger, in de eileiders. Tenzij er omstreeks dat moment uit een van de eierstokken een eicel is vrijgekomen, is de baarmoederopening afgesloten met een ondoordringbaar, dik propje slijm. Alleen bij een ovulatie wordt dit slijm zo dun dat er zaadcellen doorheen kunnen. En zelfs dan lukt dit nog maar aan ongeveer één procent van die zaadcellen. De andere sterven binnen enkele uren af in het enigszins zure, en dus vijandige, milieu van de vagina. De zaadcellen die in de baarmoeder terechtkomen treffen daar een enigszins alkalisch, en dus vriendelijk, milieu aan. Bovendien worden ze bij hun reis geholpen door de spierbewegingen van de baarmoeder en de eileiders. Toch bereiken niet meer dan enkele honderden of duizenden zaadcellen dat bovenste deel van de eileiders waar versmelting van ei- en zaadcel alleen mogelijk is. (Natuurlijk gaan de zaadcellen beide eileiders binnen, met of zonder eicel).

Gewoonlijk wordt de eicel bereikt door meerdere zaadcellen tegelijk. Niet meer dan één zaadcel dringt echter tot in de eicel door, omdat zich direct nadat er een zaadcel in binnengedrongen is, in de wand van de eicel een chemische verandering voltrekt, waardoor er onmogelijk nog een tweede zaadcel naar binnen kan. Zodra de zaadcel de eicel binnenkomt, verliest hij zijn staart. De compacte zaadcel zwelt op en vormt een kleine kern, die versmelt met een even kleine kern, ontwikkeld door de eicel. Dit proces heet in zijn geheel bevruchting. Het is voltooid zodra de 23 chromosomen uit de kern van de zaadcel zich bij de 23 chromosomen uit de kern van de eicel hebben gevoegd. Op deze manier heeft zich een nieuwe cel met 46 chromosomen gevormd. Bij elkaar bevatten deze chromosomen de erfelijke eigenschappen van zowel de man als de vrouw. Deze nieuwe cel, het directe resultaat van de bevruchting, wordt zygote genoemd.


TWEE VOORBEELDEN VAN EEN TWEELING-ZWANGERSCHAP

A.      Eenefige tweeling. De foetussen hebben hetzelfde geslacht en delen samen één placenta. De twee vruchtwa- terzakken zijn door één vlies omgeven.
B.     Tweefige tweeling. De foetussen kunnen van geslacht verschillen. Er zijn twee placenta’s en twee afzonderlijke vruchtwaterzakken, elk met een eigen vlies.

Segmentatie

Enkele uren nadat de kern van de zaadcel zich met die van de eicel heeft verenigd, begint de zygote - het resultaat van dit gebeuren - aan een inwendig delingsproces. Eerst deelt hij zich in twee, en vervolgens in vier, acht, zestien cellen, enzovoorts. Bij iedere nieuwe deling wordt het aantal cellen verdubbeld. Dit proces heet segmentatie. Het maakt de zygote tot een trosje cellen dat morula wordt genoemd en dat, onder een microscoop, op een moerbei lijkt. De morula verplaatst zich langzaam door de eileiders naar de baarmoeder, waarin hij na een dag of drie aankomt. Tegen die tijd heeft hij zich al tot een hol blaasje cellen ontwikkeld dat blastula wordt genoemd.

Implantatie

Na zijn aankomst in de baarmoeder blijft de blastula zich verder ontwikkelen en bereikt, na nog eens vier á vijf dagen, het stadium waarin hij klaar is om zich in de binnenwand van de baarmoeder te gaan in-nestelen. Dit in-nestelen begint ongeveer een week na de bevruchting; bijna nog een week later heeft de blastula zich volledig ingegraven in het voedzame weefsel dat de binnenwand van de baarmoeder bedekt (het endometrium). Dit proces heet in zijn geheel implantatie en vormt het eigenlijk begin van de zwangerschap.

Implantatie is alleen mogelijk wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Wanneer de zygote bijvoorbeeld de baarmoeder bereikt nog voordat hij zich tot een blastula heeft ontwikkeld, is implantatie niet mogelijk en volgt er geen zwangerschap. Dit geldt ook als de binnenwand van de baarmoeder niet gereed is voor de ontvangst van de blastula. In beide gevallen sterft het trosje cellen gewoon af en valt uiteen.

Een enkele maal komt het voor dat de blastula zich niet aan de binnenwand van de baarmoeder hecht,

maar aan de wand van de eileider, of op een andere plaats buiten de baarmoeder, dat wil zeggen in de buikholte. Dit wordt een ectopische (Grieks ek: uit + topos: plaats = buiten de plaats) of buitenbaarmoederlijke zwangerschap genoemd. Er kan nooit een levend kind uit ontstaan en voor de vrouw is het een gevaarlijke situatie. Een buitenbaarmoederlijke zwangerschap moet dan ook altijd operatief worden beëindigd.

Twee- en meerlingen

In sommige gevallen raakt de zygote bij de eerste deling geheel gesplitst, zodat er twee gelijke cellen ontstaan. Ieder van deze cellen kan zich nu als een nog ongedeelde zygote gaan gedragen, zodat er twee geheel aan elkaar gelijke wezens ontstaan, die later als een eeneiige tweeling door het leven zullen gaan. Soms ook kunnen deze twee cellen, of één ervan, zich nogmaals geheel delen, wat dan tot een eeneiige drieling of vierling leidt. Er is zelfs een eeneiige vijfling bekend (de beroemde Canadese Dionne-vijfling).

Een andere grond voor meerlinggeboorte ligt in het verschijnsel van meervoudige ovulatie. Iedere eicel die vrijgekomen is, wordt apart bevrucht. Zo ontstaan twee-eiïge tweelingen, drie-eiïge drielingen, enzovoorts. Vooral nu bij de behandeling van onvruchtbaarheid van de vrouw de zaak nogal eens uit de hand loopt en er een meervoudige ovulatie tot stand komt, komen meerlinggeboorten, tot zevenlingen toe, meer voor dan vroeger. De overlevingskansen van zulke meerlingen zijn gering. Het geslacht van de kinderen wisselt al naar ze door een X-chromosoom of een Y-chromosoom bevattende zaadcel zijn verwekt.

Een derde mogelijkheid waarop tweelingzwanger- schap kan ontstaan is de dubbele aanleg van de embryonale kiem in de blastula. Dan ontstaan natuurlijk identieke, dat wil zeggen eeneiige, tweelingen, ieder in een eigen amnionvlies, maar met één placenta. Een vierde manier is het late splitsen van de kiemaanleg, waardoor wel twee - natuurlijk identieke - kinderen ontstaan, maar ze liggen in één enkel amnionvlies. Ook dan is er een gemeenschappelijke placenta. Deze laatste vorm is zeldzaam, en bij onvolledige deling ontstaan vergroeiingen van de embryo’s. Een enkele maal is zo’n tweeling levensvatbaar (Siamese tweeling) en in lichte gevallen is operatieve scheiding mogelijk.

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [Proces v. seks. different.] [Anatom. ontwikkeling] [De rol van hormonen] [Lichaam van de man] [Lichaam van de vrouw] [Mensel. voortplanting] [Enk. licham. problemen] [II - Seksueel gedrag] [III - Seks. en maatsch.] [Literatuurlijst]