Het proces van seksuele differentiatie

Het proces van seksuele differentiatie

Het geslacht van een menselijk wezen wordt bepaald bij de bevruchting. Maar in de eerste weken van de ontwikkeling zijn mannelijke en vrouwelijke embryo’s niet van elkaar te onderscheiden. Hun man- of vrouw-zijn begint zich geleidelijk te manifesteren.

Wij zijn gewend een pasgeborene een jongen of een meisje te noemen op basis van de uitwendige geslachtsorganen. Maar, afgezien van deze organen, lijken pasgeborenen nog heel veel op elkaar. Het typisch mannelijke en typisch vrouwelijke van het uiterlijk is het gevolg van een ontwikkeling die pas vele jaren later begint. Seksuele verschillen bij de mens worden pas volledig nadat zowel mannen als vrouwen geheel geslachtsrijp zijn geworden, dat wil zeggen als ze zelf kinderen kunnen krijgen of verwekken.

De meesten van ons beschouwen de sekse als het eenvoudigste en meest fundamentele verschil tussen mensen. Dit idee komt zelfs in onze taal tot uitdrukking. Het woord ‘sekse’ komt van het Latijnse sexus dat zelf weer is afgeleid van het werkwoord secare,dat snijden, verdelen of scheiden betekent. In de eigenlijke zin van het woord betekent ‘sekse’ dus alleen maar datgene wat het menselijk ras verdeelt in twee afzonderlijke groepen - in mannelijke en vrouwelijke personen. Ieder individu behoort tot een van beide groepen, dat wil Zeggen tot een van beide seksen. Iemand heeft óf het mannelijke óf het vrouwelijke geslacht.

Dit alles lijkt een vrij eenvoudige zaak. Maar in fecent wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat de simpele, van oudsher gebruikte definities van man- en vrouw-zijn totaal ontoereikend zijn en dat het soms zelfs een zeer gecompliceerde aangelegenheid kan zijn. Wanneer men een modern wetenschappelijk onderzoeker vraagt om van iemand na te gaan of hij een man of een vrouw is dan doet hij dat op grond van tenminste zeven verschillende ^actoren:

I-  Het chromosomale geslacht De celkernen van een man bevatten, naast 22 paar andere chromosomen, één X- en één Y-chromo- soom; die van een vrouw bevatten één paar, dus twee, X-chromosomen. De laatste jaren zijn er echter verscheidene andere chromosomen-combina- ties ontdekt.

2.   Het gonadale geslacht

De man heeft testikels (zaadballen, mannelijke kiemklieren of gonaden); de vrouw heeft ovaria (eierstokken, vrouwelijke kiemklieren of gonaden). Een enkele maal ziet men in één lichaam echter zowel testiculair als ovariëel weefsel, en soms zijn de kiemklieren niet tot ontwikkeling gekomen.

3.   Het hormonale geslacht

De hormonen die door de testikels en de ovaria worden afgescheiden zijn van groot belang voor de ontwikkeling van het mannelijke en vrouwelijke lichaam vóór de geboorte en tijdens de puberteit. Een te weinig of teveel aan hormonen, maar ook een gestoord hormonaal evenwicht, is van beslissende betekenis voor de bouw en de functie van het lichaam.

4.  Inwendige bijbehorende voortplantingsorganen De man heeft zaadleiders, zaadblaasjes, een prostaat, enz.; de vrouw eileiders, een uterus (baarmoeder), een vagina, enz. Soms komt het voor dat enkele of al deze organen onvoldoende ontwikkeld zijn of totaal ontbreken.

5.   Uitwendige geslachtsorganen

De man heeft een penis en een scrotum (balzak); de vrouw heeft een clitoris (kittelaar), grote en kleine schaamlippen, enz. Soms komt het voor dat enkele of al deze organen onvoldoende ontwikkeld zijn of totaal ontbreken.

6.   Geslacht naar indeling en opvoeding

Een kind met alle lichaamskenmerken van een man wordt vrijwel altijd als jongen opgevoed. Maar het is mogelijk zo’n kind als meisje op te voeden. Ook het omgekeerde kan.

7.  Seksueel zelfgevoel (genderidentiteit)

Een kind met een mannelijk lichaam dat geleerd heeft de mannelijke rol te vervullen leert doorgaans zich een man te voelen. Maar het is ook mogelijk dat hij, ondanks alles wat zijn ouders hem vertellen, zich tenslotte toch een vrouw voelt. En omgekeerd, een kind met een vrouwelijk lichaam dat geleerd heeft de rol van een vrouw te vervullen, kan zich tenslotte toch een man voelen.

De moderne wetenschapsmensen weten nu dat deze zeven factoren min of meer onafhankelijk van elkaar kunnen bestaan. Een pasgeborene kan bijvoorbeeld de inwendige geslachtsorganen van een vrouw hebben, terwijl de uitwendige geslachtsorganen er uitzien als die van een man met een niet helemaal volgroeid uitwendig geslachtsdeel. Op basis van dit bedrieglijke uiterlijk wordt het kind dan als jongen beschouwd en ook als zodanig grootgebracht. (Zie ook ‘Misvormingen van de geslachtsorganen’). Een ander voorbeeld is dat van iemand wiens seksuele zelfgevoel niet in overeenstemming is met het geslacht dat men hem heeft toegedacht. (Zie ‘Transseksualiteit’). Zulke tegenstrijdigheden kunnen natuurlijk heel wat medische en maatschappelijke problemen geven. Maar gelukkig zijn de meeste mensen in alle zeven opzichten duidelijk man of vrouw, en hebben dan ook bij hun seksuele ontwikkeling geen speciale hulp van deskundigen nodig.

Maar zelfs als er niet wordt getwijfeld aan het man- of vrouw-zijn, kan er nog onzekerheid bestaan over de eigenlijke sociale rol van mannen en vrouwen. Zo dacht men vroeger dat mannen en vrouwen bijzonder weinig gemeen hadden. Men verwachtte niet alleen van hen dat ze er verschillend uitzagen, maar ook dat ze zich verschillend gedroegen. Op grond van deze verwachting ontwikkelde men in de meeste maatschappijen voor elk van beide seksen een eigen sociaal rolpatroon en eigen normen. Moderne onderzoekingen hebben nogal wat twijfel gezaaid aan deze traditionele ideeën, hoewel één groot verschil tussen mannen en vrouwen onmiskenbaar is: het verschil in functie bij de voortplanting. Hoewel voor het scheppen van nieuw menselijk leven beide seksen nodig zijn, kunnen alleen vrouwen zwanger worden, baren en zogen. Maar in de meeste andere opzichten zijn de verschillen tussen de seksen minder fundamenteel dan ze lijken. Veel mannelijke en vrouwelijke eigenschappen waarvan vroeger werd gedacht dat ze aangeboren en onveranderlijk waren, blijken te zijn aangeleerd; ze blijken het resultaat te zijn van cultureel bepaalde invloeden. Het omgekeerde komt echter ook voor. Een scheidslijn trekken tussen biologische erfenis en maatschappelijke conditionering is natuurlijk niet altijd gemakkelijk. Het wetenschappelijke onderzoek van dit soort zaken staat nog in de kinderschoenen.Intussen lijkt het nuttig om vooral de vele overeenkomsten tussen de seksen in het oog te houden. Algemeen kan worden gezegd dat mannen en vrouwen elkaar veel beter zouden begrijpen als zij zouden beseffen dat zij qua bouw en functie van hun lichaam in grote trekken aan elkaar gelijk zijn.

De volgende bladzijden geven de lichamelijke verschillen tussen de beide seksen weer die tijdens het proces van de geslachtsrijping ontstaan. Voor aan sekse gebonden verschillen in gedrag en maatschappelijke positie zie ‘De ontwikkeling van seksueel gedrag’ en ‘De mannelijke en vrouwelijke sociale rol’.

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [Proces v. seks. different.] [Anatom. ontwikkeling] [De rol van hormonen] [Lichaam van de man] [Lichaam van de vrouw] [Mensel. voortplanting] [Enk. licham. problemen] [II - Seksueel gedrag] [III - Seks. en maatsch.] [Literatuurlijst]