De anatomische ontwikkeling tot man en vrouw

De anatomische ontwikkeling tot man en vrouw

Het anatomisch verschil tussen mannen en vrouwen is niet erg groot. Zelfs hun geslachtsorgaanstelsels lijken sterk op elkaar en zijn in de eerste ontwikkelingsfase niet van elkaar te onderscheiden. Later in de ontwikkeling gaan de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen elkaar aanvullen, maar ook dan nog is te zien dat ze dezelfde oorsprong hebben. Met andere woorden, hoewel de verschillen in geslachtsorganen (net als alle andere lichamelijke kenmerken van het toekomstige menselijke wezen) al in iedere bevruchte eicel zijn vastgelegd, komen ze slechts langzaam, gedurende een bepaalde periode, tot stand. Een heel enkele maal wordt deze ontwikkeling belemmerd en blijft dan onvolledig. (Zie ‘Misvormingen van de geslachtsorganen’).

Zoals gezegd kan het soms moeilijk zijn om van iemand te zeggen of het een man of een vrouw is. Los gezien dus van de mening die de persoon zelf daarover heeft of (later) zou kunnen hebben. Maar in ons dagelijks leven kunnen wij er doorgaans mee volstaan om iemands sekse vast te stellen op grond van bepaalde duidelijke, typerende lichamelijke en psychische kenmerken. Dit zijn de zogenaamde geslachtskenmerken. Deze zijn in drie categorieën onder te verdelen:

1.  De primaire geslachtskenmerken zijn de uitwendige geslachtsorganen. Deze zijn al bij de geboorte aanwezig en maken het mogelijk om van een pasgeborene te zeggen of het een jongen of een meisje is.

2.  De secundaire geslachtskenmerken zijn de lichaamskenmerken die zich in de puberteit ontwikkelen en die het anatomische verschil tussen mannen en vrouwen accentueren.

3.  De tertiaire geslachtskenmerken zijn psychische hoedanigheden die bij de ene sekse worden aan- gemoedigd en bij de andere sekse worden tegengegaan.

De primaire en secundaire geslachtskenmerken zijn biologisch bepaald en vormen de grondslag voor iemands man-zijn of vrouw-zijn. De tertiaire geslachtskenmerken zijn cultureel bepaald en vormen mede de grondslag voor iemands mannelijkheid of vrouwelijkheid.

In de volgende paragrafen komen uitsluitend de lichamelijke kenmerken aan de orde. Zie voor de psychologische aspecten van de seksuele differentiatie ‘De ontwikkeling van seksueel gedrag’ en ‘De mannelijke en vrouwelijke sociale rol’.

De primaire geslachtskenmerken

De geslachtsorganen vormen het duidelijkste geslachtskenmerk en zijn bovendien het enige uitwendige teken dat aangeeft of een pasgeborene een jongen dan wel een meisje is. Maar hoewel de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen er zeer verschillend uitzien, hebben ze wel dezelfde oorsprong en structuur. Ze ontstaan uit dezelfde embryonale celmassa. Het verschil ontwikkelt zich geleidelijk tijdens de groei, in de periode voor de geboorte. (Zie ook ‘De zwangerschap’). De geslachtsorganen gaan pas na de puberteit volledig functioneren, wanneer ze, onder invloed van bepaalde hormonen, volgroeid raken. (Zie ook ‘De rol van hormonen’).

De man

De eerste week na de bevruchting is zowel het mannelijk als het vrouwlijk embryo een minuscuul wezentje zonder herkenbare menselijke trekken. Een primitief hoofdje en knopvormige ledematen die tot echte armen en benen gaan uitgroeien zijn echter al aanwezig. En verder heeft het embryo een strookje weefsel dat tot geslachtsorganen zal uitgroeien. Het allereerste begin van de kiemklieren of gonaden is zelfs al te vinden, maar op dit moment is er nog geen geslachtelijke differentiatie, dat wil zeggen, ze zijn voor beide seksen gelijk. Uitwendig is er een knobbeltje (dat aan een man doet denken) met een groefje (dat aan een vrouw doet denken) te zien op de plaats waar later de geslachtsorganen zullen groeien. Naarmate het mannelijk embryo tegen het einde van de derde maand van zijn leven er langzamerhand wat menselijker gaat uitzien, groeien de tot dan toe ongedifferentieerde gonaden uit tot testikels. Het uitwendige knobbeltje groeit uit tot een penis, en het groefje sluit zich. (Als restant van het groefje loopt er bij de man een rose littekenlijn langs de onderkant van zijn penis, van de glanseikel tot de anus). Twee stukken huid ter weerszijden van het knobbeltje beginnen het scrotum te vormen. (Bij de vrouw worden dit de grote schaamlippen van de vulva).

Wanneer het embryo tot foetus wordt, dat wil zeggen zodra de vrucht als menselijk wezen herkenbaar is, ongeveer na de zesde week, blijft de ontwikkeling van de geslachtsorganen doorgaan, tegelijk met die van de rest van het lichaam. Tussen de zevende en negende maand dalen de testikels doorgaans vanuit de buikholte in het scrotum.

In dejaren tussen geboorte en puberteit ondergaan de geslachtsorganen geen grote veranderingen meer. Maar jongens tussen 12 en 17 jaar merken gewoonlijk dat hun geslachtsorganen flink groter worden en hebben hun eerste zaadlozing. Zij zien ook dat er wat haar (dat schaamhaar wordt genoemd) aan de basis van de penis begint te groeien. Dit alles geeft aan dat de geslachtsorganen volgroeid raken. (Zie voor meer details ‘De mannelijke geslachtsorganen’).

De vrouw

Zowel het mannelijke als het vrouwelijke embryo blijft de eerste weken van zijn bestaan geslachtelijk ongedifferentieerd. De aanleg van de kiemklieren of gonaden is aanwezig, maar dit begin ziet er voor beide seksen gelijk uit. Net als het mannelijke embryo heeft ook het vrouwelijke embryo een knobbeltje met een groefje op de plaats waar later de uitwendige geslachtsorganen zullen komen. In het geval van de vrouw wordt het knobbeltje echter tot clitoris, terwijl het groefje open blijft, de kleine schaamlippen en het portaal (introïtus) van de vulva vormend. Twee stukken huid ter weerszijden worden dikke plooien en groeien uit tot de grote schaamlippen. (Bij de man vormen ze het scrotum). De oorspronkelijke gonadale weefselstructuren die bij de man tot testikels worden, gaan bij de vrouw de ovaria (eierstokken) vormen.

Tussen geboorte en puberteit ondergaan de geslachtsorganen van het meisje geen grote veranderingen meer. Maar tussen 11 en 13 jaar komt er wat haargroei (schaamhaar) op de vulva, en gewoonlijk is rond die tijd ook de eerste menstruatie te verwachten. Deze dingen betekenen dat het meisje bijna geslachtsrijp is. (Zie voor meer details ‘De vrouwelijke geslachtsorganen’).

De secundaire geslachtskenmerken

De secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen zich in de puberteit, onder invloed van hormonale prikkels. Bij meisjes zijn ze er het eerst, bij jongens komen ze wat later. Tegen de tijd dat het lichaam volgroeid is zijn er tussen mannen en vrouwen een aantal duidelijke verschillen. (Zie ook ‘De rol van hormonen’).

In de volgende paragrafen staan de lichamelijke veranderingen van de puberteit kort beschreven. Deze veranderingen kunnen zich zeer langzaam voltrekken, gedurende een periode van meer dan 10  jaar, maar ook wel zeer snel, binnen een tijd van één of twee jaar. Hoewel algemene sociale omstandigheden, voeding en klimaat ook op de ontwikkeling van invloed kunnen zijn, is veel erfelijk bepaald. Zo blijven Aziatische mannen gewoonlijk minder gespierd en hebben minder haar in hun gezicht en op hun lichaam dan Europese mannen.

De man

De eerste veranderingen in de puberteit bij mannen zijn het groter worden van de testikels, de groei van schaamhaar aan de basis van de penis en het groeien van de penis. Deze veranderingen geven aan dat het lichaam vrijwel geslachtsrijp is en kort daarop kan de eerste zaadlozing worden verwacht. In het begin hoeft het geloosde zaadvocht nog geen zaadcellen te bevatten en bestaat het voornamelijk uit vocht van de prostaat. (De eerste zaadlozing kan sich voordoen tijdens masturberen, of spontaan, gedurende de slaap. In het laatste geval spreekt men van een ‘natte droom’, want tijdens dit gebeuren wordt er doorgaans gedroomd, meestal dat er geürineerd wordt).

In de puberteit wordt het lichaam snel groter. De schouders worden breder dan de heupen, de borstkas groeit in alle richtingen uit, en de spieren van armen, benen en schouders worden sterker en tekenen zich meer af. Het schaamhaar wordt dichter, gaat kroezen, en begint meestal een driehoek te Vormen die naar boven, naar de navel, wijst. Ook onder de armen komt er wat haar (het zogenaamde okselhaar) en bij sommige mannen op de borst. In het algemeen is de man meer behaard dan de vrouw. Tenslotte gaat er ook in het gezicht haar groeien, dat een baard wordt als het niet regelmatig wordt afgeschoren. Tegelijk met de mannelijke geslachtsorganen wordt ook de larynx (strottehoofd of ‘adamsappel’) groter. Als gevolg hiervan hebben mannen gewoonlijk een diepere stem dan vrouwen.

De vrouw

De lichamelijke veranderingen in de puberteit neemt een vrouw in een bepaalde volgorde waar. Om te beginnen worden de borsten groter. Vervolgens verschijnt er eerst wat steil, later meestal kroezend of krullend haar op de vulva. Dit schaamhaar vormt een naar beneden wijzende driehoek. Tenslotte verschijnt er ook wat haar onder de armen (het zogenaamde okselhaar). Gedurende deze tijd groeit het lichaam in de lengte en worden de heupen breder dan de schouders. Vetweefsel in en om de borsten, schouders, heupen en billen geeft het vrouwelijke lichaam dat in het algemeen wat rondere uiterlijk. De eerste menstruatie (die ook wel menarche wordt genoemd) geeft aan dat het meisje bijna geslachtsrijp is. In het begin is de menstruele cyclus nog onregelmatig, en soms is er in zo’n cyclus nog geen ovulatie. Met andere woorden, enige tijd lang kan een meisje menstruatie hebben maar toch onvruchtbaar zijn. Meestal is een vrouw pas één of twee jaar na haar eerste menstruatie op het toppunt van haar voortplantingsvermogen.

DE SECUNDAIRE GESLACHTSKENMERKEN

De Man: Gemiddeld groter en zwaarder dan de vrouw.
1. Hoofdhaar: kan uitvallen bij het ouder worden. 2. Gezichtsbeharing: blijft na het volwassen worden altijd groeien. 3. Gelaatstrekken : meer geprononceerd, gezicht langer, hoofd (voor tot achter) langer. 4. Ne/c.'dikker, langer, strottehoofd een derde groter. 5. Schouders: breder en vierkanter. 6. Borstkas: langer, breder, dieper. 7. Lichaamsbeharing. duidelijk zichtbaar, vooral op borst en armen. 8. Borsten: vrijwel geen enkele aanzet tot ontwikkeling. 9. Spieren . sterker, vrij duidelijk zichtbaar. 10. Armen : langer, dikker, geen hoek tussen onderarm en bovenarm als de handpalm naar voren wijst. 11. Schaamhaar:vormt een driehoek met de punt naar boven. 12. Heupen: smaller. 13. Handen en voeten:groter, vingers en tenen sterker en met rondere toppen. 14. Dijen: meer cilindrisch met duidelijke spierbundels. 15. Benen: langer, met ronde kuiten. 16. Hoek tussen dij- en onderbeen: rechte lijn van dij tot enkel, net als bij de arm.

De Vrouw: Gemiddeld kleineren lichter dan de man.
1.  Hoofdhaar: blijft langer behouden. 2. Gezichtsbeharing:zeer licht, gewoonlijk alleen in latere jaren duidelijker. 3. Gelaatstrekken .'fijner, gezicht ronder, hoofd kleiner, ronder (van bovenaf). 4. Nek: korter, ronder, kleiner strottehoofd. 5. Schouders: ronder, schuin aflopend. 6. Borstkas: kleiner, smaller. 7 Lichaamsbeharing:zeer licht en weinig. 8. Borsten: van vooruitstekend tot hangend. Tepels:goed ontwikkeld, met een grote tepelhof. 9 Spieren:grotendeels onzichtbaar onder de vetlaag van de huid. 10. /Innen/duidelijke hoek tussen onderarm en bovenarm als de handpalm naar voren wijst. 11. Schaamhaar: vormt aan de bovenkant een rechte lijn. 12. Heupen: breder, ronder. 13. Handen en voeten: kleiner en smaller. 14. Dijen. van boven breder, korter. 15 Benen: korter, rondere contouren. 16. Hoek tussen dijen onderbeen.'licht gebogen, bij de knie een hoek vormend, net als bij de arm.

Bij vrouwen wordt de larynx niet of nauwelijks groter en daarom is er ook geen duidelijke stemverandering zoals bij mannen. In het algemeen zijn vrouwen ook minder gespierd en wat kleiner dan mannen.

Aan het einde van de puberteit hebben de borsten hun typisch ronde vorm gekregen en worden zij het opvallendste secundaire geslachtskenmerk van de vrouw. Zij gaan echter pas na een zwangerschap melk produceren. (Zie ‘Geboorte’).

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [Proces v. seks. different.] [Anatom. ontwikkeling] [De rol van hormonen] [Lichaam van de man] [Lichaam van de vrouw] [Mensel. voortplanting] [Enk. licham. problemen] [II - Seksueel gedrag] [III - Seks. en maatsch.] [Literatuurlijst]