Sekse en gender

Sekse en gender

Toen wij eerder de ontwikkeling van menselijk seksueel gedrag bespraken, hebben wij onderscheid gemaakt tussen iemands

•     biologisch geslacht (de mannelijke of vrouwelijke lichaamsbouw en kenmerken),

•     genderrol (de sociale rol als man of vrouw) en

•     seksuele gerichtheid (de voorkeur voor mannelijke of vrouwelijke seksuele partners).

Tegelijk ook hebben wij uitgelegd dat de term ‘biologisch geslacht’ betrekking heeft op iemands lijfelijk man-zijn of vrouw-zijn, dat ‘genderrol’ betrekking heeft op iemands mannelijk of vrouwelijk gedrag, en dat ‘seksuele gerichtheid’ betrekking heeft op heteroseksualiteit of homoseksualiteit. Op dit moment zullen wij ons uitsluitend bezighouden met de vraag wat de eerste twee van deze begrippen voor vrouwen betekenen. (Zie voor een gedetailleerde beschrijving de inleiding bij ‘De ontwikkeling van seksueel gedrag’).

In onze eerste bespreking hebben wij gezien dat biologisch geslacht en genderrol niet altijd volledig met elkaar overeenstemmen: iemand kan lijfelijk man zijn maar vrouwelijk van aard en lijfelijk vrouw zijn maar mannelijk van aard. Ook hebben wij gezien dat zowel biologisch geslacht als genderrol een kwestie is van gradatie: mensen zijn mannelijk of vrouwelijk in die mate, waarin hun gedrag en karakter aansluit bij een cultureel bepaald beeld van hoe mannen en vrouwen behoren te zijn. Om iemands biologisch geslacht, het man-zijn of vrouw-zijn dus, te bepalen, onderzoeken wij hun lichaam; om iemands genderrol, iemands mate van mannelijkheid of vrouwelijkheid dus, te bepalen, gaan wij na hoe de opvattingen van de desbetreffende persoon zijn en hoe hij of zij die tot uiting brengt.


HISTORISCHE VOORBEELDEN VAN MENSEN IN TRAVESTIE
De Griekse dichter Homerus beschrijft hoe de held Achilles tot het moment dat hij aan de Trojaanse oorlog ging deelnemen, als meisje werd opgevoed en gekleed. Naast deze en andere legendarische figuren zijn er echter nog vele andere historische personages die de kleding van de andere sekse droegen. Onder meer de Romeinse keizer Heliogabalus (3e eeuw), abbé de Choisy (17e eeuw), het boerenmeisje Jeanned’Arc (15e eeuw) en koningin Christinavan Zweden (17e eeuw). Niet al deze mannen en vrouwen zullen hetzelfde motief voor hun gedrag hebben gehad. Het zou te simpel gesteld zijn om hen allemaal ‘transvestieten’ te noemen. In sommige gevallen betrof het misschien een trans- seksueel, anderen deden het misschien louter om hun tijdgenoten te shockeren of hadden een ander, niet-seksueel motief voor hun manier van kleden. Voor sommigen was dragen van kleding van de andere sekse een zaak die na een bepaalde tijd ophield. (Linksboven) Edward Hyde, Lord Cornbury, koloniaal gouverneur van New York en New Jersey, droeg graag vrouwenkleren en vertoonde zich zelfs als vrouw gekleed in het openbaar. Uit dit officiële portret blijkt hoe hij zich hiervoor niet in het minst geneerde en hoe tolerant zijn tijdgenoten waren.
(Rechtsboven) George Sand (Lucille Aurore Dupin), 19e eeuwse Franse schrijfster, koos zich een mannelijke voornaam en kleedde zich, hoewel niet altijd, als een man. Zij profiteerde van de vrijheid en de bekendheid die haar dat opleverde, maar had op latere leeftijd een conventionelere levensstijl.
(Onder) De Chevalier d’Eon, 18e eeuws Frans diplomaat en bekend schermer. Biologisch was hij man, maar gedurende zijn lange carrière leefde hij afwisselend als man (links) en als vrouw (rechts). In beide rollen bleef hij echter zijn behendigheid met de degen tonen.

Als wij eenmaal het fundamentele verschil tussen de begrippen biologisch geslacht en genderrol begrijpen, dan hebben wij de eerste stap gezet op weg naar begrip van hoe gecompliceerd het is man of vrouw te zijn. Maar met die eerste stap zijn we er nog niet. Willen wij dit onderwerp degelijk aanpakken dan moeten wij nog een ander onderscheid invoeren: dat tussen ‘genderrol’ en ‘genderidentiteit’.

Tot dusver hebben wij ‘genderrol’ vrij ruim omschreven als de mannelijke of vrouwelijke sociale rol, de manier dus waarop mensen hun mannelijkheid of vrouwelijkheid tonen. Toegegeven moet worden dat dit een te eenvoudige voorstelling van zaken is geweest, omdat iedere sociale rol minstens op twee manieren kan worden bekeken: spelers van een rol kunnen beoordeeld worden naar de manier waarop zij bij anderen overkomen, maar ook naar de manier waarop zij bij zichzelf overkomen. Mensen kunnen iets met overtuiging spelen of niet; zij kunnen zich wél met hun rol identificeren of niet. Voor genderrollen geldt hetzelfde. Van kinderen met een jongenslichaam wordt verwacht dat zij in de mannelijke rol gaan, en meestal gebeurt dat ook. Maar het is mogelijk dat, in sommige gevallen, dit rollenspel maar een aarzelende, oppervlakkige vertoning blijft en dat een jongen, ondanks zijn uiterlijk, zich - zonder dat aan iemand te vertellen - met de vrouwelijke rol identificeert. Die identificatie met de rol van vrouw kan zó sterk blijken te zijn dat het mannelijk gedrag en de mannelijke lichaamsbouw en kenmerken tenslotte graag opgegeven worden. Dan wordt duidelijk, dat deze ‘jongen’ beter als meisje opgevoed had kunnen worden. (Zie ‘Transseksualiteit’). Gelukkig komt dat niet veel voor, maar het geeft aan dat het eindcriterium voor iemands ‘gender’ noch de fysieke situatie, noch het gedrag naar buiten is, maar uitsluitend het gevoel dat men zelf heeft over wat men is. Als wij het dus over ‘gender’ hebben, moeten wij onderscheid maken tussen twee verschillende dingen:

•     genderrol (de sociale rol als man of vrouw) en

•    genderidentiteit (het man-zijn of vrouw-zijn gevoel).

Bij de meeste mensen komen genderrol en genderidentiteit natuurlijk met elkaar overeen. De meeste vrouwen vervullen niet alleen een vrouwelijke rol, maar hebben zich ook volledig met die rol geïdentificeerd. Zij ontwikkelen en vertonen niet alleen vrouwelijke hoedanigheden, maar beschouwen deze ook als oprechte uitingen van ‘hoe ze werkelijk zijn’. Hierbij kan het heel goed zijn dat veel vrouwen vinden dat hun vrouwelijkheid hen vleugellam maakt en hen te veel beperkingen oplegt, en dat zij hun grenzen proberen te verruimen, maar dat wil niet zeggen dat zij hun rol in principe niet accepteren. Zij identificeren zich er wel mee, maar willen er graag wat meer inhoud aan geven. Vrouwen met een echt genderidentiteitsprobleem zijn zeldzaam. Als wij het dus over maatschappelijke kwesties hebben, over hun betekenis voor vrouwen in het algemeen, dan kunnen wij het verband tussen rol en identiteit doorgaans laten voor wat het is en ons alleen maar concentreren op de ruimere begrippen sekse en gender.

‘Sekse’ is, zoals wij hebben gezien, een biologische term, ‘gender’ een psychologische en culturele. Sekse vormt voor gender de basis. Als een kind geboren wordt dan wordt de sekse snel vastgesteld door een blik op de uitwendige geslachtsorganen. Onmiddellijk daarna begint de ontwikkeling van de cultureel bepaalde gender. Aanvankelijk bestaat dat toekennen van een gender nog uitsluitend uit het geven van een jongens- of meisjesnaam, en eventueel uit een lichtblauw of roze dekentje. Maar door verschillende houdingen van de ouders, door liefkozingen, spelletjes, speelgoed, kleding, haardracht, boeken, meubilair, sieraden enzovoort, worden de verschillen tussen jongens en meisjes al snel groter. Familieleden, vrienden, speelkameraadjes, babysitters en onderwijzers laten vervolgens zien dat zij die verschillen ook accepteren. De eerste jaren na de geboorte leren kinderen zo niet alleen dat zij een jongen of een meisje zijn, maar leren zij ook het daarbij horende gedrag te vertonen. Lang voordat mensen een bewuste keuze in deze zaak kunnen doen of er invloed op kunnen uitoefenen, wordt hun gender (d.w.z. zowel hun vermoedelijke genderidentiteit als hun gewenste genderrol) ‘gekoppeld’ aan hun sekse en zo voorgoed vastgelegd. (Zie voor details ‘De ontwikkeling van seksueel gedrag, ‘De baby- en kinderjaren’).

In theorie hoeft het maatschappelijke verschil tussen man en vrouw geen enkel probleem te zijn. Integendeel; het kan zelfs positieve kanten hebben, maar steeds meer mensen gaan beseffen dat het in de praktijk helaas zeer vaak onrecht en ongelijkheid betekent. In de meeste maatschappijen, ook in de onze, wordt aan vrouwen een lagere status toegekend dan aan mannen en worden vrouwelijke hoedanigheden lager gewaardeerd dan mannelijke hoedanigheden. Vrouw te zijn is voor vrouwen dus een kenmerk van inferioriteit. Mannen daarentegen beschouwen hun mannelijkheid als een garantie voor superioriteit. Dit houdt in dat sekse ook te maken heeft met zaken als macht en machteloosheid. Tenslotte blijkt het in wezen een politieke zaak te zijn.

De moderne vrouwenbeweging hecht er veel belang aan dat vrouwen een politieke scholing krijgen en aan staatszaken deelnemen. Vroeger hebben de vrouwen in de beweging voor het vrouwenkiesrecht en andere politieke en wettelijke rechten gevochten, in de hoop dat zij hiermee de heersende machtsverhoudingen tussen de seksen zouden veranderen. Bovendien beweren de feministen al vele jaren dat als mannen en vrouwen eenmaal gelijke rechten hebben, zij ook op allerlei manieren gelijk zullen blijken te zijn. Bepaalde verschillen tussen de seksen zullen natuurlijk altijd blijven bestaan, maar de huidige cultureel bepaalde verschillen zullen veel minder uitgesproken en belangrijk worden. Misschien zullen ze allemaal verdwijnen.

Aan de biologische feiten valt niet te tornen: alleen vrouwen kunnen kinderen krijgen en zogen, en mannen zijn gemiddeld groter, sterker en sneller dan vrouwen. Een volgroeid mannenlichaam produceert bovendien een grotere hoeveelheid andro- gene stof dan een volgroeid vrouwenlichaam. Maar het constateren van deze simpele feiten is voor de meeste mensen niet genoeg; zij verbinden er direct conclusies aan betreffende hun psychologische betekenis. In onze maatschappij zijn passiviteit, onderdanigheid, zwakheid, impulsiviteit en sentimentaliteit kenmerken van de vrouwelijke aard en activiteit; agressie, kracht, zelfbeheersing en rationaliteit kenmerken van de mannelijke aard. Daarom acht men mannen meer geschikt om te vechten, zware dingen te sjouwen of te tillen, technische problemen op te lossen en abstract te denken; van vrouwen zegt men dat zij beter zijn in het grootbrengen en opvoeden van kinderen, het werken met kleine, ingewikkelde instrumentjes, het inrichten van huizen en het onderhouden van contacten. Dat zijn allemaal hoogst dubieuze generaliseringen, maar stel dat ze waar zijn, dan nog moeten we weten dat op dit moment niet met zekerheid te zeggen is of het hier gaat om aangeboren eigenschappen of om sociale conditionering. Vanaf de geboorte worden mannen en vrouwen verschillend behandeld en zo lang men dat blijft doen kunnen we naar het ‘pure’ karakter alleen maar gissen. Antropologen hebben intussen enkele maatschap- pijvormen ontdekt en beschreven waar de mannelijke en vrouwelijke rol vrijwel omgekeerd was aan die bij ons, dus waar de vrouw degene is die er op uittrekt om voor het gezin het voedsel te vergaren en de man volgzaam het huishouden doet. (Zie bijvoorbeeld het onderzoek van Margaret Mead Sex and Temperament in Three Primitive Societies [1933]. [Seksualiteit en Temperament, Spectrum, 1962], Ook is in vele ontwikkelingslanden de vrouw de waterdraagster en degene die over lange afstanden zware gewichten moet dragen. Velen van hen bewerken het land of vangen vis, onder ‘toezicht’ van mannen, die het lichtere werk voor zichzelf reserveren.

Dat mannen hun vrouwen en dochters al het zware werk laten doen en tegelijkertijd zeggen dat vrouwen het ‘zwakke geslacht’ zijn, is overigens niet ongebruikelijk. Machtsrelaties hoeven niet logisch te zijn en houden niet op te bestaan alleen maar omdat zij niet redelijk blijken. In het oude Rome lieten de rijken hun kinderen opvoeden door slaven, die zij tegelijkertijd verachtten en, minder lang geleden, gebruikten absolute monarchen in Europa mannen van ‘lage komaf om hun land te helpen regeren en zo de superioriteit van de aristocratie te bewijzen. Zuiver logisch bezien zijn de specifieke verschillen van de rolverdeling tussen man en vrouw en het overal geaccepteerd worden ervan moeilijk te verklaren. Men kan alleen opmerken dat die verdeling bestaat en vaak inhoudt dat de vrouw onderworpen is.

Mannelijke superioriteit en vrouwelijke onderworpenheid vervormen zowel het mannelijke als het vrouwelijke karakter. Veel mannen ontwikkelen een fanatieke trots op hun mannelijkheid die bijna alles wat ze doen kleurt en bepaalt. Het beste woord voor deze ongezonde houding, die men zowel bedreigend als lachwekkend kan vinden, is het Spaanse woord machismo (van macho: mannetje, mannelijk dier). Vrouwen daarentegen moeten voldoen aan het onrealistische ideaal van ‘pure vrouwelijkheid’ die hen van alle initiatief berooft en blootstelt aan de onrechtvaardige dubbele moraal.

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [II - Seksueel gedrag] [III - Seks. en maatsch.] [De sociale rol] [Aangepast - afwijkend] [Huwelijk en gezin] [De onderdrukten] [De 'seksuele revolutie'] [Seksueel slang] [Instanties en groepen] [Literatuurlijst]