Het probleem van de seksuele ethiek

Het probleem van de seksuele ethiek

De geschiedenis door heeft de mens geworsteld met het probleem van de seksuele ethiek of, anders gezegd, met de vraag of zijn eigen seksuele gedrag of dat van andere mensen goed of slecht was. Vandaag de dag is deze vraag nog even belangrijk als altijd, hoewel een antwoord erop veel moeilijker te geven is dan vroeger.

Al onze zedelijke normen zijn natuurlijk gebaseerd op bepaalde overtuigingen of inzichten en de seksuele ethiek van een samenleving gëeft aan hoe die samenleving over het doel of het ‘wezen’ van seksualiteit denkt. Er zijn bijvoorbeeld volkeren geweest die niet op de hoogte waren van het oorzakelijk verband tussen seksualiteit en voortplanting. Die volkeren hadden natuurlijk andere maatstaven voor seksueel gedrag dan volkeren die geloofden dat het enige doel van seksualiteit kinderen verwekken was.

In onze eigen samenleving is deze laatste opvatting lange tijd gehuldigd door kerkelijke autoriteiten, en daarom heeft zij ook onze traditionele seksuele moraal bepaald. In de moderne tijd is er door de vooruitgang op wetenschappelijk en technisch gebied, door het geleidelijk verliezen van het geloof en door de toenemende communicatie tussen verschillende culturen echter een tot dusverre ongekende rijkdom aan waarden ontstaan. Het gevolg is dat wij ons in een nieuwe historische situatie bevinden. In de loop van ons leven komen wij tegenover een grote reeks tegenstrijdige opinies over het doel van seksualiteit te staan en worden wij gedwongen om een keuze te doen uit diverse normenstelsels.

Op de nu volgende bladzijden wordt deze ontwikkeling kort besproken en worden een aantal van de huidige en toekomstige mogelijkheden beschreven.

De kerkelijke traditie

Ons ethisch erfdeel wordt dikwijls als ‘joods-chris- telijk’ omschreven. Dat wil zeggen dat onze normen worden gekenschetst als typerend voor het joodse en christelijke geloof en in zekere zin is dat ook zo. Het joodse en christelijke geloof zijn echter -  zonder dat wij ons daar bewust van zijn - zelf ook weer beïnvloed door bepaalde stromingen van buitenaf.

Direct of indirect zijn onze opvattingen ook gevormd door mythologieën uit het Nabije-Oosten, Griekse filosofieën, Romeinse wetten en Germaanse gebruiken. Bovendien zien we, ook al beperken we ons uitsluitend tot de ‘christelijke’ traditie, dat het christendom in verschillende tijden verschillende betekenissen heeft gehad. Uit historisch onderzoek blijkt bijvoorbeeld, dat de christelijke benadering van seksualiteit in de loop der eeuwen aan sterke veranderingen onderhevig is geweest en dat de betekenis van die veranderingen in ieder geval niet zo duidelijk is als we wel veronderstellen. Om maar één voorbeeld te noemen: tegenwoordig associëren wij vroomheid meestal met seksuele ingetogenheid, maar het Engeland van Chaucer, met als zijn ontucht, was een veel godvruchtiger land dan het preutse Engeland ten tijde van koningin Victoria. Toch mag, over het geheel genomen, worden gesteld dat ons leven lange tijd door de joods- christelijke leer is beheerst, en dat veel van die leer nogal willekeurig en bekrompen is geweest. De meeste joden en christenen hebben het grootste deel van de tijd geloofd dat het krijgen van kinderen de enige rechtvaardiging van seksualiteit was.

In het oude Israël werd iedereen er zoveel mogelijk van doordrongen ‘vruchtbaar te zijn en te vermenigvuldigen’. De coïtus tussen man en vrouw werd gepropageerd, alle andere seksuele uitingsvormen waren taboe. Maar zelfs tussen gehuwden werd seksuele gemeenschap als zondig beschouwd wanneer de vrouw menstrueerde, dat wil zeggen wanneer de kans op bevruchting gering was. De ‘ergste’ niet op voortplanting gerichte zonden - homoseksueel geslachtsverkeer en seksueel contact met dieren - werden als afgodendienst beschouwd. Dat werden dus godsdienstige misdrijven. Zij schonden Gods ‘natuurlijke orde’ en iedereen die zich er aan overgaf was een seksuele ketter. Diens aanwezigheid onder de gelovigen kon niet worden geduld en hij werd daarom gedood.

De eerste christenen verwierpen veel joodse opvattingen en tradjties, maar wat de seksualiteit betreft volgden zij min of meer de wetten van Mozes. Al spoedig ontwierpen zij zelfs nog strengere wetten en een tijd lang werd seksuele onthouding gepropageerd en werden seksuele genoegens tegengegaan. Het was wel toegestaan dat gehuwden kinderen kregen, maar totale onthouding was beter. Deze nieuwe ascese zwakte in de loop van de tijd wat af, maar de er aan ten grondslag liggende negatieve houding bleef bestaan. De middeleeuwse kerk was nog altijd van oordeel dat voortplanting de enige ‘natuurlijke’ functie van seksualiteit was.

De Reformatie bracht geen grotere seksuele verdraagzaamheid. Integendeel, de protestanten mochten het dan niet eens zijn met het katholieke celibaat, velen van hen hielden vast aan het traditionele vooroordeel over voortplanting en straften buitenechtelijke seksuele relaties. Zij bliezen zelfs de oud-testamentaire wetten tegen niet op voortplanting gerichte seksuele ketterijen nieuw leven in en vervolgens vormde hun filosofie de basis voor de moderne zedelijkheidswetgeving in diverse westerse landen. (Zie ‘Aangepast gedrag en afwijkend gedrag, Wettig - onwettig’).

Het moderne protest

Het eerste verzet tegen de oude joods-christelijke normen dateert van het einde van de middeleeuwen. De wederopleving van het Griekse en Romeinse denken, de verandering van een feodalis- tisch in een kapitalistisch economisch stelsel, de technische vernieuwingen, de eerste ontdekkingsreizen, de groei van de handel en de komst van de moderne wetenschap brachten de mensen er toe onafhankelijk te worden en te gaan twijfelen aan veel van wat vroeger heilig werd geloofd. Als gevolg van de Reformatie verdween bovendien de vroegere godsdienstige eenheid en zekerheid. Een groeiend aantal nieuwe christelijke sekten kwam met eigen interpretaties van Gods wil, en ofschoon de meeste het over zaken die de seksuele ethiek betroffen nog wel eens waren, kon het niet anders of hun onenigheid op andere gebieden moest hun algemene invloed wel ondermijnen. Maar tenslotte begonnen zij zelfs over seksuele aangelegenheden van mening te verschillen en hierbij de bijbel te citeren om hun zeer uiteenlopende en soms zelfs tegenstrijdige standpunten kracht bij te zetten. Door dit alles keerden vele mensen zich van de kerk af en zochten hun morele steun elders. Waarden die altijd als absoluut waren beschouwd, werden in een algeheel proces van secularisering geleidelijk aan betrekkelijk.

De'anticonceptie-revolutie’

Toen modern onderzoek tot een beter begrip van de menselijke functies op het gebied van seksualiteit en voortplanting ging leiden, werd het een stuk makkelijker om de voortplanting bewust te regule- ren. Ergens laat in de 17e of vroeg in de 18e eeuw kwamen er op vrij grote schaal condooms in de handel die van dierlijke ingewanden waren gemaakt. (Over de precieze herkomst van het condoom lopen de meningen nog steeds uiteen. Voorzover wij weten werd het condoom in een of andere vorm misschien al in de oudheid gebruikt). Aanvankelijk waren deze condooms waarschijnlijk als een bescherming tegen geslachtsziekte bedoeld, maar hun waarde als voorbehoedmiddel bleef niet lang onopgemerkt. Tenslotte werd in de 19e eeuw de massaproduktie van het rubber condoom mogelijk en gingen steeds meer mensen er toe over om iets aan anticonceptie te doen. Geleidelijk aan kwamen er andere efficiënte methoden bij, bijvoorbeeld het pessarium rond 1880, het spiraaltje rond 1930 en ‘de pil’ rond 1950. Tegelijkertijd ontstonden er zowel particuliere als overheidsinstellingen die deze keuzemogelijkheden voor het grote publiek beschikbaar gingen stellen. In de meeste landen is het tegenwoordig voor zowel mannen als vrouwen een eenvoudige zaak om, indien dat gewenst wordt, zwangerschap te voorkomen.

De 'bevolkingsexplosie’

De komst van betrouwbare voorbehoedmiddelen en de groeiende bereidheid om ze te gebruiken, gaf de menselijke soort als geheel enige reden tot hoop toen het zich vrij plotseling voor een nieuw probleem gesteld zag: de dreiging van overbevolking. Dit probleem was in feite al geconstateerd aan het einde van de 18e eeuw door Thomas Malthus, maar toen de bevolkingsgroei in de volgende decennia in sommige Europese landen niet aan de eisen van de industrialisering bleek te voldoen, sloegen de kerkelijke en politieke autoriteiten Malthus’ waarschuwingen in de wind en drongen zelfs aan op hogere geboortencijfers. Inmiddels heeft de waarheid zich echter duchtig doen gelden: de bevolkingsgroei op onze planeet is explosief geworden en staat op het punt de bestaande voedselbronnen te overtreffen.

Naar schatting bestaat de mens tenminste drie miljoen jaar, toch waren er ongeveer driehonderd jaar geleden nog slechts 500 miljoen mensen (dat wil zeggen ongeveer tweemaal de huidige bevolking van de Verenigde Staten). Nog geen twee eeuwen later was dit aantal verdubbeld tot 1 miljard, en tegen 1930 was het opnieuw verdubbeld tot 2 miljard.

Slechts 30 jaar later, in 1975, was de wereldbevolking al toegenomen tot 4 miljard. Dat betekent onder meer dat van alle mensen die ooit hebben geleefd, ongeveer 25% of een kwart momenteel leeft. Het betekent ook dat, als er niets verandert, het aantal mensen zich in slechts 35 jaar opnieuw zal hebben verdubbeld en dan het duizelingwekkende aantal van 8 miljard zal bereiken. (Zie de grafiek op blz. 81)

Zonder nader op de details van de oorzaken en gevolgen van deze ontwikkelingen in te gaan, kunnen wij stellen dat deze ons dwingen het voortplan- tingsideaal van onze traditionele moraal te herzien. Er is geen andere oplossing: als wij doorgaan zoveel mogelijk ‘vruchtbaar te zijn en te vermenigvuldigen’, dan zullen wij het leven op deze aarde spoedig onverdragelijk moeilijk of zelfs onmogelijk maken. Willen wij daarentegen het huidige hoge geboortencijfer tot een acceptabel niveau terugbrengen, dan moeten wij ons seksuele gedrag loskoppelen van voortplanting. De totale seksuele onthouding van miljarden mensen kan geen realistisch alternatief worden geacht.

De strijd voor de rechten van de mens Het streven naar menselijke zelfbeschikking, dat aan het einde van de middeleeuwen begon, heeft inmiddels tot verregaande maatschappelijke en politieke veranderingen geleid. De eersten, die zich van de absolutistische overheersing bevrijdden, waren de kerkelijke hervormers. Onderzoekers, filosofen en tenslotte de gewone burgers volgden hen. Pausen en koningen werden openlijk getart, want in een verlangen naar ‘verlichting’ werd iedereen aangezet de eigen verstandelijke vermogens te gebruiken en de gevestigde macht te betwisten. Individualisme, gelijkheid en zelfstandigheid waren de nieuwe idealen en om die te verwezenlijken werden in de Verenigde Staten en in Europa democratische regeringsvormen ingesteld.

De ‘verlichte’, autonome mens beweerde dat hij ‘natuurlijke mensenrechten’ had, onder meer het recht op leven, vrijheid en het nastreven van geluk. Hij eiste ook vrijheid van godsdienst en het recht om alles wat hij wenste te kunnen zeggen, lezen of drukken. Al spoedig bleek echter dat geen van deze rechten ook maar iets ‘natuurlijks’ had. Integendeel, zij konden alleen het resultaat zijn van een bewust gevoerde menselijke strijd. Zij waren niet werkelijk ‘een geschenk van de natuur’, maar een verworvenheid van de mensheid. Er moest voor gevochten worden, en waren zij eenmaal verkregen dan moesten zij goed worden bewaakt, omdat zij snel verloren konden gaan. Bovendien werd de nieuwe vrijheid aanvankelijk alleen geschonken aan mannelijke leden van de blanke bourgeoisie en de blanke hogere standen - vrouwen, slaven, de armen en bepaalde etnische minderheidsgroepen werden in verschillende mate buitengesloten. Pas toen deze onderdrukte groeperingen hun eigen strijd om burgerrechten begonnen, kregen zij een zekere mate van autonomie.

De strijd om verwezenlijking van de rechten van de mens gaat nog steeds door en wordt zelfs uitgebrei- der en feller. Vrouwen, kleurlingen en andere etnische groeperingen hebben nog altijd het idee dat zij in sommige opzichten gediscrimineerd worden en dat van hun kant bepaalde acties moeten worden ondernomen. En daar blijft het niet bij - hun eisen worden nu overgenomen door andere minderheidsgroepen die vroeger zwegen, zoals de bejaarden, de jongeren, ongehuwde volwassenen, homoseksuelen, gehandicapten, mensen die in psychiatrische inrichtingen verblijven, enzovoort. Elke groep heeft zijn eigen, specifieke wensen, maar er is één klacht die zij gemeen hebben: al zeer lang zijn zij allemaal het slachtoffer geweest van seksuele onderdrukking. (Zie ‘De seksueel onderdrukten’). Tegenwoordig nemen de seksueel onderdrukten met hun situatie echter geen genoegen meer. Zij eisen dezelfde vrijheid als iedereen, verontschuldigen zich niet meer voor hun wensen en weigeren de hun opgelegde status langer te aanvaarden. Mensen die de huidige onderdrukking willen laten voortbestaan daarentegen moeten hun opvattingen gaan verklaren en rechtvaardigen, hetgeen een steeds moeilijker opgave wordt, want die opvattingen zijn meestal van godsdienstige aard en missen iedere rationele basis. Gezien dit alles is er hoop dat de strijd voor seksuele bevrijding zal slagen. Het is een onderdeel van de algehele strijd voor de uitbreiding van de rechten van de mens en vormt dus een spannend en opbouwend streven naar een maatschappij met meer openheid, rechtvaardigheid en vrijheid. Dat aan meer mensen meer rechten worden gegeven wil tenslotte niet zeggen dat wij alle morele, wettelijke en politieke macht overboord zetten; wij maken die macht alleen democratischer. (Zie ook ‘De mannelijke en vrouwelijke sociale rol - De vrouwenemancipatie’).

Een ‘nieuwe moraal’ voor de toekomst

Veel mensen vinden het zeer storend dat er aan de godsdienstige tradities wordt getornd - zij menen dat dit het einde van onze beschaving zal betekenen. Zij willen geen verandering en geloven niet in vooruitgang, zeker niet op het gebied van seksuele ethiek. Zij geloven dat elke vermindering van de vroegere restricties zal leiden tot seksuele chaos en dat seksuele normen waardeloos zijn als zij niet absoluut geldig zijn.

Maar inmiddels hebben zelfs streng gelovige mensen ingezien dat het oude dogmatisme immorele gevolgen heeft en zijn ook zij op zoek gegaan naar een nieuwe, menselijker moraal. Hun oude angsten zijn vergeten, zij omhelzen de moderne idealen van individualisme en onafhankelijkheid, en zijn blij met de strikte scheiding van kerk en staat. Zij zijn er bijvoorbeeld tegen dat het geloof invloed uitoefent op onze strafwetgeving. Zelfs in de seksuele sfeer aanvaarden zij nu het beginsel dat John Stuart Mill ooit in zijn beroemde essay On Liberty (1859), verkondigde: ‘Het enige doel waartoe op enig lid van de samenleving, tegen diens wil, rechtmatig macht kan worden uigeoefend, is het voorkomen dat een ander mens wordt geschaad. Zijn eigen goed, hetzij fysiek, hetzij moreel, is onvoldoende grond. Eenieder is de aangewezen behoeder van de eigen gezondheid, op lichamelijk, mentaal en geestelijk gebied.’

Wij moeten echter beseffen dat dit principe breekt met een duizenden jaren oude morele traditie. Gedurende het grootste deel van de geschiedenis van de mensheid is de mens niet zijn eigen ‘behoeder’ geweest, maar heeft hij alle beslissingen omtrent zijn geestelijke gezondheid in handen gelaten van kerkelijke en politieke autoriteiten. Alleen deze ‘hogere’ machten konden uitmaken wat in iemands gedrag goed of slecht was, zij hadden het recht om iedereen die anders dacht het zwijgen op te leggen. Het is pas sedert vrij korte tijd dat men het in enkele democratische samenlevingen aandurft om de eigen morele opvattingen onderwerp te maken van kritisch onderzoek en openbare discussie.

Deze ontwikkeling was voornamelijk het gevolg van twee factoren: de zich uitbreidende strijd voor de rechten van de mens, en het besef dat zelfs de meest altruïstische drijfveer geen rechtvaardiging voor moreel despotisme kan zijn. Of, zoals de beroemde christelijke auteur C.S. Lewis eens heeft gezegd: ‘Van alle tirannie kwelt een tirannie die wordt uitgeoefend om bestwil van de slachtoffers misschien wel het meest.’ Een slechte, zelfzuchtige tiran raakt soms vermoeid, maar een man die andere mensen vervolgt omdat hij het beste met hen voorheeft doet dat met een zuiver geweten, zonder ook maar één moment te versagen, zonder uitzonderingen te maken en zonder op de consequenties te letten. Een democratische samenleving die de autonomie van haar burgers respecteert en hen tegen ‘omnipotente morele bemoeials’ beschermt, verdedigt hiermee de eigen grondslagen.

Helaas worden in theorie geaccepteerde democratische waarden niet altijd in praktijk gebracht. Zo wordt in de Amerikaanse grondwet bijvoorbeeld wel de persoonlijke vrijheid verkondigd, maar bestaat er op seksueel gebied nog heel wat onvrijheid. Zo af en toe steekt de oude puriteinse tirannie weer even de kop op en wordt geprobeerd iedereen in hetzelfde seksuele dwangbuis te stoppen. Zo werd in Amerika tegen het einde van de 19e eeuw de Comstock-wet aangenomen tegen het per post versturen van ‘obsceen’ materiaal. In het begin van de 20e eeuw werd overspel strafbaar gesteld waar het dat tot dan toe niet was geweest en werden de oude, vertrouwde bordelen gesloten. Na de eerste wereldoorlog leidde een nieuwe actie tegen verdorvenheid tot een algeheel verbod van alcohol. In de jaren dertig en veertig was de algemene hysterie over ‘perversie’ aanzet tot de wijdverbreide aanvaarding van wetten tegen ‘seksuele psychopaten’. In de jaren vijftig waren fantasieën over een communistische, homoseksuele samenzwering aanleiding tot een golf van federale wetten tegen homoseksualiteit. In de jaren zeventig werd een enorme actie gevoerd tegen pornografie en werden in de strijd tegen de prostitutie de klanten gearresteerd.

De ervaring leert echter dat deze en soortgelijke campagnes vrijwel nooit het gewenste effect hebben en de zaak zelfs erger kunnen maken. Door Comstocks fanatisme werd aan generaties vrouwen de juiste kennis over seksualiteit en anticonceptie onthouden en op deze wijze was hij direct verantwoordelijk voor een groot deel van het leed dat Margaret Sanger en anderen trachtten te verlichten. De verordeningen tegen buitenechtelijke seksuele relaties leidden tot de krankzinnige hypocritische situatie van rechtbanken die duizenden echtscheidingen toestonden op grond van overspel, zonder ooit de schuldige partijen te vervolgen. Door het sluiten van de bordelen moesten veel prostituées de straat op, waar zij de ‘bescherming’ van een souteneur nodig hadden. Het verbieden van alcohol gaf een enorme impuls aan de georganiseerde misdaad. De wetten tegen ‘seksuele psychopaten’ en de legale discriminatie van homoseksuelen schiep nieuwe onderdrukte groeperingen zonder dat de rest van de bevolking daar enige baat bij had. In ‘de strijd tegen de pornografie’ zijn opnieuw enorme sommen belastinggeld verspild in een poging om uitgevers die een produkt brengen dat miljoenen lezers graag kopen, het leven onmogelijk te maken. Tegelijkertijd worden die lezers het slachtoffer van een groeiend aantal gewelddaden. Maar het probleem zit nog dieper. De oude puriteinse tirannie onderdrukt niet alleen een paar seksuele zondaars en ketters, maar ook een groot aantal ‘gewone’ burgers. Seksuologen en sexthera- peuten hebben ontdekt dat starre zedelijke opvattingen mensen letterlijk ziek kunnen maken en een reeks seksuele en maatschappelijke stoornissen kunnen veroorzaken. Bovendien ontnemen dergelijke opvattingen vaak nodeloos de kans op veel plezier en leiden zij tot frustratie, jaloezie en soms tot geweld. Aan de biologische feiten valt in elk geval niet te tornen: in onze tijd komen kinderen op steeds jongere leeftijd in de puberteit, terwijl de mensen gemiddeld steeds ouder worden. Het gevolg is in het algemeen een aanmerkelijke stijging van het aantal jaren dat men wel seksueel actief kan zijn, maar niet vruchtbaar is of wil zijn.

Gezien dit alles is het minder verdedigbaar dan ooit dat in onze seksuele moraal seksualiteit aan voortplanting wordt gekoppeld. Mensen zich schuldig laten voelen over verlangens die evengoed een bron van geluk, gezondheid en wederzijds respect zouden kunnen zijn, leidt tot niets positiefs. Het zou veel ‘fatsoenlijker’ zijn om een menselijker, soepeler ethiek te ontwikkelen. Sex is niet alleen een zaak van procreatie, maar ook van recreatie.

Als wij recreatie eenmaal als een rechtmatig doel van seksualiteit hebben geaccepteerd, dan worden veel van onze oude morele opvattingen, strafwetten en psychiatrische onderstellingen natuurlijk zinloos. Er is dan bijvoorbeeld geen enkele reden meer om seksuele gemeenschap tot het huwelijk te beperken en het lijkt daarom onterecht sex tussen onge- huwden te veroordelen of strafbaar te stellen. De oude seksuele ketterijen of niet op voortplanting gerichte ‘perversies’ moeten op hun uitwerking op de maatschappij worden beoordeeld, en in sommige gevallen kan zo’n uitwerking best positief blijken. Als men van sex moet genieten puur om wat het is zullen ook voorbehoedmiddelen voor iedereen verkrijgbaar moeten zijn en mag het in geen enkel land meer taboe zijn om op radio, televisie en in de pers reclame voor voorbehoedmiddelen te maken. In veel landen is men er door de ‘bevolkingsexplosie’ al toe gedwongen om grootscheepse, permanente anticonceptie-campagnes te voeren via de massamedia. In sommige landen worden voorbehoedmiddelen zelfs gratis verstrekt aan iedereen die er behoefte aan heeft, ook aan ongehuwde jongeren.

Wij hoeven hier niet nader op alle eventuele details van een toekomstige ‘recreatieve’ seksuele moraal in te gaan. De kans op enkele drastische veranderingen is in ieder geval groot en zelfs op seksueel gebied zullen wij uiteindelijk misschien aan oplossingen moeten gaan denken die nu nog onvoorstelbaar zijn. In enkele landen is de overheid er bijvoorbeeld al toe overgegaan om de bevolkingsgroei met boetes voor grote gezinnen af te remmen en wordt de mogelijkheid van verplicht steriliseren overwogen. In andere landen predikt de overheid seksuele onthouding vóór het huwelijk terwijl tegelijkertijd de leeftijd wordt verhoogd waarop men mag gaan trouwen, en worden alle vormen van sensualiteit binnen het huwelijk afgekeurd. Indien aan zo’n beleid streng de hand wordt gehouden kan het inderdaad tot een daling van het geboor- tencijfer leiden, maar het bevordert natuurlijk ook het totalitarisme. Een democratische regering zal misschien liever voor een tegengestelde beleidslijn kiezen. Misschien wordt het bevolkingscijfer alleen gestabiliseerd met totale seksuele vrijheid.

Uit deze paar opmerkingen blijkt mogelijk al dat de ‘seksuele revolutie’ nog lang niet voorbij is en dat niet alle hedendaagse experimenten op het gebied van seksualiteit en huwelijk onbetekenende dwaasheden zijn. Ook kunnen wij er uit opmaken dat lang niet alle experimenten op den duur met succes bekroond zullen worden. Van sommige experimenten kunnen de gevolgen best wel eens desastreus blijken te zijn, zodat wij ze zullen moeten opgeven en opnieuw op zoek zullen moeten gaan. In ieder geval mogen wij stellen dat zowel mislukken als slagen steeds meer vanuit een praktisch oogpunt zullen worden beoordeeld. De praktijk zal de doorslaggevende factor zijn, niet een of ander kritiekloos aanvaard godsdienstig dogma. Onze seksuele moraal zal het, veel meer dan vroeger, moeten opnemen tegen ons verstand.

Hiermee bedoelen wij niet dat onze morele normen volledig rationeel kunnen zijn. De wetenschap alléén kan ons niet zeggen hoe wij ons als seksuele wezens dienen te gedragen. De wetenschap kan ons hoogstens alert en kritisch maken, maar kan niet geheel alleen een ethische seksuele gedragscode opstellen. Waardeoordelen zijn van nature onwetenschappelijk. Er is geen objectieve manier om een ethische keuze te doen. In zaken van goed en kwaad zullen wij altijd afhankelijk zijn van gevoelens, opvattingen en tradities.

De grote godsdiensten, ook de onze, zijn daarom nog altijd van belang voor de vorming van onze seksuele opvattingen. Zij kunnen ons misschien wel geen kant en klare oplossing bieden voor ieder moreel probleem, maar zij verstrekken ons wel de algemene richtlijnen. Zelfs het feit dat uit naam van een godsdienst in het verleden vaak wreedheden zijn begaan en mensen in seksueel opzicht zijn onderdrukt, kan ons nu bij ons proces van morele verlichting helpen. Begrip voor het door godsdienstfanaten veroorzaakte leed maakt dat wij voorzichtig zullen blijven met onze eigen morele eisen.

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [II - Seksueel gedrag] [III - Seks. en maatsch.] [De sociale rol] [Aangepast - afwijkend] [Huwelijk en gezin] [De onderdrukten] [De 'seksuele revolutie'] [Seksueel slang] [Instanties en groepen] [Literatuurlijst]