Vormen en betekenissen van het huwelijk

Vormen en betekenissen van het huwelijk

Het Nederlandse woord huwelijk is een samenstelling van huwen en lijk. Het woord huwen is afgeleid van het oudsaksische hïwian (hiwa betekent in het oudsaksisch echtgenote en hiwo in het oudhoogduits echtgenoot). Lijk komt in dit geval van een Germaans woord, laika, dat ‘spel, sprong’ betekent. Het woord huwelijk duidt dus de feestelijke plechtigheid van de echtvereniging aan, mogelijk vooral het religieuze karakter ervan.

Het wettelijke karakter van een huwelijk spreekt meer uit het woord echt, als in echtverbintenis. Dit woord is ontstaan uit êhaft, uit een middelnederlands grondwoord êwe, dat vermoedelijk rechts- of cultusgebruik betekent.

Als wij het huwelijk in de verschillende maatschap- pijvormen en de verschillende historische perioden met elkaar vergelijken, zien wij al spoedig dat huwelijkspartners overal ten opzichte van elkaar bepaalde verplichtingen hebben. Die verplichtingen zijn niet altijd precies vastgelegd, maar iedereen weet heel goed wat ze inhouden. Wie zijn verplichtingen niet nakomt kan daartoe gedwongen worden. Als wij dan ook een gemeenschappelijke noemer in de diverse huwelijksvormen die de mens kent moesten aangeven, dan zouden wij die waarschijnlijk vinden in het element van de wederzijdse verplichtingen. Die verplichtingen zelf kunnen natuurlijk tal van vormen hebben. Zij kunnen voortkomen uit een niet-formele, stilzwijgende overeenkomst, maar zij kunnen ook tijdens een openbare plechtigheid hardop worden uitgesproken. Zij kunnen ook voor de nakomelingen, voor de wederzijdse familie, en zelfs voor de hele gemeenschap gelden. Soms blijven zij altijd van kracht, soms kunnen zij met wederzijds goedvinden of door een eenzijdige actie worden beëindigd. Dat alles doet hier niet ter zake: sommige officieel erkende wederzijdse verplichtingen bestaan zolang de partners getrouwd zijn. Bij mannen en vrouwen die met elkaar vrijen en kinderen krijgen zonder getrouwd te zijn, spreken wij niet van een huwelijk maar van een verhouding, of een vorm van samenleven.

Zoals wij zien is een huwelijk een zeer speciaal iets waaraan meer vast zit dan alleen huishouden, seksualiteit en kinderen krijgen. Die ‘natuurlijke’ menselijke bezigheden maken op zichzelf nog geen huwelijk. Zijn werkelijke betekenis ontleent het huwelijk aan sociale sancties en verwachtingen. En omdat die verwachtingen van maatschappij tot maatschappij verschillend zijn, is ook het huwelijk in elke maatschappij anders. Het heeft dan ook weinig zin om over het huwelijk in zijn algemeenheid te praten. Veel beter is het om de eventuele vormen en functies van het huwelijk op te sommen en te beschrijven, en voor ons beperkte doel is het misschien het beste om maar met een eenvoudige indeling te beginnen.

Van oudsher heeft het huwelijk vier hoofdvormen:

1.   Monogamie (d.w.z. één man met één vrouw),

2.  polygynie (d.w.z. één man met meer dan één vrouw), polygamie

3.  polyandrie (d.w.z. één vrouw met meer dan één man), polygamie

4.  groepshuwelijk (d.w.z. meerdere mannen met meerdere vrouwen).

Monogamie is momenteel de meest voorkomende vorm. Polygynie en polyandrie (samen polygamie genoemd) waren ooit gebruikelijk in diverse delen van de wereld, maar schijnen nu op hun retour te zijn. Groepshuwelijken zijn altijd zeldzaam geweest.

In de Victoriaanse tijd werd vaak geloofd dat de vorm van het huwelijk aangaf in welk ontwikkelingsstadium de mensheid verkeerde. Zo dacht men dat de eerste mensen vermoedelijk in een toestand van onbegrensde promiscuïteit hadden geleefd, en dat men vervolgens tot een vorm van groepshuwelijk was overgegaan. De volgende fase op weg naar beschaving was matriarchaal, met als kenmerk polyandrie. Hierna kwam de patriarchale fase met vooral polygynie en tenslotte, als kroon op de menselijke vooruitgang, kwam het tot monogamie. Tot dusver is voor deze aanlokkelijke theorie echter geen bevestiging gevonden. Integendeel, inmiddels weten wij dat van oudsher en onder alle mogelijke technische en economische omstandigheden de vier huwelijksvormen naast elkaar hebben bestaan.

Sommige natuurvolken zijn altijd monogaam geweest, terwijl sommige cultuurvolken tot nu toe altijd polygaam zijn geweest. Bovendien begrijpen wij nu ook dat elk van de vier hoofdvormen meerdere subvormen kan hebben. Er is bijvoorbeeld een groot verschil tussen monogamie als een levenslange, plechtige verbintenis en monogamie als een tijdelijk burgerlijk contract. Polygynie kan in verschillende omstandigheden totaal verschillende dingen inhouden. Het kan zijn dat een man een vriendin neemt, met de weduwe van zijn broer trouwt, met al zijn vrouwen en zusters gezamenlijk onder één dak leeft, of dat iedere vrouw uit een andere familie komt en haar eigen huishouden houdt. Polyandrie kan inhouden dat een vrouw met een aantal broers trouwt, waarvan alleen de oudste de officële vader van haar kinderen is, maar ook dat zij met meerdere mannen trouwt die geen familie van elkaar zijn en die allemaal dezelfde rechten hebben. Het groepshuwelijk kan een toevallig voortvloeisel zijn van polygamie of een doelbewust ‘wetenschappelijk’ experiment.

Maar op dit moment wordt er niet meer aan getwijfeld dat het monogame huwelijk - in welke vorm dan ook - altijd het meest voorkomende type huwelijk is geweest. Zowel het groepshuwelijk als polyandrie zijn slechts in enkele culturen aangetroffen, en polygynie was weliswaar in vele maatschappijen toegestaan, maar heeft bijna altijd alleen bij de rijkere bevolkingsklassen bestaan. Er meer dan één vrouw op nahouden is tenslotte nooit een goedkope zaak geweest. Soms verdienden die vrouwen als arbeidsters natuurlijk meer dan ze kostten, maar zelfs in dat geval moest de man nog machtig en invloedrijk zijn, anders had hij nooit de gelegenheid gehad om voor zichzelf zo’n voordelige situatie te scheppen. Andere mannen zouden hetzelfde hebben gewild, maar aan die eis kon niet worden voldaan, om de eenvoudige reden dat er niet genoeg vrouwen waren. Het aantal mannen en vrouwen is vrijwel altijd in biologisch evenwicht geweest en polygamie kan daarom uitsluitend onder exceptionele omstandigheden tot bloei komen. Die omstandigheden kunnen het gevolg zijn van het gebruik pasgeboren meisjes te doden, van veelvuldig oorlog voeren waarbij grote aantallen mannen sneuvelden, of van de politieke en godsdienstige overtuiging dat sommige mensen belangrijker zijn dan andere. Zijn de omstandigheden echter ‘normaal’ en krijgt iedereen ongeveer dezelfde kansen, dan wordt doorgaans de voorkeur gegeven aan monogamie.

Daarom zou monogamie de ‘natuurlijke’ huwelijksvorm genoemd mogen worden, hoewel men daaruit niet mag afleiden dat iedereen er altijd even gelukkig mee zal zijn, of dat deze vorm onder alle omstandigheden even praktisch is. Zelfs in samenlevingen waar strikte monogamie wordt verlangd, worden voor- en buitenechtelijke seksuele contacten (prostitutie, overspel en homoseksuele contacten) vaak stilzwijgend geaccepteerd. In andere samenlevingen is de tolerantie nog groter en wordt monogamie al direct van het begin af als een rekbare ‘open’ instelling beschouwd. Daar is het soms mogelijk om, als het huwelijk mislukt is, snel te scheiden. De ervaring schijnt ons dan ook te leren dat het niet mogelijk is om aan alle mannen en vrouwen waar ook ter wereld één bepaalde vorm van monogamie, of zelfs één bepaalde huwelijksvorm op te leggen. Men kan een bepaalde vorm natuurlijk wel tot ideaal verklaren, maar in werkelijkheid zal men altijd wat ruimte open moeten laten voor improvisatie en experimenten.

Ook wanneer man en vrouw de grootst mogelijke seksuele vrijheid hebben, dan nóg blijft het huwelijk echter altijd een belangrijke zaak en duidelijk anders dan niet-echtelijke verbintenissen. Dat wil zeggen, in het algemeen doet het er nauwelijks toe hoe mensen hun huwelijk organiseren, in stand houden of aanpassen, als ze maar trouwen. De details kunnen van cultuur tot cultuur verschillen, maar het principe is altijd gelijk: het huwelijk als zodanig is goed en moet in stand worden gehouden. Het moet bovendien officieel worden gesloten en voor buitenstaanders zichtbaar zijn. In bepaalde samenlevingen mogen of moeten gehuwden zich bijvoorbeeld ‘waardiger’ kleden dan niet- gehuwde mannen en vrouwen. Bovendien zijn aan de huwelijkse staat dikwijls bepaalde privileges verbonden en worden huwelijken met kostbare bruiloften ingewijd. Die huwelijksplechtigheden zelf hebben vaak ook een vast patroon en vereisen speciale kleding. Een huwelijk schijnt dus iets speciaals te zijn, iets dat anders is dan andere relaties tussen mensen, iets dat openbaar moet zijn. Uit dit alles blijkt dat het huwelijk méér dient dan alleen de persoonlijke behoeften van twee mensen, en dat het niet uitsluitend om de echtgenoten gaat. Nee, ook de rest van de maatschappij is bij het huwelijk gebaat. Verder is duidelijk dat dit niet alleen van invloed is op de vorm, maar ook op de betekenis van het huwelijk. En die betekenis wordt dus alleen duidelijk door naast de persoonlijke ook de maatschappelijke kanten van het huwelijk te bestuderen. Gewoonlijk praten wij natuurlijk over het huwelijk zonder ons af te vragen wat dit woord precies betekent en wat het allemaal kan inhouden. Zelfs beroepsmensen zijn vaak opzettelijk vaag wanneer zij de verschillende facetten van het fenomeen nader trachten toe te lichten. Het huwelijk is bijvoorbeeld zowel een instelling, een toestand of staat, als een contract te noemen. En zo gebeurt het dat politici vandaag de dag ‘de instelling van het huwelijk’ prijzen, dat ambtenaren mensen naar hun ‘huwelijkse staat’ vragen, en dat voorzichtige mensen alvorens te trouwen een soort ‘huwelijkscontract’ opstellen, waarin zij van tevoren bepaalde rechten en plichten vastleggen.

Zo’n huwelijkscontract is in feite niets nieuws. Uit de hele wereld zijn schriftelijke huwelijksafspraken bekend, is het niet tussen bruid en bruidegom, dan wel tussen de wederzijdse familie. In de feodale tijd kon zo’n huwelijkscontract een verbond tussen hele stammen of naties bezegelen. Tegenwoordig worden zulke motieven, maar dan op kleinere schaal, ook nog weleens in een officiële vorm gegoten. In sommige landen is het bijvoorbeeld nog gebruikelijk om een huwelijkscontract op te stellen wanneer het behoud of het eventuele verlies vvan een familiefortuin in het geding is. Een huwelijk kan in zulke gevallen namelijk niet alleen het lot van twee, maar misschien wel van tientallen of honderden mensen bepalen. Maar in de regel komen in dergelijke contracten uitsluitend zaken als bruidsschat, toelagen, financiële regelingen, erfenis, enzovoort aan de orde. Over het huwelijk als zodanig wordt zelden iets gezegd en met betrekking tot privé-aangelegenheden wordt niets geregeld.

Het zijn in feite dan ook louter waarborgen, voorzorgsmaatregelen. Een huwelijkscontract begeleidt en beschermt een huwelijk, maar bepaalt het niet. Dit elementaire verschil is niet altijd goed onderkend. Integendeel, het feit dat een echtverbintenis door een contract kan worden beschermd en geleid en zelfs enkele elementen als in een contract bevat, heeft bij sommige mensen het idee doen ontstaan dat het huwelijk niet méér is dan een contract. Dat idee schijnt nog te worden versterkt door bepaalde zeden en gewoonten in andere culturen. De islamitische wetgeving omschrijft het huwelijk (nikah) bijvoorbeeld expliciet als ‘een contract ter legalisering van seksuele gemeenschap en het krijgen van kinderen.’ Als zodanig is het strikt een privé-aange- legenheid, waaraan geen kerkelijke plechtigheid te pas hoeft te komen, en die in bepaalde omstandigheden kan worden beëindigd. Maar deze definitie heeft nooit de bedoeling gehad volledig te zijn en moet niet als dogmatisch worden gezien. Uit de gewoonte zogenaamde mu/’a/i-huwelijken te sluiten blijkt bijvoorbeeld al dat het krijgen van kinderen geen absolute voorwaarde was in het contract. (Zie voor details ‘Het Huwelijk in de Islamitische Landen’). En omdat vaders in islamitische landen de mogelijkheid hebben om hun dochters tegen hun wil uit te huwelijken, kan niet worden aangenomen dat de partijen die het contract sloten altijd bruidegom en bruid waren. In de vroege middeleeuwen in Europa, waar het huwelijk niet meer was dan de overdracht van de heerschappij over de vrouw van haar vader aan haar echtgenoot, was de bruid zelf geen partij in het contract, maar alleen degene op wie het contract betrekking had. Dank zij de kerk, die het huwelijk een religieuze betekenis gaf en het tot sacrament verhief, verbeterde haar lot enigszins.

Toen het huwelijk eenmaal de status van sacrament had gekregen, kon het natuurlijk op geen enkele manier meer een contract worden genoemd. In de eerste plaats was het nu een middel ter verkrijging van de goddelijke genade, en het belang ervan was dus niet langer in officiële bepalingen gelegen, maar in het wederzijdse besluit van beide partners, dat hen tot ‘één vlees’ maakte (Marcus 10:8).

Dat verminderde zowel de invloed van de ouders als het belang van economische factoren. Als gevolg waren enige tijd lang zelfs geheime huwelijken toegestaan. In de tweede plaats kon het huwelijk niet meer worden ontbonden, omdat de huwelijksrelatie een afspiegeling was van de relatie tussen Christus en zijn Kerk: ‘Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet!’ (Marcus 10:9). Maar van die laatste verandering kreeg men op den duur spijt en de Reformatie keerde dan ook terug tot de opvatting dat het huwelijk een burgerlijk contract was, zodat het ook voor christenen weer mogelijk werd om te scheiden. In puriteins Engeland noemde John Milton het huwelijk een contract dat de partijen niet voor altijd hoefde te binden.

De secularisatie van het huwelijk werd natuurlijk met name verwelkomd door de opkomende bourgeoisie. Hun voor het merendeel op handel en alles wat daaraan vastzat opgebouwde leefwereld werd steeds nuchterder, en mythische of bovennatuurlijke denkbeelden spraken hen daarom steeds minder aan. In de 18e eeuw voelde de Duitse bourgeois-fi- losoof Immanuel Kant zich tenslotte dusdanig verlicht dat hij het huwelijk in de soberste bewoordingen definieerde als: ‘een verbintenis tussen twee personen van verschillend geslacht betreffende het levenslange wederzijdse bezit van hun seksuele hoedanigheden.’ (Rechtslehre, § 24). Over deze definitie valt heel wat te zeggen, maar laten wij hier volstaan met op te merken dat zij natuurlijk niet universeel geldig is. Het noemen van ‘twee’ personen en een ‘levenslang’ wederzijds bezit geeft aan, dat alleen een bepaalde vorm van het westerse huwelijk wordt bedoeld. Bovendien wordt er geen contract genoemd. Niet te herroepen persoonlijke contracten passen namelijk niet meer bij de moderne eis van persoonlijke vrijheid. Het past niet in ons rechtssysteem dat de ene mens iemand anders levenslang zou bezitten. Mensen kunnen zich niet meer legaal als slaaf verkopen of iemand anders als knecht kopen. En in het geval van een huwelijk zijn dergelijke contracten nog veel minder acceptabel. Zelfs in het oude Rome was de huwelijksgelofte nooit te zullen scheiden juridisch ongeldig. De door Kant genoemde ‘verbintenis’ moet dan ook meer zijn dan alleen maar een juridische afspraak. Het zal echter duidelijk zijn dat zelfs het ontbindbare huwelijk zoals wij dat thans kennen nooit te omschrijven is als louter een contract. De unieke persoonlijke relatie tussen echtgenoten is niet in schriftelijke bepalingen, clausules, of handtekeningen op een stippellijntje vast te leggen. Die relatie is zo intiem dat er onmogelijk een kort, bindend contract voor op te stellen is, en het spreekt vanzelf dat een contract dat niet bindend is geen waarde heeft. Het gezonde verstand zegt bruidegom en bruid al dat zij niet al te zeer naar de letter van de wet met elkaar om moeten gaan wil hun huwelijk een kans van slagen hebben. Ook weten zij dat een huwelijk dat gestrand is door geen wet meer te redden is.

Uit het voorgaande zal duidelijk geworden zijn dat een zaak als het huwelijk veel te complex is om er in algemene bewoordingen over te spreken. Het wezen van een echtverbintenis is ongrijpbaar, en de betekenis ervan in een maatschappij is afhankelijk van veranderende omstandigheden. Alle betekenissen van het huwelijk en alle vormen die het kan hebben zijn onmogelijk in één definitie weer te geven. Misschien krijgen we daar enig idee van als we het huwelijk wat nader bekijken in historisch en transcultureel opzicht. In het nu volgende wordt daarom een kort overzicht gegeven van de vroegere ontwikkeling van het huwelijk in westerse en enkele nietwesterse landen, als ook van de huidige situatie.

Geschiedenis van het huwelijk in de westerse beschaving

Het huwelijk zoals wij dat in onze huidige westerse beschaving kennen heeft een lange geschiedenis en wortelt in enkele zeer uiteenlopende culturen, waaronder als voornaamste de Romeinse, de Hebreeuwse en de Germaanse cultuur. Het westerse huwelijk is voorts bepaald door de leer en het beleid van de middeleeuwse christelijke kerk, de eisen van de Reformatie en de sociale gevolgen van de industriële revolutie.

Als wij naar de huwelijksgebruiken van onze voorouders kijken vallen ons een paar dingen op. Zo was het huwelijk in het grootste deel van de westerse geschiedenis niet een privé-zaak tussen man en vrouw, maar was het een zaak van hun beider familie die hen samenbracht. De meeste huwelijken waren van tevoren afgesproken. Bovendien had de vrouw meestal veel minder rechten dan haar man en werd verwacht dat zij hem onderdanig was. Voor een belangrijk deel was een huwelijk ook een economische regeling. Er was weinig plaats voor romantiek en zelfs simpele affectie werd niet noodzakelijk geacht. De voornaamste huwelijksplichten waren voortplanting en samenwerking.

Aan de andere kant verbaast het vele echtparen van nu misschien dat vroeger vrij vlot in een verzoek om echtscheiding werd toegestemd. Ook in dat opzicht was de man meestal in het voordeel - hij kon zijn vrouw soms gewoon wegsturen - maar in vele gevallen kon ook de vrouw echtscheiding eisen. In het oude Rome kon men al met wederzijds goedvinden scheiden, een situatie die zelfs nu nog niet overal in Europa is weergekeerd. Een ander opmerkelijk historisch feit is het belang dat bijna overal aan het huwelijk werd gehecht, en als gevolg daarvan de druk die op ongehuwden werd uitgeoefend om te gaan trouwen. Die druk verdween ten dele pas onder invloed van de christelijke kerk, die -   tenminste gedurende enige tijd - de deugdzaamheid van het celibaat prefereerde. De christelijke leer heeft natuurlijk ook bepaalde gevolgen voor het huwelijk gehad; sommige daarvan worden hierna besproken.

Het huwelijk bij de oude Grieken en Romeinen In het oude Griekenland was het huwelijk een belangrijk maatschappelijk instituut. Solon, de grote wetgever, heeft zelfs overwogen om het huwelijk verplicht te stellen, en in Athene onder Pericles waren vrijgezellen van bepaalde hoge openbare ambten uitgesloten. In Sparta werd seksueel contact tussen mannen weliswaar gestimuleerd, maar de Spartanen moesten niettemin trouwen en kinderen krijgen. Ongetrouwde of kinderloze mannen waren het mikpunt van spot.

Maar ofschoon het huwelijk belangrijk gevonden werd, behandelde men het doorgaans als een praktische aangelegenheid waar weinig romantiek aan te pas kwam. Een vader arrangeerde een huwelijk dat voor zijn zoon het profijtelijkst was en liet dan in aanwezigheid van getuigen een contract ondertekenen. Korte tijd later volgde de huwelijksplechtigheid en gezamenlijk bracht men het jonge paar (dat elkaar soms nog nooit eerder had gezien) naar het huwelijksbed. Alle huwelijken waren monogaam. De bruidegom was doorgaans tussen 30 en 40 jaar oud en de bruid nog in de tienerjaren. Naast dit leeftijdsverschil was er ook een verschil in opleiding en politieke rechten. De vrouw was ondergeschikt en moest thuis blijven. Haar hoofdtaak als echtgenote was kinderen krijgen en voor het huishouden zorgen, terwijl haar man zich met openbare aangelegenheden bemoeide. Voor het bevredigen van erotische behoeften ging de man vaak naar een prostituée of nam hij een concubine. De redenaar Demosthenes zei het als volgt: ‘Voor ons plezier hebben wij prostituées, voor onze gezondheid concubines, en om ons een wettige nakomelingenschap te geven hebben wij echtgenotes.’ Vele mannen hielden er bovendien intens beleefde seksuele relaties met opgroeiende jongens op na (paiderastia). De juridische ongelijkheid tussen de seksen bleek voorts uit de echtscheidingsregeling. Een man kon gemakkelijker van zijn vrouw scheiden dan een vrouw van haar man. Maar omdat een gescheiden vrouw haar bruidsschat kon meenemen, vroeg een man in de regel uitsluitend echtscheiding als zijn vrouw hem bedroog of onvruchtbaar was.

Het is niet eenvoudig om in het kort iets te zeggen over de huwelijkswetten en gebruiken van het oude Rome, omdat deze nogal wisselend waren en in de loop derjaren belangrijke wijzigingen ondergingen. Toch kon men, zonder de zaak al te simpel te stellen, zeggen dat huwelijk en echtscheiding altijd persoonlijke afspraken tussen de partijen waren die niet door de staat of de kerk hoefden te worden bezegeld. Vroeg in de Romeinse geschiedenis had een man nogal wat macht over zijn vrouw en kinderen en kon hij hen naar believen straffen, verkopen of zelfs doden. Later verbeterde de wettige positie van de vrouw geleidelijk en kreeg zij meer zeggenschap over haar eigen leven en bezittingen. In de keizertijd benaderden man en vrouw het huwelijk als gelijkberechtigden. Toch schijnt zich een daling in het aantal huwelijken en kinderen te hebben voorgedaan, want keizer Augustus zag zich genoodzaakt wetten in het leven te roepen die mensen dwongen om te trouwen en die regelden, dat mensen die niet trouwden, werden gestraft. Er waren verschillende manieren om te trouwen. Aan de eerste manier (door usus) kwam geen plechtigheid te pas. Een paar was getrouwd als het één jaar lang had samengewoond. Scheiden ging al even onofficieel. Een officiëlere manier om te trouwen (door coemptio) was met een plechtigheid in tegenwoordigheid van getuigen. Een dergelijk huwelijk werd ook met een plechtigheid ontbonden. Leden van de hoogste klassen gaven doorgaans de voorkeur aan een nog grotere plechtigheid en trouwden daarom door middel van confarreatio in tegenwoordigheid van 10 getuigen en een priester. Ook bij echtscheiding was een grote plechtigheid vereist. Alle drie manieren om te trouwen en te scheiden waren in gelijke mate wettig. Alle huwelijken waren monogaam. Zowel mannen als vrouwen trouwden tegen hun twintigste jaar voor het eerst.

Ofschoon de Romeinen prostitutie en concubinaat accepteerden en geen bezwaar hadden tegen homoseksuele relaties, was hun huwelijkswetgeving opmerkelijk rechtvaardig ten aanzien van vrouwen, hetgeen sterk bijdroeg tot hun emancipatie.

Het huwelijk in het oude Israël Zoals wij in de bijbel kunnen lezen hadden de oude Israëlieten een patriarchale gezinsstructuur. De positie van de vrouw was erg nederig - zij werd gezien als het eigendom van haar vader of haar echtgenoot en kon zonder hun toestemming niets doen. Het voornaamste doel van het huwelijk was de voortplanting en het continueren van een mans familienaam. Iedereen die gezond was moest trouwen. Ongetrouwde mannen en vrouwen werden geminacht. Een man kon meerdere vrouwen en concubines tegelijk hebben. (Jacob trouwde met twee zusters, Lea en Rachel, en Solomon had 700 vrouwen en 300 concubines). Echtscheiding werd niet gestimuleerd, maar was toegestaan als een man ‘iets schandelijks aan zijn vrouw vond’. In dat geval schreef hij gewoon een scheidbrief en stuurde haar weg uit zijn huis (Deuteronomium 24:1). Een vrouw kon haast nooit van haar man scheiden.

Uit de bijbel blijkt dat de huwelijkszeden en gewoonten in Israël in de loop der tijd enigszins veranderden. Echtscheidingen werden in steeds sterkere mate afgekeurd en men ging steeds meer kiezen voor het monogame huwelijk. Een andere verandering had betrekking op het zogenaamde leviraat (d.w.z. het verplichte huwelijk van een man met de weduwe van zijn broer als zij nog geen zoon had). Een dergelijk huwelijk was soms verplicht (Deuteronomium 25:5) en soms verboden(Leviticus 20:21). Die verandering had waarschijnlijk te maken met economische omstandigheden.

Meestal koos het gezinshoofd een bruid voor zijn zoon en betaalde aan de vader van de bruid een ‘bruidsprijs’. Het aanvaarden van die bruidsprijs betekende een wettelijk bindende verloving, die gevolgd werd door een huwelijksplechtigheid als de bruid bij haar nieuwe familie introk. Zowel mannen als vrouwen trouwden heel jong, kort na de puberteit. In theorie hoefde geen van beide geslachten dus een lange periode van seksuele frustratie door te maken. Maar vanwege de zeer sterke dubbele moraal hadden mannen veel meer seksuele vrijheid dan vrouwen.

Het huwelijk in middeleeuws Europa De opkomst van het christendom bracht een enorme verandering in de Europese huwelijkszeden en gewoonten teweeg, hoewel die verandering zich pas heel geleidelijk ging aftekenen. De eerste christelijke keizers waren min of meer tevreden met de oude Romeinse wetgeving. Wel werden de echtschei- dingsbepalingen door hen nu eens verruimd en dan weer beperkt, al naargelang de druk die vanuit de politiek of de kerk op hen werd uitgeoefend. Ook schaften zij de oude wetten af waarin ongehuwden en kinderlozen strafbaar werden gesteld, omdat in de nieuwe christelijke ascese maagdelijkheid en seksuele onthouding boven het huwelijk werden geprefereerd. In andere opzichten werd alles meestal bij het oude gelaten. Huwelijk en echtscheiding bleven civiele privé-aangelegenheden.

HET KINDERHUWELIJK BIJ DE ARISTOCRATIE
Voor de Europese adel was het huwelijk vaak een middel om politieke verbintenissen aan te gaan, macht uit te breiden, of de vrede te bewaren. Het was dan ook niet ongebruikelijk dat men kinderen met elkaar liet trouwen als dat in de plannen van de familie paste. (Boven) Willem II, prins van Oranje (14 jaar), met zijn vrouw Mary Stuart (10 jaar), dochter van de Engelse koning Karel I (Van Dyck, 1641). (Hiernaast) De bruiloft van Marie Adelaide van Savoye (12 jaar) en de hertog van Bourgogne (14 jaar) in Versailles, 1697. Lodewijk XIV, de grootvader van de bruidegom, staat rechts.

In de volgende eeuwen kwam het huwelijk in toenemende mate onder invloed van de kerk te staan. Vergeleken met Rome waren de huwelijksgebruiken van de pas gekerstende Noordeuropese landen nogal barbaars en werden vrouwen er als een soort huisslaven behandeld. Volgens de Germaanse wetgeving bijvoorbeeld was het huwelijk in feite een handeltje tussen de bruidegom en de vader van de bruid (een ‘koophuwelijk’). Het symbool van een geslaagde ‘bruidskoop’ was de ring (een vorm van aanbetaling), die aan de bruid zelf werd gegeven. Werd die ring aanvaard dan betekende dat een verloving. Pas bij levering, dat wil zeggen wanneer het eigenlijke huwelijk plaatsvond, werd de volledige ‘bruidsprijs’ betaald. (Sedertdien heeft de ring er nog vele symbolische betekenissen bijgekregen en wordt hij tot op de dag van vandaag bij huwelijksplechtigheden gebruikt). Deze primitieve gebruiken werden onder invloed van de kerk al snel bijgeschaafd. Volgens de Romeinse wetten en het christelijke geloof kon het huwelijk alleen worden gebouwd op de uit vrije wil gegeven toestemming van beide partners en het kon niet anders of dit uitgangspunt zou de positie van de vrouw verbeteren. Bovendien gingen de theologen een steeds grotere religieuze betekenis aan het huwelijk toekennen, en werd het tenslotte zelfs een sacrament. Ook dat gaf nieuwe waardigheid aan een regeling die tot dan toe vrij prozaïsch was geweest.

Jammer genoeg schiep de kerk tegelijkertijd twee nieuwe problemen: echtscheiding werd afgeschaft omdat het huwelijk onontbindbaar werd verklaard (alleen de dood kon een huwelijk ontbinden) en het aantal voorwaarden voor het huwelijk werd vergroot. Er waren nu drie dingen die een wezenlijk huwelijksbeletsel vormden: bloedverwantschap, aanverwantschap en geestelijke aanverwantschap. De bloedverwantschap ging heel ver, tot de zesde of zevende graad. Dat hield in dat er niet met iemand getrouwd mocht worden die meer verwant was dan een achter-achterneef of nicht. Met aanverwantschap werd de band tussen de twee families van de echtgenoten bedoeld. Omdat laatstgenoemden ‘één vlees’ geworden waren, werd de wederzijdse familie aan elkaar verwant, een situatie die een huwelijk uitsloot. Geestelijke aanverwantschap zou bestaan tussen peetouders en petekinderen met hun families.

Het gevolg van deze nieuwe bepalingen was dat de invloed van de kerk op het huwelijk enorm toenam. Het kwam zeer veel voor dat er uitgebreid klerikaal onderzoek nodig was om na te gaan of iets al dan niet een beletsel was. Huwelijken die bijvoorbeeld gesloten waren zonder dat men weet had gehad van een bepaald beletsel, of zonder dat men zich eraan gestoord had, waren nietig. In zulke gevallen was de kerk wel bereid het huwelijk te annuleren. Omdat scheiden niet langer was toegestaan, was de enige manier om een eind aan een huwelijk te maken zo’n nietigverklaring, en zo vonden vele echtparen die genoeg van elkaar hadden, vroeg of laat een huwelijksbeletsel dat tot dan toe over het hoofd was gezien. De kerk ging er ook toe over om huwelijken van tevoren aan te kondigen, opdat mensen die van een beletsel op de hoogte waren, dit tijdig zouden kunnen melden. De toenemende bemoeienis van de kerk met het huwelijk bleek voorts uit het feit dat er een speciale huwelijksplechtigheid werd gemaakt. In de eerste eeuwen van het christendom was het huwelijk altijd strikt een privé-aan- gelegenheid geweest. Tot in de 10e eeuw speelde het voornaamste deel van de huwelijksplechtigheid zich nog buiten de deuren van de kerk af. In de 12e eeuw begon er een priester aan te pas te komen en in de 13e eeuw kreeg de priester bij de plechtigheid de leiding. Niettemin besefte iedereen dat, ook als sacrament, een huwelijk iets was waarvoor twee partners uit vrije wil kozen en dat daarom aan de geldigheid ervan niet te tornen viel, niet door de ouders, niet door de priester en ook niet door de overheid. Als niemand toestemming wilde geven, kon een paar ook in het geheim trouwen. Ook jonge kinderen konden nu trouwen, als hun ouders hen er tenminste toe wisten te bewegen de noodzakelijke toestemming te geven. Met name adellijke families deden vaak hun voordeel met deze mogelijkheid als zij een politiek voordelige partij voor hun jonge zoon of dochter hadden gevonden. Maar de meeste mannen trouwden rond hun 25e jaar en de meeste vrouwen in het begin van de puberteit (d.w.z. kort na de eerste menstruatie).

Tegenwoordig is de verleiding groot om het middeleeuwse huwelijk te zien in het licht van bepaalde verheven kerkelijke dogma’s en van de minnezang van de troubadours. Maar gedurende het eerste deel van de middeleeuwen en voor het grootste deel van de bevolking bleef het huwelijk een in economisch opzicht praktische aangelegenheid. Romantische liefde kwam er nauwelijks aan te pas. De maatschappelijke en wettelijke positie van de vrouw was in sommige landen weliswaar iets verbeterd, maar bleef in het algemeen toch zeer slecht.

Het huwelijk in modern Europa en Amerika Tijdens de Reformatie in de 16e eeuw werden, tegelijk met een groot aantal andere katholieke dogma’s ook de heersende opvattingen omtrent het huwelijk afgeschaft. Luther noemde het huwelijk ‘een wereldse zaak ... behorende tot het terrein van de overheid’, en iets dergelijks zei ook Calvijn. In de 17e eeuw namen de Engelse puriteinen zelfs een wet aan waarin werd gesteld dat het huwelijk geen sacrament was, en korte tijd later maakten zij het huwelijk een volledig seculaire zaak. Niet de dominee, maar de rechter moest het huwelijk voltrekken. Tijdens de restauratie werd deze wet weer afgeschaft en greep men terug naar het oude systeem, maar de puriteinen namen hun opvattingen mee naar Amerika, waar ze bleven bestaan. Luther en andere protestanten verminderden ook het aantal huwelijksbeletsels. Aanverwantschap en geestelijke aanverwantschap waren geen beletsel meer, en de normen voor bloedverwantschap werden sterk ingekrompen. Zelfs volle neven en nichten konden nu met elkaar trouwen.

Als reactie op de protestantse uitdaging bepaalde de katholieke kerk haar standpunt tijdens het Concilie van Trente en bevestigde in 1563 de oude dogma’s. Nu werd zelfs geëist dat alle huwelijken in aanwezigheid van een priester plus twee getuigen moesten worden ingezegend. Dat maakte niet alleen vrijwel een eind aan het geheime huwelijk, maar ook aan het vroeger veel voorkomende onofficiële huwelijk. Laatstgenoemd huwelijk was, net als het oud-Romeinse usus-huwelijk, gewoon gebaseerd op het ja-woord aan elkaar van de twee partners, zonder officiële plechtigheid. In Engeland werd het een common law marriage genoemd, een huwelijk op grond van het gewoonterecht, en omdat Hendrik VIII gebroken had met Rome, bleef dit type huwelijk tot 1753 toegestaan. In dat jaar kreeg de Church of Englandtot taak om voor het inzegenen van alle huwelijken te zorgen, ook voor die tussen katholieken (echter niet voor die tussen Quakers en tussen joden). Deze ontwikkeling was niet van invloed op de Engelse kolonies, en zo bleef een common law marriage in Amerika mogelijk. (In sommige staten werd dit huwelijk zelfs in 1970 nog erkend).

In de meeste Europese landen was het verplicht elk huwelijk met een kerkelijke plechtigheid te laten inzegenen, totdat in Frankrijk, bij de revolutie van 1792, het verplichte burgerlijk huwelijk werd ingevoerd. In de 19e eeuw werd dit voorbeeld gevolgd door Duitsland, waar Bismarck de invloed van de katholieke kerk inperkte. In het grootste deel van de westerse wereld werd tenslotte het door een ambtenaar gesloten huwelijk de enig toegesta- ne vorm. In de kerk trouwen bleef toegestaan, maar alleen in combinatie met het burgerlijk huwelijk. Een ander omstreden punt was echtscheiding. In tegenstelling tot de katholieken geloofden de protestantse hervormers niet dat het huwelijk onontbindbaar was. Onder bepaalde omstandigheden waren zij vóór echtscheiding. De puritein John Milton propageerde in zijn boek Doctrine and Discipline of Divorce (1643) zelfs zelf-echtscheiding, zonder inmenging van kerk of staat. Hij was van mening dat het huwelijk zijn bestaansrecht uitsluitend ontleende aan de totale verenigbaarheid van beide partners. Was er niet van weerskanten liefde dan was het huwelijk een schijnvertoning en moest het worden ontbonden. Maar deze denkwijze was zijn tijd te ver vooruit. Het Engelse parlement begon sommige echtscheidingen toe te staan, maar de procedure was zo omslachtig en duur dat slechts enkele paren ervan konden profiteren. Pas na de eerste helft van de 19e eeuw werd scheiden gemakkelijker. In alle katholieke landen in Europa bleef echtscheiding verboden, tot het in Frankrijk mogelijk werd door de Franse Revolutie en de Napoleontische wetgeving. Na Napoleon schafte de herstelde monarchie de mogelijkheid tot echtscheiding af, maar in 1884, bij de Tweede Republiek, werd het opnieuw mogelijk om te scheiden. In Italië werd echtscheiding pas in 1970 gelegaliseerd. In landen als Spanje en Portugal was echtscheiding tot voor kort nog verboden.


ONCONVENTIONELE HUWELIJKSVORMEN IN 19E EEUWS AMERIKA
Huwelijksexperimenten zijn niets nieuws. Vooral Amerika heeft al vele pogingen tot andere huwelijksvormen achter de rug.
(Boven) De Oneida-commune
in het binnenland van de staat New York werd in 1848 gesticht door John Noyes. Het was een soort groepshuwelijk, een complex marriage, waarbij in theorie iedere vrouw was getrouwd met iedere man. De commune deed ook aan ‘wetenschappelijk verantwoorde voortplanting’: een commissie bepaalde wie van wie een kind zou krijgen, om zeker te zijn van een optimale lichamelijke en geestelijke gezondheid. Hier speelt dit bijzondere kinderras voor de ogen van de trotse ouders.
(Onder) Polygamie bij de mormonen
De leden van de religieuze sekte der mormonen werden om hun veelwijverij meedogenloos vervolgd en bespot. Tenslotte waren zij gedwongen dit gebruik op te geven. Deze satirische cartoon ter gelegenheid van het overlijden van Brigham Young in 1877 laat zien hoe twaalf weduwen in het echtelijke bed treuren om de dood van hun echtgenoot.

In zowel katholieke als protestantse landen was monogamie altijd de enig aanvaarde huwelijksvorm en dat is hij nog steeds. In uitzonderlijke gevallen had Luther tegen polygynie (‘veelwijverij’) geen bezwaar. (‘Onofficieel’ gaf hij landgraaf Filip van Hessen toestemming er twee vrouwen op na te houden). Maar voor de meeste moderne christenen hadden die oude bijbelse praktijken iets afstotends gekregen en toen de mormonen in de 19e eeuw opnieuw polygynie in Amerika invoerden, werden zij zó vervolgd dat zij het tenslotte opgaven.

Toen huwelijk en echtscheiding geleidelijk aan de macht van de kerk gingen ontsnappen, leidde dat tot meer individuele vrijheid en tot een verbetering van de positie van de vrouw. Ouders verloren hun invloed op de partnerkeuze van hun kinderen en romantiek werd een belangrijke factor om te trouwen. Desondanks bleef een huwelijk tot ver in de 19e eeuw voor de meeste paren in hoofdzaak een economische regeling. Bovendien was de echtgenoot meestal degene die er baat bij had, want hij was ‘hoofd van het gezin’ en beheerde het bezit van zijn vrouw. Ook had hij allerlei rechten die zijn vrouw niet had en profiteerde hij van een dubbele moraal die hem op seksueel gebied nogal wat vrijheid bood. Vrouwen bleven dan ook naar hervormingen streven, een proces dat tot op deze dag voortduurt, omdat het gestelde doel nog altijd niet is bereikt. (Zie ook ‘De mannelijke en vrouwelijke sociale rol’).

Het huwelijk in niet-westerse samenlevingen

Veel christenen in het westen leven met het idee dat hun eigen huwelijksvorm de enige ‘natuurlijke’ en praktische vorm is en dat alle andere vormen naast zondig bovendien barbaars zijn. Christenen die in niet-westerse landen leven, die gewend zijn om ‘exotische’ huwelijksgebruiken van nabij mee te maken, realiseren zich echter soms dat deze zaak niet zo eenvoudig ligt. Mensen kunnen zich enorm aanpassen en ontwikkelen meestal een bepaalde huwelijksvorm op grond van sociale en economische omstandigheden. Veranderen die omstandigheden dan is de kans groot dat ook het huwelijk verandert. Dat wordt aan de hand van de volgende drie voorbeelden geïllustreerd. De eerste huwelijksvorm is door de westerse invloeden vrijwel volledig verdwenen. De tweede bestaat nog, maar wordt onder toenemende druk geleidelijk aangepast. De derde vorm behelst een radicale hervorming van gebruiken die uit de tijd waren geraakt.

Het huwelijk in het oude Polynesië Voordat de bewoners van de vele Polynesische eilanden in contact kwamen met de westerse beschaving, hadden zij eigen huwelijkszeden en gebruiken die, hoe verschillend ook, toch veel met elkaar gemeen hadden. Zij verschilden sterk van de Europese en Amerikaanse zeden en gebruiken. De Polynesiërs waren in seksueel opzicht enorm vrij en hechtten veel waarde aan seksuele bevrediging. Het huwelijk werd beschouwd als iets zeer begerenswaardigs en maar weinig mensen bleven ongehuwd. Ook mensen die hun partner door de dood verloren hadden of die gescheiden waren, hertrouwden zo snel mogelijk. Jongens en meisjes trouwden gewoonlijk zodra zij volwassen waren geworden.

De Polynesiërs waren echter enorm standsgevoelig en de huwelijksgebruiken van de adel waren anders dan die van de gewone burgers. Op sommige eilanden deed men bij de adel aan polygynie, of, zoals op de Marquises eilanden aan polyandrie. Als het politiek voordelig was arrangeerde de adel ook kinderhuwelijken. Om ingewikkelde sociale redenen was de keuze van een huwelijkspartner voor de hogere standen nogal beperkt. De lagere standen hadden in dit opzicht meer vrijheid, hoewel ook hun huwelijk meestal van tevoren was afgesproken. Toestemming van de ouders was in ieder geval vereist. Huwelijken tussen familieleden tot een bepaalde graad en huwelijken buiten de eigen maatschappelijke klasse waren verboden. Daarentegen waren er niet veel plechtigheden nodig om te trouwen. Bruid en bruidegom gingen gewoon samenwonen. De huwelijken waren monogaam en er werd trouw verwacht. Niettemin waren seksuele relaties met schoonzusters en zwagers vaak wel toegestaan. En neven en nichten golden in dat opzicht ook als broers en zusters. Soms stond de echtgenoot toe dat ook zijn ‘naambroeder’ (d.w.z. zijn beste vriend) en zijn mannelijke gasten met zijn vrouw sliepen. De huwelijksrelatie sloot dus niet alle andere seksuele relaties uit. Ging het toch verkeerd met het huwelijk, dan werd het met een privé-afspraak snel beëindigd. De eigendommen en de kinderen werden verdeeld, waarbij de man meestal de oudste jongens nam en de vrouw de kleintjes en de meisjes. Hertrouwen was al net zo eenvoudig. In het algemeen was het huwelijk in het oude Polynesië dan ook een zeer rekbare instelling, met slechts een zeer kleine kans dat een van de echtgenoten gedurende langere tijd ongelukkig was. In het algemeen beschouwden de vroegere Polynesiërs het huwelijk als een prettige noodzaak. In deze opvatting uitten zij hun realistische, directe benadering van seksualiteit en hun grote waardering voor lichamelijke bevrediging.

Het huwelijk in de islamitische landen Het islamitische geloof heeft het huwelijk altijd gepropageerd en heeft het celibaat altijd als iets ongewensts en uitzonderlijks beschouwd. De islam heeft geen traditie van kloosters of geloften van eeuwige kuisheid. De islamitische kijk op het huwelijk komt in vele opzichten overeen met die welke in het Oude Testament tot uitdrukking wordt gebracht. Zo staat de koran ook polygynie toe. Sedert Mohammed kon een man maximaal vier vrouwen trouwen, op voorwaarde dat hij ze in voldoende mate kon onderhouden en tegenover hen de wet in acht nam. Daarnaast kon hij er een aantal maitresses op nahouden die niet dezelfde privileges als zijn echtgenotes hadden. De islamitische polygynie is tot op deze dag in vele delen van de wereld blijven voortbestaan. Maar zelfs in vroeger tijden was polygynie al meer uitzondering dan regel. Voor de meeste moslems was en blijft monogamie de normale huwelijksvorm.

De islamitische cultuur heeft soms ook een huwelijksvorm met een tijdelijk karakter (het mut’ah (Arabisch genot) - huwelijk gekend. Een man kon met een vrouw trouwen voor een van tevoren overeengekomen periode, soms slechts voor één nacht, als hij haar een goede prijs of ‘bruidsschat’ betaalde. Aan het einde van de periode werd het huwelijk automatisch ontbonden. Het spreekt vanzelf dat de vrouw in zo’n geval geen aanspraak kon maken op de bezittingen van de man. Mut’ah-huwelijken werden meestai gesloten door mannen die een pelgrimstocht naar Mekka maakten of onder andere omstandigheden waarbij de man ver van huis was. Vele moslems waren echter tegen dit gebruik gekant en vonden het een verkapte vorm van prostitutie. Het werd officieel afgekeurd en raakte tenslotte in onbruik.

Echtscheiding wordt door de koran niet verboden en heeft in islamitische landen dan ook altijd bestaan. Eén vorm van echtscheiding was die met wederzijds goedvinden; hierbij betaalde de vrouw haar man voor haar vrijlating een bepaald bedrag. Een tweede vorm ging door middel van verstoting, waarbij de man zijn vrouw gewoon driemaal zei dat hij van haar wilde scheiden. Dat was volledig zijn eigen zaak, hij hoefde daar tegenover niemand verantwoording voor af te leggen. Wilde een vrouw van haar man scheiden dan moest zij daar bij de rechter op bepaalde gronden als bijvoorbeeld wreedheid, verlating of onvoldoende levensonderhoud, om vragen.

Uit deze korte uiteenzetting blijkt dat de man bij de islamitische huwelijkszeden en gewoonten duidelijk een bevoorrechte positie bekleedde. Vrouwen bleven voor de wet in het nadeel. De moderne industrialisering heeft ook in veel islamitische landen echter tot een situatie geleid die grote veranderingen met zich mee kan gaan brengen.

Het huwelijk in China

In keizerlijk China werd het huwelijk sterk gepropageerd. Ongehuwde mensen stonden weinig in aanzien. Een huwelijk was echter meer een zaak tussen twee families dan tussen twee personen. Vaders kozen voor hun kinderen een zo goed mogelijke partij. Vóór het huwelijk had men meestal niet de gelegenheid elkaar te ontmoeten. Het doel van het huwelijk was de voortplanting, dat wil zeggen de continuering van het geslacht. Romantiek tussen man en vrouw werd niet verwacht en werd zelfs niet belangrijk gevonden. De man had een bevoorrechte positie en oefende grote macht uit over zijn gezin. Zijn vrouw had weinig rechten. Zij was niet alleen haar man, maar ook haar schoonmoeder gehoorzaamheid verschuldigd. Mannen konden voor hun seksuele behoeften een maitresse nemen, vrouwen mochten geen minnaar nemen. Echtscheiding was mogelijk, vooral als de man het wenste, maar de procedure was gecompliceerd. Bovendien bracht een echtscheiding nogal wat problemen voor de wederzijdse familie met zich mee, en werd daarom afgekeurd en doorgaans vermeden. Dat hield in dat de meeste huwelijken bleven bestaan, ook al waren zij slecht.

In de eerste decennia van onze eeuw, na het einde van het keizerrijk, werd de huwelijkswetgeving veranderd, en bij de oprichting van de volksrepubliek kwam er in 1950 tenslotte een gemoderniseerde wetgeving tot stand. De 27 artikelen die de wetgeving omvat vallen op door hun eenvoud. Zij verkondigen de vrije partnerkeuze en gelijke rechten voor man en vrouw. Verboden werden oude gebruiken als concubinaat, kinderverloving en het eisen van geld of geschenken bij een huwelijk. In artikel 3 van de wet wordt uitdrukkelijk vermeld dat ‘het huwelijk gebaseerd is op de volledige instemming van de twee partijen’. Dat houdt in dat mensen die willen trouwen dit alleen maar bij de overheid kenbaar hoeven te maken, die dan een huwelijksakte afgeeft. Man en vrouw hebben beiden het recht de eigen familienaam te blijven gebruiken. Als beide partners willen scheiden is dat zonder moeite te regelen. Zij maken afspraken over wie de verzorging van de kinderen op zich neemt en hoe de bezittingen worden verdeeld, waarna zij de echtscheiding bij de overheid laten inschrijven, die een echtscheidingsakte verstrekt. Wordt de echtscheiding slechts door één van de beide partijen gewenst dan wordt van hogerhand nog zoiets als een verzoeningspoging gedaan. Mislukt die poging dat wordt toestemming gegeven voor de scheiding. Gescheiden ouders blijven voor hun kinderen verantwoordelijk en zijn verplicht om voor hun opvoeding te zorgen. Komt men hierover niet tot overeenstemming, dan zorgt de rechtbank voor een regeling. Zowel vader als moeder kan tot voogd over de kinderen worden benoemd.

Hoe deze wetten in de praktijk functioneren is voor buitenlanders op dit moment moeilijk na te gaan. Maar op papier ziet de wetgeving er bijzonder redelijk uit. Het is een wetgeving die in ieder geval heel wat moderner is dan die welke in de meeste Europese landen en in Amerika wordt gehanteerd. Er zijn echter twee bepalingen die nogal vreemd zijn en die misschien enige toelichting behoeven. Artikel 5 verbiedt huwelijken ‘waarbij één partij, vanwege een lichamelijk gebrek, impotent is’ of waarbij één van de partijen een ziekte heeft uit een reeks die met name wordt genoemd. De manier waarop dit artikel in het Chinees gesteld is, is niet helemaal duidelijk, maar er valt uit op te maken dat gehandicapten en chronisch zieken niet mogen trouwen, een recht dat zij in de meeste westerse landen wel hebben. Jongens mogen op 20-jarige leeftijd trouwen en meisjes op 18-jarige leeftijd. Maar meestal wordt jonge mensen aangeraden nog een paar jaar te wachten.

Het huwelijk in Nederland

Vroeger werd de partnerkeus beperkt door de afstanden die men kon afleggen. De meeste mensen moesten alles te voet doen. Zo bleef iemands ‘gezichtskring’ op mogelijke huwelijkspartners klein. Toen de fiets kwam en later het openbaar vervoer, veranderde er veel. Jongelui uit naburige en verafgelegen woonoorden konden met elkaar in contact komen. Nu zijn huwelijken van mensen die uit verschillende provincies afkomstig zijn, heel gewoon. Huwelijken met buitenlanders blijven relatief een gering percentage van het totale aantal huwelijken uitmaken. Maar het is te verwachten dat dit aantal in de komende decennia iets zal gaan stijgen, omdat de tweede generatie buitenlandse arbeiders dan huwelijksrijp zal zijn en met Nederlandse meisjes zal gaan trouwen.

Vóór 1900 was er een innige relatie tussen het kerkgenootschap en de partnerkeus. Het sprak vanzelf dat men alleen met iemand uit ‘de eigen kerk’ kon trouwen. Door de grote mate van ont- kerking (= niet meer naar de kerk gaan) en onkerkelijkheid (= is niet meer tot een geloofsgemeenschap behoren) is hier langzamerhand verandering in gekomen. Eerst zijn de ‘gemengde’ kerkelijke huwelijken in frequentie toegenomen en tenslotte werd het aantal huwelijken zonder dat de kerk daarbij betrokken was veel groter dan de ‘kerkelijke huwelijken’. Parallel hiermee lopen de sociaal-gemengde huwelijken. De partners zijn niet meer zo strikt gebonden aan afkomst en sociale positie als vroeger.

Honderd jaar geleden werd er veel minder getrouwd dan nu. Rond 20% van de mannen en vrouwen huwde nooit. Nu trouwen negen van de tien mannen en vrouwen, en ze doen dit op steeds jeugdiger leeftijd. Vooral de laatste decennia is er een neiging om jong in het huwelijk te treden. Kennelijk meent men het onder de huidige sociaal- economische omstandigheden makkelijker aan te kunnen dan voorheen. Bovendien bestaat er de mogelijkheid om aan geboortenregeling te doen. Waarom de huwelijkskandidaten nu juist elkaar hebben gekozen, is een vrij ingewikkeld probleem, waarbij zowel wetenschappelijk als psychologisch nog veel vragen niet goed te beantwoorden zijn. Veelal zal gedacht worden dat de partners gewoon ‘verliefd’ op elkaar zijn geworden. Wat dat eigenlijk inhoudt is echter moeilijk te definiëren. De mate en vorm waarin dat gebeurt is waarschijnlijk onderling heel verschillend: vaak, heftig, maar kort, of intens en langdurend. Psychologen schatten dat die toestanden na zo’n twee jaar verbleken en dat de romantische ‘onbeantwoorde liefde’ die levenslang bestaat een hoge uitzondering moet zijn. Sommige mensen kennen de gevoelens van verliefd zijn zoals anderen die beschrijven, helemaal niet. Een speciale vorm zou de ‘liefde op het eerste gezicht’ zijn, waar heel veel mensen aan geloven, maar waar heel veel psychologen aan twijfelen. Een ander vaag fenomeen is de ‘fatale verliefdheid’. Daarmee wordt bedoeld dat twee mensen eigenlijk heel slecht met elkaar kunnen opschieten, maar elkaar ook niet kunnen missen. Ze worden op elkaar verliefd omdat ze aan eikaars emotionele behoeften voldoen. Ze leven als kat en hond, maar zoeken elkaar steeds weer op. Als deze ‘verliefdheid’ tot huwelijken voert, die heel slecht zijn, worden ze fataal genoemd.

De seksuele aantrekkingskracht die de partners voor elkaar hebben is wel een belangrijke, maar geen overheersende factor bij de partnerkeus. Tot dusver heeft men geen goed inzicht in de eigenlijke drijfveren van deze keuze. Er komen zeker ook materiële overwegingen bij te pas. Meestal is het huwelijk ook nu nog homogaam, dat wil zeggen dat leeftijdsklasse, eventueel kerkgenootschap, burgerlijke en sociaal-economische status verregaand overeenstemmen. Toch is het heterogame huwelijk, waarbij alle genoemde aspecten weinig met elkaar in overeenstemming zijn, lang geen uitzondering. Samenvattend: ook in Nederland is de partnerkeus een zeer complex gebeuren waar men wetenschappelijk weinig vat op heeft.

Wat de duur van het huwelijk betreft: huwelijken kunnen nu veel langer duren dan vroeger. Dit komt door een aantal factoren. In de eerste plaats trouwt men tegenwoordig op veel jongere leeftijd, en in de tweede plaats is de gemiddelde levensduur toegenomen. Tussen huwen en sterven ligt een veel grotere periode dan voorheen. Gouden bruiloften waren vroeger zeldzaamheden - nu zijn ze heel gewoon en komen niet meer in de krant. Als men besluit vroeg in het huwelijk kinderen te nemen en het aantal tot twee of drie te beperken die met korte tussenpozen worden geboren, is de leeftijd waarop de ouders samen achterblijven relatief jong, en hebben zij soms nog 20 tot 30 jaar te leven. Het risico van vroege huwelijksontbinding door overlijden is duidelijk afgenomen. Daarentegen is het risico dat dit gebeurt door echtscheiding, toegenomen. Het aantal ontbindingen van huwelijken door overlijden en door echtscheiding is weergegeven op pag. 314 in de tabel van Kooy. Het aantal echtscheidingen per 10.000 huwelijken in de periode 1900 tot 1968 is weergegeven in de tabel van Kooy. De piek tussen de jaren ’40 en ’50 is moeilijk te verklaren. Het ligt voor de hand om te denken dat de oorlogsomstandigheden daarmee te maken hebben. De tweede piek begint na 1965 en zet nog steeds door.

Sociologen zoeken nog steeds naar een verklaring voor het wisselende, maar toch steeds toenemende aantal echtscheidingen. Belangrijk is misschien dat in 1972 de zogenaamde wet Polak is ingevoerd, die echtscheiding vergemakkelijkte.

Wat nu precies het echtscheidingsrisico bepaalt is moeilijk te zeggen, ook gezinssociologen weten daar geen sluitend antwoord op te geven. De individuele gevallen verschillen onderling aanzienlijk. Belangrijke factoren zijn de geestelijke stabiliteit en de gezondheid van een of beide partners. Er zijn aanwijzingen dat huwelijken een groter echtscheidingsrisico lopen als de volgende factoren in het spel zijn:

•     korte duur (3 á 10 jaar) van het huwelijk,

•     zeer lage of zeer hoge huwelijksleeftijd (jonger dan 20 jaar, ouder dan 40 jaar),

•     aanzienlijk leeftijdsverschil (vooral als de vrouw de oudere partner is),

•     het aantal afhankelijke kinderen is klein of ontbreekt, of er is kinderloosheid,

•     verschillen in kerkgenootschap,

•     vrij beroep van de man,

•     woonplaats is grootstedelijk en

•     het huwelijk is gedwongen, of er was al een ‘voorkind’.

De huwelijken die in de echtscheidingsstatistiek te vinden zijn, kunnen vrijwel allemaal als mislukt beschouwd worden. Maar lang niet alle mislukte huwelijken zijn in de echtscheidingsstatistiek te vinden. Door enquêtes zijn betrouwbare gegevens verzameld over het welslagen van het huwelijk. Daaruit blijkt dat de kwaliteit van een huwelijk (goed of slecht) niet gebonden is aan een bepaalde groepssituatie. Plattelanders hebben geen betere huwelijken dan mensen uit de grote stad, en streng katholieken of gereformeerden hebben geen betere huwelijken dan ongelovigen - wat toch vaak beweerd wordt. Ook de sociale status is niet van invloed. Het totaal van huwelijken met ernstige problemen wordt op 5% geschat. Op het totaal van ongeveer drie miljoen betekent dat 150 000 slechte of ontwrichte huwelijken. Slechts een deel daarvan wordt door echtscheiding ontbonden. De ontbonden huwelijken vormen dus een aparte groep binnen de veel grotere groep van mislukte huwelijken. De stabiliteit van een huwelijk lijkt dus af te hangen van de psychologische eigenschappen van de partners. Geestelijk stabiele partners, zelf afkomstig uit een stabiel gezin, maken méér van hun huwelijk dan de meer neurotische mensen met een zwakkere persoonlijkheidsstructuur. Bij hen is de partnerkeus kennelijk van hogere kwaliteit geweest.

Uit al deze gegevens blijkt dat het huwelijksleven in de jaren zeventig sterker van dat van de vorige generatie verschilt dan dat van de generatie daarvóór. Er is dus een continue toename van de veranderingen te constateren, en het valt te verwachten dat dit in de komende jaren nog door zal gaan.

In hoeverre een tweede huwelijk een kleiner of groter risico van mislukken loopt, is niet met zekerheid te zeggen. Het enige dat vaststaat is, dat de kans op hertrouwen groter is naarmate de gescheiden partners jonger zijn. De positie van weduwen en weduwnaars op de huwelijksmarkt is een aparte. De weduwnaars liggen, net als de gescheiden mannen, in een gunstiger positie dan de vrouwen. Jong weduwe geworden vrouwen hertrouwen minder vaak dan jong gescheiden vrouwen. Aannemelijk is dat hier emotionele motieven in het spel zijn.

Het huwelijk als instituut blijkt dus sterk aan het veranderen te zijn en bevindt zich op dit moment nog lang niet in stabiel vaarwater. Naar de toekomst van het huwelijk kunnen we dan ook alleen maar raden.

Het materiaal voor deze paragraaf is afkomstig uit het boek van G.A. Kooy, Seksualiteit, huwelijk en gezin in Nederland. Deventer, Van Loghum Slaterus, 1975).

De toekomst van het huwelijk

Veel mensen zijn met de huidige vorm van het huwelijk niet meer tevreden en vragen zich af hoe zij het kunnen vernieuwen en veraangenamen. Er zijn talloze boeken en' artikelen geschreven over de ‘crisis waarin het huwelijk verkeert’ en er zijn vele oplossingen bedacht. Sommige auteurs stellen een ‘contracthuwelijk’ voor (d.w.z. een huwelijk gebaseerd op een gemakkelijk te beëindigen persoonlijk contract), anderen een ‘vrij huwelijk’ (d.w.z. een huwelijk waarin de partners elkaar buitenechtelijke relaties toestaan), een ‘commune-huwelijk’ (d.w.z. een groepshuwelijk in een commune), of een ‘quaternair huwelijk’ (d.w.z. twee gehuwde echtparen met hun kinderen die samenleven). Men heeft vaak het idee dat dergelijke regelingen realistischer en duurzamer zijn dan ons traditionele huwelijk, waarvan wordt gezegd dat het ‘niet meer van deze tijd is’.

Hoe radicaal sommige van deze voorstellen sommige mensen ook in de oren mogen klinken, in feite zijn zij niet nieuw. Praktisch alle huwelijksvormen die voor de toekomst worden gepropageerd hebben ooit al ergens bestaan. Zij hebben echter nooit lang stand gehouden. Een betrekkelijk exclusieve monogamie is er óf al lang geleden weer voor in de plaats gekomen, óf dat proces schijnt nu nog aan de gang te zijn. Dat betekent dat onze huidige huwelijksvorm waarschijnlijk op meer dan alleen onbetwiste traditie berust. Het idee van twee echtgenoten die samen hun leven opbouwen en, als zij vruchtbaar zijn, voor hun eigen kindeen zorgen, schijnt een unieke aantrekkingskracht te hebben. Bovendien schijnt het de enige huwelijksvorm te zijn waarbij de partners werkelijk gelijkwaardig kunnen zijn.

Natuurlijk moet worden toegegeven dat er duizenden jaren lang monogamie zonder gelijkwaardigheid van de partners heeft bestaan, dat vrouwen lange tijd zijn onderdrukt ook al hadden zij maar één echtgenoot. Maar de vrouwen die geëmanici- peerder werden hebben nooit om een terugkeer naar de polygynie gevraagd. Evenmin is er veel kans dat geëmancipeerde mannen polyandrie zullen eisen. Een groepshuwelijk vergt zoveel discipline dat het nooit erg populair is geweest. Dus, mocht de toekomst eindelijk volledige seksuele gelijkheid brengen, dan zullen hierdoor tevens de grondslagen van het monogame huwelijk worden versterkt. Dat wil niet zeggen dat er geen veranderingen mogelijk zijn. Misschien is ons officiële idee van het huwelijk echt wel te rigide en te bekrompen. In de praktijk is niet iedereen er altijd even gelukkig mee geweest. Er was altijd een onofficiële ‘uitlaatklep’, ‘zijdeur’ of ‘ontsnappingsmogelijkheid’ nodig. Kortom, er is altijd behoefte geweest aan wat soepelheid binnen het huwelijk. In dat opzicht zou de toekomst misschien verbetering kunnen brengen. Het familie- en echtscheidingsrecht zou misschien nog wat praktischer en rechtvaardiger te maken zijn. Wetten tegen buitenechtelijke seksuele relaties zouden ook in andere landen kunnen worden afgeschaft. Ongehuwde mensen zouden niet langer gediscrimineerd hoeven worden. Huwelijk en huwelijksafspraken zouden strikt persoonlijke aangelegenheden kunnen worden. Er zou meer ruimte voor een persoonlijke keuze kunnen zijn. Sommige van die mogelijkheden worden hieronder kort beschreven.

Flexibele monogamie

Een meer flexibele vorm van monogamie dan de huidige is niet moeilijk voor te stellen. Onofficieel zijn er in onze samenleving al vele huwelijken die niet in het traditionele patroon passen. De volgende voorbeelden zijn misschien mogelijkheden voor de toekomst.

Open huwelijk

De term ‘open huwelijk’ wordt nu vaak gebruikt voor een monogame relatie die niet strikt monogaam is. In zo’n huwelijk houden de partners van elkaar en willen zij hun leven delen, maar zij staan elkaar ook andere seksuele contacten toe. Een enkele maal staan zij zelfs een derde en vierde partner in het echtelijk bed toe. Zulke regelingen zijn natuurlijk niets nieuws. Bij sommige Indianen- en Eskimostammen was het bijvoorbeeld de gewoonte dat een man zijn vrouw aan de mannelijke gasten aanbood. Ook veel Polynesische mannen hadden die gewoonte en gunden verder ook hun broers dit voorrecht. Zelf mochten zij met hun schoonzusters naar bed. (Op Hawaï heette zo’n relatie punalua). Maar zelfs naast die maatschappelijk geaccepteerde vormen van een ‘open huwelijk’, wordt buitenechtelijke sex in vele andere samenlevingen oogluikend toegestaan, vooral voor mannen. Vrouwen mochten doorgaans veel minder, hoewel in het Europa van de 18e eeuw mannen uit de hogere kringen vaak goed vonden dat hun vrouw er een ‘officiële minnaar’ op nahield. In de een of andere vorm kunnen deze oude gebruiken ook in de toekomst mogelijk blijven.

Tijdelijk huwelijk

Er is al gezegd dat tijdelijke huwelijken bij tijd en wijle hebben bestaan in islamitische landen (mut- afi-huwelijken). Ook weten wij dat het in het oude Japan mogelijk was om een huwelijk aan te gaan voor een periode van vijf jaar of minder. In het begin van de 19e eeuw opperde ook Goethe, in zijn roman Die Wahlverwandtschaften (Deel i, Hfdst. 10), het idee voor een vijf jaren durend huwelijk. Indien de partners bij elkaar bleken te passen kon een huwelijk na die tijd nog worden voortgezet. Naarmate het in de meeste westerse landen echter gemakkelijker werd om te scheiden, is het huwelijk voor veel mensen al een tijdelijk instituut geworden, zo niet juridisch dan toch wel in de praktijk. Het is tegenwoordig niet meer ongebruikelijk dat zowel mannen als vrouwen in de loop der jaren twee, drie of meer malen van partner wisselen. Met het oog op deze ontwikkelingen wordt weleens gesuggereerd dat er eigenlijk een wettelijke bepaling zou moeten zijn waarin officieel een datum wordt bepaald waarop ieder huwelijk zou moeten eindigen. Op die datum zou het huwelijk natuurlijk voor een volgende, nader overeen te komen termijn kunnen worden verlengd, maar zonder zo’n verlenging zou het automatisch mogelijk zijn om uit elkaar te gaan. Echtscheiding zou dus overbodig worden. Tegenstanders van dat idee stellen echter dat elke vorm van begrenzing een schaduw over een huwelijk zou werpen, en dat een goede echt- scheidingswetgeving voor hetzelfde doel veel beter zou voldoen.

Proefhuwelijk

Gedurende het grootste deel van de Europese geschiedenis hebben boeren hun kinderen voorechtelijke seksuele ervaring laten opdoen, zodat zij er zeker van waren dat de jongelui bij elkaar pasten en dat de toekomstige bruid vruchtbaar was. In Nederland noemde men die gewoonte kweesten, in Engeland bundling, tarrying of sitting up, in Duitsland onder meer Kiltgang of fensterln. Deze gewoonte hield in dat een meisje ’s avonds laat een jongen in haar bed mocht ontvangen, mits haar ouders hem een geschikte huwelijkskandidaat vonden. Bij de eerste nachtelijke bezoeken hoefde er niet per se erg intiem te worden gevrijd, maar kwam de jongen vaker dan was echte seksuele gemeenschap toegestaan. Een dergelijke relatie kon heel lang duren. Trouwen was wel altijd het einddoel, vooral als het meisje zwanger raakte - en beide partners waren dan ook altijd volledig van hun wederzijdse verplichtingen doordrongen. In sommige streken kreeg de relatie zelfs de semi-officiële status van proefhuwelijk. Zo’n proefhuwelijk kon maanden of zelfs jaren duren.

Dergelijke gebruiken fungeerden bij de plattelandsbevolking honderden jaren lang uitstekend en raakten pas in onbruik toen vreemdelingen er misbruik van gingen maken en aan de werkelijke bedoelingen voorbij gingen. In onze eeuw hebben seksuele hervormers er herhaaldelijk op aangedrongen dat dergelijke gebruiken weer in het leefpatroon opgenomen zouden worden, maar nu voor iedereen. Voorts propageerden zij het ‘kameraad- schapshuwelijk’, companionate marriage(Amerika) de Ehe auf Zeit (Duitsland) of Probeehe (Oostenrijk). Er waren weliswaar kleine verschillen tussen deze voorstellen, maar allemaal waren zij er op gericht om de moeilijkheden van een echtscheiding te voorkomen door deze te vervangen door een simpele scheiding met wederzijds goedvinden.

Het hier besproken proefhuwelijk lijkt in feite veel op het bovenbesproken tijdelijke huwelijk. Het enige verschil is dat het laatste huwelijk ook echt als tijdelijk bedoeld is, terwijl het eerste impliceert dat het paar later blijvend verenigd hoopt te zijn. Bij een eenvoudige echtscheidingswetgeving zijn deze hervormingen echter helemaal niet nodig. Tegenwoordig hebben veel jongeren op het moment dat zij gaan trouwen al een soort proefhuwelijk achter de rug, omdat zij al enige tijd hebben samengewoond. Zulke niet-officiële regelingen zullen ook in de toekomst wel blijven bestaan en misschien nog talrijker worden.

Twee-fasen huwelijk

De enkele jaren geleden overleden Amerikaanse antropologe Margaret Mead heeft een voorstel gedaan voor een unieke variant op het proefhuwelijk. Haar idee hield in dat er twee soorten huwelijk zouden zijn: een huwelijk mét en een huwelijk zonder kinderen. Of, anders gezegd, een huwelijk zou worden aangegaan in twee fasen, hoewel de tweede fase niet per se noodzakelijk was. De eerste fase was het samenzijn van twee jongeren in een zogenaamd ‘individueel huwelijk’. In dit huwelijk zouden de partners zo lang zij wilden aan elkaar gebonden zijn, maar zij hadden niet het recht kinderen te krijgen. De volgende stap op weg naar een ‘ouderlijk huwelijk’ kon pas worden gezet nadat zowel de man als de vrouw er blijk van hadden gegeven dat zij in staat waren kinderen groot te brengen en te onderhouden. Voor de tweede fase van het huwelijk was daarom speciale toestemming en een speciale plechtigheid vereist.


ECHTSCHEIDING IN NEDERLAND
Onze eeuw heeft een flinke stijging van het aantal echtscheidingen te zien gegeven en die tendens zet zich nog steeds voort.

(Bron: G.A. Kooy. Seksualiteit, huwelijk en gezin in Nederland. (Deventer, Van Loghum Slaterus, 1975)

Dat voorstel lijkt niet erg praktisch, omdat altijd het gevaar bestaat dat - ondanks het verbod - in een ‘individueel huwelijk’ onwettige kinderen geboren zullen worden. Zo’n uit twee lagen bestaand huwelijkssysteem zou daarom continu worden on- dermijnd. Theoretisch bezien heeft het voorstel van Margaret Mead het grote voordeel dat jonge mensen de gelegenheid krijgen goed van de verantwoordelijkheden van het ouderschap doordrongen te raken.

Het niet-monogame huwelijk Ofschoon de kans groot is dat de mongame huwelijksvorm in de toekomst de meest voorkomende vorm zal blijven, is het niet onmogelijk dat ook het niet-monogame huwelijk zal herleven. Mocht dat inderdaad gebeuren dan zou het niet-monogame huwelijk nu echter op volledige gelijkheid tussen man en vrouw gebaseerd moeten zijn. Ter illustratie de volgende voorbeelden:

Polygamie

Beide vormen van polygamie, dus polygynie en polyandrie, hebben natuurlijk een lange, eerbiedwaardige geschiedenis. Polygynie is zowel in het Oude Testament als in de koran toegestaan. Onder invloed van het christendom en als gevolg van de steeds sterker wordende roep om gelijkheid tussen man en vrouw, is deze huwelijksvorm echter al lang uit de westerse beschaving verdwenen en staat ook elders onder zware druk. In 19e eeuws Amerika werd polygynie opnieuw ingevoerd door de mormonen, maar deze werden al spoedig gedwongen hun experiment weer op te geven, tenminste officieel. Voor sommige mensen blijft polygamie haar aantrekkingskracht behouden. Andere mensen zijn zoiets als een ‘vervolg’-polygamie begonnen door gedurende hun leven met meerdere partners na elkaar getrouwd te zijn. Het is dus niet ondenkbaar dat sommige mannen in de toekomst opnieuw meerdere vrouwen zullen nemen en sommige vrouwen meerdere mannen, mocht dat wettelijk mogelijk zijn. Zelfs tegenwoordig wordt jaarlijks nog een aantal mensen veroordeeld voor bigamie, en andere mensen ontkomen aan strafvervolging door met één wettige en één onwettige echtgenote in een zogenaamde ménage-a-trois te leven. Misschien worden zulke situaties ooit officieel erkend. In zo’n huwelijk moet elke partner natuurlijk wel dezelfde wettelijke rechten hebben.

Groepshuwelijk

In een groepshuwelijk zijn meerdere mannen gehuwd met meerdere vrouwen of, anders gezegd, alle mannen zijn getrouwd met alle vrouwen in de groep. Zulke huwelijken zijn nooit, waar dan ook, gebruikelijk geweest, ofschoon er bij enkele natuurvolken een paar voorbeelden van gevonden zijn. Een beroemd en tamelijk geslaagd experiment op het gebied van groepshuwelijken was dat van John Noyes en zijn Oneida-commune in 19e eeuws Amerika. In deze commune was theoretisch iedere vrouw getrouwd met iedere man in een systeem dat ‘samengesteld huwelijk’ werd genoemd. Iedereen mocht met iedereen naar bed, maar er werd op toegezien dat alleen bepaalde ‘wetenschappelijk’ goedgekeurde contacten tot zwangerschap leidden. Deze vorm van vooraf geplande voortplanting (iets anders dus dan de huwelijksvorm) werd ‘stirpicul- tuur’ genoemd. Nadat de charismatische leider van de commune zich had teruggetrokken en stierf, werd het experiment beëindigd. In het recente verleden zijn sommige van zulke experimenten, zij het op kleinere schaal, herhaald. In sommige hedendaagse communes heeft het groepshuwelijk bestaan of bestaat het nog, hoewel de psychische druk die dit systeem op de partners legt soms te groot blijkt en er toe leidt dat men toch weer voor het meer tradionele huwelijkspatroon kiest. Ook in de toekomst zullen er nog wel pogingen worden ondernomen om in groepshuwelijken te leven, een enkele maal misschien met succes. Of deze vorm gelegaliseerd zou moeten worden is iets anders.

Het homoseksuele huwelijk

Een vroeger onbespreekbaar punt dat tegenwoordig af en toe ernstig bediscussieerd wordt, is het homoseksuele huwelijk. Twee homoseksuelen hebben natuurlijk altijd met elkaar kunnen trouwen, maar dan moest de één een man en de ander een vrouw zijn. Het is al heel lang bekend dat dergelijke huwelijken best goed kunnen zijn. Een beroemd voorbeeld is het huwelijk van de Britse diplomaat Harold Nicolson met de schrijfster Victoria Sack- ville-West. Beiden zochten hun seksuele genoegens buiten het echtelijke bed, maar een grote liefde en wederzijds respect hield hen niettemin bij elkaar. Tot nu toe heeft onze westerse beschaving huwelijken tussen partners van gelijk geslacht nooit toegestaan. (Een uitzondering op deze regel vormden de kortstondige persoonlijke escapades van sommige Romeinse keizers). In andere culturen was men weleens ruimer van opvatting. Zo was het bij sommige Indianenstammen bijvoorbeeld mogelijk dat een man in de vrouwenrol ging en met een andere man trouwde. Bij de Siwans in Noord-Afrika trouwden vele mannen met jonge jongens en betaalden voor hen zelfs een hogere ‘bruidsprijs’ dan voor meisjes. Maar in het algemeen zijn dergelijke gebruiken altijd zeldzaam geweest, omdat het huwelijk doorgaans toch wel met voortplanting in verband werd gebracht. Dus zelfs in landen waar homoseksuele relaties werden gestimuleerd, betroffen het altijd vóór- en buitenechtelijke contacten. De traditionele betekenis van het huwelijk is in sommige geïndustrialiseerde landen nog maar sedert kort aan het veranderen. Door de ontwikkeling van nieuwe, betrouwbare voorbehoedmiddelen is voortplanting meer een keuzekwestie geworden en trouwt men tegenwoordig ook met elkaar zonder dat men kinderen wil. Het gaat de partners dan meer om waarden als liefde, vriendschap, financiële zekerheid of samenwerking in een beroep. Dat de wet tegen een dergelijke verbintenis geen bezwaar heeft, is algemeen bekend. Het is echter duidelijk dat ook partners van gelijk geslacht dergelijke redenen voor een huwelijk kunnen aanvoeren. Als heteroseksuele paren die geen kinderen kunnen of willen krijgen met elkaar trouwen, is het niet reëel om dit recht aan homoseksuele paren te ontzeggen.

Veel homoseksuelen zullen natuurlijk helemaal niet willen trouwen, maar er zijn er ook die in een stabiele, soms zelfs levenslange relatie leven en die de nadelen ondervinden van het feit dat hun relatie niet kan worden gelegaliseerd. Zij worden gediscrimineerd in fiscaal en erfrechtelijk opzicht, maar ook door immigratiewetten bijvoorbeeld. Hun verantwoord gedrag wordt dus niet beloond. Men zou dan ook kunnen zeggen dat onze samenleving er tegenwoordig nog steeds bewust op uit is om homoseksuelen een ontstabiel en promiscu leven te laten leiden. (Zie voor details ‘De seksueel onderdrukten -  homoseksuelen’).

In Amerika zijn er op dit moment enkele kerken (met name de Metropolitan Community Church) die een huwelijksplechtigheid voor homoseksuele paren kennen. Een dergelijke plechtigheid is wel geen wettig huwelijk, maar betekent voor paren die zich aan elkaar willen binden in ieder geval enige erkenning. In enkele Europese parlementen zijn ook al eens wetsvoorstellen gedaan om huwelijken tussen homoseksuelen toe te staan. Tot een wet is het echter nog nooit gekomen. De kans dat er ooit een komt is op dit moment nog bijzonder klein.

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [II - Seksueel gedrag] [III - Seks. en maatsch.] [De sociale rol] [Aangepast - afwijkend] [Huwelijk en gezin] [De onderdrukten] [De 'seksuele revolutie'] [Seksueel slang] [Instanties en groepen] [Literatuurlijst]