Homoseksueel geslachtsverkeer

Homoseksueel geslachtsverkeer

De mens kan, net als alle andere zoogdieren, niet alleen met personen van de andere, maar ook met die van de eigen sekse de liefde bedrijven. Anders gezegd, zowel mannen als vrouwen kunnen zowel heteroseksuele als homoseksuele contacten hebben. (De voorvoegsels hetero- en homo- betekenen in het Grieks ‘verschillend’ en ‘gelijk’).

Elders in dit boek is al gezegd dat in de kinderjaren seksueel gedrag in aanwezigheid van kinderen van de eigen sekse heel gewoon is, en dat het ook niet ongebruikelijk is in de puberteit. (Zie ‘De baby- en kinderjaren’ en ‘De puberteit’). In de jaren vóór de puberteit zijn seksuele contacten met de eigen sekse zelfs gebruikelijker dan contacten met de andere sekse. In die jaren worden heteroseksuele spelletjes vaak actief tegengegaan en trekken homoseksuele activiteiten weinig of geen aandacht. Pas later komt hierin verandering. Zodra jongens en meisjes tot tieners zijn uitgegroeid, wordt van hen alleen nog maar heteroseksuele belangstelling verwacht en worden homoseksuele experimenten sterk afgekeurd. Toch blijven velen van ons tot op hoge leeftijd homoseksuele contacten onderhouden. Voor sommigen zijn deze contacten niet meer dan incidentele gebeurtenissen in een overigens overwegend heteroseksueel gestructureerd leven. Voor anderen wordt het een regelmatig, zij het sporadisch terugkerend gebeuren, en voor weer anderen is het de enige seksuele uitingsvorm, of de uitingsvorm die boven alle andere wordt geprefereerd.

Bij hun twee enorm uitgebreide onderzoeken naar menselijk seksueel gedrag, maakten Alfred Kinsey en zijn medewerkers voor deze kwestie gebruik van een zeer handige toetsmethode. Zij ontwierpen een waarderingsschaal met zeven categorieën, oplopend genummerd van 0 tot 6. Aan de hand daarvan werd de balans opgemaakt voor wat betreft hetero- en homoseksueel gedrag voor de gehele bevolking. Aan het ene uiteinde van deze schaal (in categorie 0) werden degenen geplaatst met uitsluitend heteroseksuele ervaringen en aan het andere uiteinde (in categorie 6) werden degenen geplaatst met uitsluitend homoseksuele ervaringen. Tussen deze twee uitersten bevinden zich degenen met zowel hetero- als homoseksuele ervaringen in verschillende gradaties (categorieën 1-5). De exacte indeling is als volgt:

0.   Uitsluitend heteroseksueel gedrag.

1.   Overwegend heteroseksueel, maar incidenteel homoseksueel gedrag.

2.   Overwegend heteroseksueel, maar meer dan incidenteel homoseksueel gedrag.

3.   Evenveel heteroseksueel als homoseksueel gedrag.

4.   Overwegend homoseksueel, maar meer dan incidenteel heteroseksueel gedrag.

5.   Overwegend homoseksueel, maar incidenteel heteroseksueel gedrag.

6.   Uitsluitend homoseksueel gedrag.

Op zichzelf zijn deze categorieën natuurlijk niet nieuw of revolutionair. Dat sommige mensen uitsluitend heteroseksuele contacten hebben en andere uitsluitend homoseksuele contacten is al lang bekend. Ook wisten we al dat sommige mensen zowel met mannen als met vrouwen seksuele contacten onderhouden. In theorie zou Kinseys indeling dus al honderden of duizenden jaren geleden ontwikkeld kunnen zijn. Het idee ervoor zal vóór Kinsey al bij vele anderen zijn opgekomen. Maar in onze joods-christelijke cultuur heeft het in ieder geval nooit ingang gevonden, want er leefde bij de mensen een algemene gedachte waaraan nooit werd getwijfeld: men nam zonder meer aan dat het percentage mensen met uitsluitend heteroseksuele ervaringen zó groot was en het percentage van alle andere categorieën zó klein, dat elke schaalverdeling volslagen uit balans zou zijn. Voordat Kinsey zijn statistisch onderzoek begon, werd gedacht dat homoseksuele handelingen zo zeldzaam waren dat het uitsluitend om ‘tegennatuurlijke’, bizarre uitzonderingen ging.



HETEROSEKSUELE-HOMOSEKSUELE WAARDERINGSSCHAAL
Schaal en getallen zijn overgenomen uit Kinseysin 1953 gepubliceerde gegevens voor mannen (M) en vrouwen (V). De variatie in de percentages is het gevolg van de verschillen in verhoudingen bij diverse subgroepen binnen de zeven categorieën. De categorieën zelf zijn enigszins willekeurig ; de hele schaal moet dan ook gelezen worden als een continuüm.
(Kinsey e.a.: Sexual Behavior in the human Female, pag. 488).

Kinsey liet zien dat dit idee er helemaal naast was. Zo bleek bijvoorbeeld uit zijn statistieken dat ongeveer 50% van alle mannen en 20% van alle vrouwen voordat zij de middelbare leeftijd bereiken de een of andere openlijke erotische ervaring hebben gehad met iemand van de eigen sekse. Dit betekent één op de twee mannen en één op de vijf vrouwen. Ja, 37% van alle mannen en 13% van alle vrouwen heeft tussen de adolescentie en de ouderdom tenminste één homoseksueel contact gehad waarbij het tot een orgasme kwam. Dat zijn dus bijna twee op de vijf mannen en meer dan één op de acht vrouwen. Tenslotte heeft, volgens Kinseys onderzoekingen, 4% van alle mannen en ongeveer 2% van alle vrouwen hun leven lang uitsluitend homoseksueel gedrag.

Toen deze cijfers voor het eerst bekend werden,

veroorzaakten zij alom een enorme consternatie. Om te beginnen weigerden veel mensen gewoon te geloven dat het aantal homoseksuele handelingen inderdaad zo groot was. Maar ook nu nog worden de cijfers door sommige deskundigen overdreven en niet representatief genoemd. Tot nu toe is geen enkel onderzoek echter zo groot geweest dat het deze beweringen ook met bewijzen kon staven. Kinseys werk bevat misschien een enkele fout en is nu misschien wat uit de tijd, maar het is nog altijd de beste informatiebron waarover we beschikken. Bij onderzoek vandaag de dag zou het percentage homoseksueel gedrag zelfs nog weleens hoger blijken te zijn, vooral onder vrouwen.

Het schokkendst echter vond men de conclusie die Kinsey aan zijn ontdekkingen verbond. Vóór Kinseys tijd waren ‘heteroseksuelen’ en ‘homoseksuelen’ altijd beschouwd als twee aparte groepen. Men dacht dat homoseksuelen een ziekte hadden: ‘homoseksualiteit’, en dat deze ziekte hen duidelijk onderscheidde van de rest van de bevolking. (Iemand die zowel met mannen als met vrouwen seksuele contacten onderhield werd beschouwd als een ‘homoseksueel’ die op de een of andere manier ‘de schijn wist op te houden’). Na confrontatie met de feiten bleef van al deze stereotiepen gewoon niets over. Uit de statistieken bleek dat ‘heteroseksualiteit’ en ‘homoseksualiteit’ geen duidelijk begrensde, aparte en niet met elkaar te verenigen categorieën zijn, maar veeleer categorieën die geleidelijk in elkaar overgaan. Of zoals Kinsey het zelf zei: ‘Het is niet juist om onderscheid te maken tussen twee afzonderlijke populaties, een heteroseksuele en een homoseksuele. De wereld kan niet worden opgedeeld in schapen en geiten. Niet alles is zwart en niet alles is wit... In de natuur komen afzonderlijke categorieën maar zelden voor. Alleen de menselijke geest bedenkt categorieën en probeert feiten in aparte hokjes in te delen. De levende wereld is in alle opzichten een continuüm. Hoe eerder wij leren dat dat ook voor menselijk seksueel gedrag geldt, des te eerder zullen wij komen tot een goed begrip van de feiten op seksueel gebied.’ Kinsey beschreef ook nauwkeurig wat zijn nieuwe benadering logischerwijs zou gaan inhouden: ‘Men zou zuiverder over deze zaken kunnen denken als mensen niet het etiket heteroseksueel of homoseksueel kregen opgeplakt, maar werden beschouwd als mensen met een bepaalde hoeveelheid heteroseksuele ervaring en een bepaalde hoeveelheid homoseksuele ervaring. In plaats van deze woorden te gebruiken als zelfstandige naamwoorden ter aanduiding van personen, of zelfs als bijvoeglijke naamwoorden ter beschrijving van personen, kan men ze beter gebruiken om er de aard van een openlijke seksuele relatie mee aan te geven, of de aard van de prikkels waarop een mens erotisch reageert.’

Dit is zeer juist opgemerkt, want een groot deel van het ‘homoseksuele probleem’ is inderdaad een gevolg van het slordige denken en het verwarde taalgebruik van degenen die er over spreken. Om maar een voorbeeld te noemen: in het leger, in de gevangenis en in psychiatrische inrichtingen worden mensen vaak al tot homoseksueel bestempeld nadat is uitgekomen dat zij één keer een homoseksuele ervaring hebben gehad. Bij mensen die dat doen komt nooit de gedachte op dat volgens deze redenering iedereen die ooit een heteroseksueel contact heeft gehad, heteroseksueel genoemd zou moeten worden.

Helaas gaat het hierbij om meer dan alleen een paar woord-betekenissen - het gaat om mensenlevens. In vele landen kunnen mensen al na één homoseksueel contact tot lange gevangenisstraffen worden veroordeeld of hun baan verliezen. Pubers die bij een homoseksueel experiment door hun ouders of vrienden worden betrapt, worden meteen voor homofiel uitgemaakt en zo in de rol van seksuele en maatschappelijke mislukkeling gedwongen. Nooit meer krijgen zij de kans hun heteroseksuele kanten te ontwikkelen. Ook een gelukkig getrouwde man die, in een moment van sentimentele dronkenschap, in compromitterende omstandigheden met een andere man wordt aangetroffen krijgt door de mensen in zijn omgeving het etiket opgeplakt van ‘dat is er zo een’, wat een ernstige bedreiging voor zijn huwelijk vormt.

Dit stigmatiseren maakt niet alleen in maatschappelijk opzicht veel kapot, het is ook onlogisch. Zoals gezegd wordt het nooit in omgekeerde richting gedaan (d.w.z. een heteroseksuele ervaring wordt nooit als afdoende bewijs beschouwd voor iemands ‘heteroseksueel’ zijn). Bovendien schiet het zijn eigen doel voorbij, omdat het het aantal ‘homoseksuelen’ nodeloos groot maakt en ‘homoseksualiteit’ zo tot een zeer veel voorkomende ‘aandoening’ maakt. (Zoals gezegd heeft ongeveer de helft van alle mannen en een vijfde van alle vrouwen tenminste enige erotische ervaring met iemand van de eigen sekse).

Daarentegen helpt het ook niet veel om de term ‘homoseksueel’ uitsluitend te gebruiken voor de paar mensen die uitsluitend op de eigen sekse reageren (categorie 6 op de schaal van Kinsey). In dat geval zou de logica eisen dat de term ‘heteroseksueel’ alleen werd toegepast op degenen die uitsluitend op de andere sekse reageren (categorie O op de waarderingsschaal van Kinsey). Het grote aantal mensen dat op beide seksen reageert (categorieën 1-5 op de schaal van Kinsey) zou dan nergens toe horen.

We dienen te beseffen dat zelfs bij een en dezelfde persoon de balans tussen heteroseksueel en homoseksueel in de loop van de tijd kan verschuiven. Er zijn mensen met gedurende een bepaald deel van hun leven uitsluitend heteroseksueel gedrag en gedurende een ander deel van hun leven uitsluitend homoseksueel gedrag. Sommigen hebben beide gedragsvormen tegelijkertijd, maar met wisselende intensiteit. Anderen beginnen met een gelijke erotische belangstelling voor beide seksen en ontwikkelen slechts langzaam een duidelijke voorkeur voor een bepaalde sekse. Maar deze voorkeur hoeft niet blijvend te zijn. Iemand kan in de loop der jaren op de schaal van Kinsey verschillende malen van plaats verwisselen.

Als het dus onjuist is om de bevolking als geheel in te delen in ‘heteroseksuelen’ en ‘homoseksuelen’, is het ook verkeerd om een individu ‘heteroseksueel’ of ‘homoseksueel’ te noemen. Ook valt dus niet te zeggen hoe groot het aantal ‘heteroseksuelen’ of ‘homoseksuelen’ is. Het is slechts mogelijk na te gaan hoeveel mensen, op een bepaald moment, tot een bepaalde categorie op een heteroseksueel/ homoseksuele waarderingsschaal behoren. Vragen als ‘hoeveel homoseksuelen zijn er’ of ‘ben ik homoseksueel’, zijn niet wetenschappelijk te beantwoorden.

Dat onze maatschappij deze kwestie niet op een logische en consequente manier benadert is echter een feit waar we niet omheen kunnen. De oude denkwijze zit nog veel te diep geworteld. In de praktijk worden mensen nog altijd heteroseksueel of homoseksueel genoemd, en tot dusverre protesteert bijna niemand daar ooit tegen. Ten behoeve van de communicatie blijven ook vele beroepsmensen deze termen gebruiken, ook al verstaat de een er altijd net iets anders onder dan de ander.

Als we onszelf dus niet van de algemene discussie willen uitsluiten, moeten we in dit boek tot een bepaald compromis zien te komen. Het algemene spraakgebruik mag dan onnauwkeurig zijn, het heeft ook zijn voordelen. Bepaalde onenigheden worden er vaak sneller door gladgestreken en dringende maatschappelijke problemen komen er eerder door aan de oppervlakte. Zolang iedereen maar begrijpt dat de traditionele terminologie een zeer wisselvallig karakter heeft, kan deze nog wel dienstig zijn.

Hiervan uitgaande stellen wij de volgende indeling voor:

•      De term heteroseksueel kan worden gebruikt ter beschrijving van mensen met een duidelijke erotische voorkeur voor partners van de andere sekse (categorieën 0-2 op de waarderingsschaal van Kinsey).

•     De term homoseksueel kan worden gebruikt ter beschrijving van mensen met een duidelijke erotische voorkeur voor partners van de eigen sekse (categorieën 4-6 op de waarderingsschaal van Kinsey).

•      De term biseksueel kan worden gebruikt ter beschrijving van mensen die zich erotisch aangetrokken voelen tot partners van beide seksen (categorieën 1-5 op de waarderingsschaal van Kinsey).

De eerste twee definities worden deels door de derde overlapt. Dat wil zeggen, de groep ‘biseksueel’ bevat zowel bepaalde ‘heteroseksuelen’ (uit categorieën 1 en 2) als bepaalde ‘homoseksuelen’ (uit categorieën 4 en 5). Deze inconsequentie is onvermijdelijk. Het alternatief is dat we uitsluitend mensen met voor beide seksen een exact gelijke erotische belangstelling biseksueel zouden noemen. Een dergelijk gebruik van deze term heeft echter nooit ingang gevonden. We moeten daarom leven met het feit dat sommige mensen in het ene verband met het woord ‘heteroseksueel’ (of ‘homoseksueel’) en in een ander verband met het woord ‘biseksueel’ worden aangeduid.

Omdat we ons woordgebruik hebben gekoppeld aan de waarderingsschaal van Kinsey, willen we nog eens met nadruk stellen dat deze schaal niet is gebaseerd op de hoeveelheid seksuele activiteit, maar op de verhouding heteroseksuele-homoseksu- ele ervaringen. Dit kan onder meer inhouden dat iemand met bijvoorbeeld evenveel ervaring op homoseksueel gebied als iemand anders, toch in een andere categorie terechtkomt. Mensen met bijvoorbeeld 10 homoseksuele ervaringen en slechts 5 heteroseksuele ervaringen, zullen als homoseksueel worden beschouwd, terwijl anderen met eveneens 10 homoseksuele ervaringen, maar 50 heteroseksuele ervaringen, als heteroseksueel zullen worden beschouwd. (Afhankelijk van de context kunnen beide personen natuurlijk ook biseksueel worden genoemd).

Overigens, met het hier gebruikte woord ‘ervaring’ worden niet alleen openlijke contacten bedoeld, maar ook psychische reacties die niet tot een direct lichamelijk contact leiden. Zo kan een man met een openlijk gedrag dat volledig heteroseksueel is, toch homoseksueel worden genoemd als hij psychisch vaker op mannen dan op vrouwen reageert. Om dezelfde reden kan het woord ‘homoseksueel’ ook van toepassing zijn op iemand die nooit tot een openlijk seksueel contact komt. (In oudere boeken werden dergelijke mensen soms gerekend tot de categorie ‘latente homoseksuelen’. Het woord latent is afkomstig van het Latijnse werkwoord latere, dat verbergen betekent). Helaas gaf deze merkwaardige term meer aan dan alleen onvervulde of verborgen verlangens. Ook onderbewuste, niet herkende en nooit gerealiseerde homoseksuele neigingen moesten er mee worden aangegeven. Maar omdat vrijwel ieder mens zulke neigingen heeft, houdt de term ‘latente homoseksueel’ net zoveel in als bijvoorbeeld termen als ‘latente roker’, ‘latente fijnproever’ of‘latente slapeloze’.

Met al deze interpretaties en indelingen in categorieën moet natuurlijk ook rekening worden gehouden als men het heeft over ‘homoseksualiteit’ als seksuele gerichtheid. Alleen al het feit dat we ze nodig hebben, bevestigt wat we op een andere plaats in dit boek al hebben gesteld: de seksuele gerichtheid van de mens moet niet als absoluut, maar als betrekkelijk worden gezien, net als het biologische geslacht en de genderrol. Bij het bestuderen van de menselijke geslachtelijke ontwikkeling hebben we al geleerd dat zaken als man-zijn en vrouw-zijn, mannelijkheid en vrouwelijkheid, heteroseksualiteit en homoseksualiteit kwesties zijn van graduele verschillen. (Zie voor details de inleiding bij ‘De ontwikkeling van seksueel gedrag’).

Rest echter nog een ander belangrijk punt: in onze eigen cultuur wordt het woord ‘homoseksueel’ nooit zuiver als technische term gebruikt en is er altijd meer dan uitsluitend logica bij betrokken. Hoe voorzichtig de term ook wordt gebruikt, altijd wordt er een bepaald beeld mee opgeroepen en worden er bepaalde sociale responsen mee losgemaakt. In de praktijk komt het erop neer dat iemand homoseksueel wordt genoemd, niet om de een of andere abstracte statistische reden, maar omdat zo iemand in het beeld schijnt te passen dat men van homoseksuelen heeft, van hoe ze er uitzien en hoe ze zich gedragen. Vaak is dat beeld niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Zo wordt bijvoorbeeld altijd gedacht dat homoseksualiteit wordt veroorzaakt doordat iemand in de kinderjaren de verkeerde genderrol (dat is de rol die past bij iemands gevoel van man- of vrouw-zijn) heeft aangenomen. Men neemt voetstoots aan dat mannelijke homoseksuelen de neiging hebben zich vrouwelijk te gedragen en dat vrouwelijke homoseksuelen mannen willen imiteren. Door dit onjuiste idee trekt men ook de verkeerde conclusie: ouders zien erop toe dat hun zoons zich niet ‘meisjesachtig’ en hun dochters zich niet ‘jongensachtig’ gedragen en denken zo homoseksualiteit bij hun kinderen te kunnen voorkomen.

Uit historisch onderzoek en uit vergelijking van verschillende culturen is gebleken, dat dit idee in sommige culturen wel en in andere culturen niet leeft. In sommige stadstaten in de Griekse oudheid bijvoorbeeld werd mannelijke homoseksualiteit niet met zwakheid en verwijfdheid geassocieerd, maar juist met mannelijkheid, heldhaftigheid en moed. Zo schijnt het allerberoemdste van de Griekse militaire keurkorpsen, dat van Thebes, dat uiteindelijk door Philippus van Macedonië werd verslagen, zelfs uitsluitend uit mannen die van mannen hielden te hebben bestaan.

PEDERASTIE
In vele oude Griekse stadstaten was paiderastia (pederastie), d.w.z. een liefdesrelatie met een opvoedend karakter tussen een man en een jongen, een heel gewone zaak. Hoewel zo’n relatie vaak ook seksueel contact inhield, werd zij nooit als een belemmering voor een huwelijk en het vaderschap gezien. De vaasschildering hier toont een jongeman die door zijn oudere minnaar wordt geliefkoosd.

Uit dit voorbeeld blijkt dat het beeld dat in een bepaalde maatschappij van ‘de homoseksueel’ bestaat, in de loop der jaren kan veranderen. Er blijkt ook opnieuw uit dat er niet zoiets als een ‘typische’ homoseksueel bestaat en dat spreken van een ‘homoseksuele persoonlijkheid’ zinloos is. Uit het feit dat in verschillende culturen verschillende beelden van homoseksualiteit kunnen ontstaan, tegengestelde ideeën zelfs, blijkt al dat het geen objectieve stoornis is met eigen, onveranderlijke en niet te miskennen ‘symptomen’. Hoe homoseksuelen zijn wordt niet bepaald door een aantal intrinsieke eigenschappen van deze mensen zelf, maar door het beeld dat bij andere mensen leeft over hoe homoseksuelen zijn.

Dat is ook de reden waarom Kinsey niet anders kon dan dit onderwerp te behandelen op een niet- veroordelende, zuiver neutrale manier. Hij moest wel inzien dat een groot aantal mensen homoseksuele contacten kunnen hebben én ze ook werkelijk hebben, en dat slechts een gering deel van hen ooit als homoseksueel wordt beschouwd. Kinsey begreep dat het een volstrekt willekeurige zaak was wie als zodanig beschouwd moest worden, dat het helemaal afhankelijk was van de sociale gebruiken in een bepaalde maatschappij. Diezelfde gebruiken bepalen natuurlijk ook of homoseksualiteit wordt geassocieerd met zwakheid of kracht, met zonde of deugdzaamheid, met krankzinnigheid of gezond verstand. Kortom, homoseksualiteit als zodanig is geen morele, geen juridische en geen medische aangelegenheid - het is een status die van buitenaf wordt opgelegd. Het is een maatschappelijke klasse waarbij bepaalde mensen onder bepaalde omstandigheden worden ingedeeld, of een etiket dat wordt opgeplakt. Homoseksueel zijn betekent de rol van homoseksueel spelen zoals een maatschappij dat van hem of haar verwacht.

Het is interessant dat er in sommige maatschappijen geen rol voor ‘homoseksuelen’ bestaat, hoewel homoseksueel gedrag er wél voorkomt. Want als zulk gedrag niet afzonderlijk beschouwd of ‘bijzonder’ gevonden wordt, hoeft het voor de mensen zelf noch voor de maatschappij ooit een punt van betekenis te zijn. Zo kennen we volkeren, de Si- wans in Afrika, de Arcanda in Australië en de Keraki in Nieuw Guinea bijvoorbeeld, waar vrijwel alle mannen heteroseksuele zowel als homoseksuele contacten hebben. Bij deze volkeren is het onmogelijk een onderscheid te maken tussen heteroseksuelen en homoseksuelen, zelfs niet als een kwestie van terminologisch compromis. Natuurlijk zou Kinseys waarderingssschaal wel toe te passen zijn, maar - tenminste voor mannen - zou deze alleen wisselende graden van biseksueel gedrag laten zien (categorieën 1-5). Voor de heteroseksuele en homoseksuele uitersten van de schaal zou er eenvoudig niets te registreren zijn (categorieën 0 en 6).

Er is reden om aan te nemen dat zelfs in onze eigen westerse beschaving de scheidslijnen niet altijd zo scherp getrokken zijn als tegenwoordig. In het oude Griekenland werd homoseksueel gedrag bijvoorbeeld als een normaal onderdeel van de mannelijke seksualiteit beschouwd en was het nooit een beletsel om te trouwen, of voor vaderschap. Het hele woord ‘homoseksualiteit’ bestond trouwens niet. In plaats daarvan sprak men van paiderastia, jongensliefde, van pais: jongen, hier meer mannelijke tiener, en eram: beminnen) en was het iets dat werd gecultiveerd als een positief gewaardeerde gewoonte. Maar van de oudere minnaar (die de ‘inspirator’ werd genoemd) noch van de jongere geliefde (de ‘luisteraar’) werd ooit aangenomen dat hij niet tot relaties met vrouwen in staat zou zijn. Kortom, het moderne begrip ‘homoseksueel’ zou de oude Grieken geen recht doen. Zo we op hen een moderne indeling willen toepassen, dan is het woord ‘biseksueel’ nog het meest van toepassing.

Zelfs in middeleeuws Europa, toen homoseksuele handelingen als zondig werden beschouwd, werden deze niet altijd als een teken van een ‘homoseksuele geaardheid’ gezien. Als mensen wegens ‘sodomie’ (van de bijbelse stad Sodom) werden gestraft, werd altijd aangenomen dat zij ook tot ‘normaal’ heteroseksueel gedrag in staat waren. Bovendien waren alleen anaal en oraal geslachtsverkeer strafbaar. Aan andere uitingen van liefde en tederheid tussen mannen werd geen aandacht geschonken. Pas in de moderne tijd ging men mensen die seksuele betrekkingen onderhielden met mensen van de eigen sekse, als fundamenteel ‘anders’ beschouwen. Dit had tot gevolg dat men van de gemiddelde man en de gemiddelde vrouw niet langer verwachtte dat ze ook erotisch konden reageren ten opzichte van seksegenoten. Want zulke reacties konden alleen voorkomen bij mensen met een aangeboren abnormale gesteldheid. Psychiaters gingen zich met deze zogenaamde abnormale gesteldheid bezighouden en bedachten er allerlei exotische benamingen voor totdat, tegen het einde van de 19e eeuw, voor het eerst het begrip ‘homoseksualiteit’ werd gebruikt. Dat begrip, net als het tegengestelde, ‘heteroseksualiteit’, raakte snel ingeburgerd en werd in alle Europese talen overgenomen. Het eerst werd het gebruikt in het Duits, vervolgens in het Frans en in 1897 werd het met enige aarzeling voor het eerst door Havelock Ellis in het Engels gebruikt.

De kans is groot dat de lezers van nu, die niets over het ontstaan en de geschiedenis van deze woorden weten, niet goed begrijpen wat ze precies inhouden. We spreken tegenwoordig maar al te gemakkelijk van homoseksualiteit en heteroseksualiteit en iedereen schijnt onmiddellijk te weten wat ermee wordt bedoeld. Maar met deze twee elkaar uitsluitende categorieën is de kwestie van meet af aan veel te simpel voorgesteld. Ze zijn typisch het resultaat van een cultuur waarin de mensen hun seksuele potentieel niet meer volledig tot uitdrukking mochten brengen. Elke cultuur die een kunstmatige scheiding aanbrengt tussen homoseksuelen en heteroseksuelen verraadt hiermee een bijzonder vreemd en bekrompen beeld van de menselijke natuur te hebben. Het is een beeld waarin men geen oog meer heeft voor het graduele karakter van de verschillen tussen mensen, voor de nuances, de schakeringen in het menselijk gedrag, kortom voor de gevarieerdheid die het leven van nature heeft. Zonder negatieve leerervaringen, psychische druk en sociale sancties zijn mensen in staat om op beide seksen seksueel te reageren. Mensen met erotische interesse voor uitsluitend één sekse, zijn het pro- dukt van culturele conditionering. In feite mag men stellen dat mensen die zich totaal niet van hun homoseksuele neigingen bewust zijn, evenzeer het produkt zijn van hun opvoeding als mensen die totaal niet op heteroseksuele partners kunnen reageren. Dat wil natuurlijk ook weer niet zeggen dat in een ideale wereld iedereen een biseksueel leven zou leiden. Haast iedereen ontwikkelt wel een sterke seksuele voorkeur en daarmee ook een zekere exclusieve seksuele interesse. Bovendien, zoals we elders al hebben gezegd, is te verwachten dat bij de meeste mensen deze interesse voornamelijk heteroseksueel van aard zal zijn. (Zie de inleiding bij 'Vormen van seksuele activiteit’). Er is geen enkele reden om dat te betreuren. Wat echter wel te betreuren valt, is het feit dat veel mensen vergeten dat ze zelf niet ontwikkelde vermogens hebben en zich vervolgens als voorbeeld of norm gaan opstellen voor hun medemensen. Te betreuren zijn de kleingeestigheid en het gebrek aan tolerantie waarmee zulke ‘eenzijdige’ mensen iedereen die anders is behandelen.

Toch weten we dat er in onze cultuur veel uitsluitend ‘heteroseksuelen’ en ‘homoseksuelen’ zijn die elkaar openlijk vijandig bejegenen. De eersten zijn meestal trots op hun seksuele gerichtheid. Zij stellen zich soms zo absuluut op, dat ze zich bij hun tegenstanders gewoon belachelijk maken. Van die tegenstanders, de mensen met uitsluitend homoseksuele belangstelling, wordt doorgaans een stille, enigszins onderdanige houding verwacht. Als zieke, criminele of zondige mensen met een afwijkend gedrag worden ze als tweederangs burgers beschouwd. Het is dan ook niet vreemd dat de mees- ten van deze mensen vroeger geen erg hoge dunk van zichzelf hadden. Nog maar sedert kort is daar verandering in gekomen en zijn homoseksuelen gaan protesteren tegen discriminatie in kerk en maatschappij. In velerlei opzichten is dit natuurlijk een gunstige ontwikkeling. Maar, hoe noodzakelijk ook, het heeft ook zijn schaduwzijde: het accentueert de helaas bestaande opsplitsing van mensen in twee kampen: ‘homo’s’ en ‘hetero’s’. De ‘heterowereld’ zal tenslotte wel enkele concessies moeten doen aan de zich steeds feller roerende ‘homowe- reld’, en beide werelden zullen uiteindelijk wel een situatie van ‘vreedzaam samengaan’ bereiken, maar hierdoor kunnen zij tevens gaan vergeten dat de scheidingen tussen hen kunstmatig zijn en dat ook altijd zijn geweest. Homo’s en hetero’s bewonen samen één wereld, en als dat niet wordt ingezien zullen er onderling altijd misverstanden blijven bestaan.

Vroeger was het vooral het maatschappelijk sterkere heteroseksuele bevolkingsdeel dat zelf zijn homoseksuelen maakte, door mensen die niet aan hun bekrompen seksuele maatstaven konden voldoen, het etiket homoseksueel op te plakken. Natuurlijk gebeurt dat ook nu nog wel, maar velen nemen nu toch zelf het heft in handen en komen er openlijk voor uit dat zij homoseksueel zijn, maken zich bekend als ‘belijdend homoseksueel’. Zij doen dat omdat zij er genoeg van hebben ‘een dubbelleven te moeten leiden’ en omdat zij ‘duidelijkheid willen’. Zij achten het bij hun strijd voor gelijke rechten bovendien noodzakelijk om te laten zien met hoevelen zij zijn. Er wordt tegenwoordig zowel vanuit de ‘homowereld’ als de ‘heterowereld’ nogal wat druk uitgeoefend om ‘partij te kiezen’ en ‘het een of het ander’ te zijn.

MANNELIJKE HOMOSEKSUALITEIT IN DE GRIEKSE KUNST
Onderdeel van een grotere vaasschildering waarop zowel heteroseksuele als homoseksuele gemeenschap wordt uitgebeeld. Op dit deel zien wij drie mannen die anale en orale sex bedrijven.


VROUWELIJKE HOMOSEKSUALITEIT INDE JAPANSE EN FRANSE KUNST
In vele culturen hebben kunstenaars graag elkaar beminnende vrouwen afgebeeld. Hier een houtsnede van Suzuki Moronoba(17eeeuw)en een schilderij van Gustave Courbet (19e eeuw).

Maar in het geval van homoseksuelen komt die zelfherkenning vaak heel geleidelijk. Mensen die door de buitenwereld als zodanig zijn bestempeld (misschien na ontdekking van een incidentele homoseksuele fase in hun leven) zijn vaak wel gedwongen om zichzelf snel als zodanig te accepteren, maar bij mensen met een verborgen homoseksuele belangstelling duurt het dikwijls jaren voordat zij zichzelf als ‘belijdend homofiel’ kunnen gaan zien. In het begin besteden zulke mensen niet

veel aandacht aan hun neigingen en bekennen zij zichzelf niet graag dat ze anders zijn dan hun ‘heterovrienden’. En zoals we gezien hebben is deze aarzeling niet onterecht. Hij komt namelijk niet voort uit een gebrek aan inzicht, maar veeleer uit een spontane afkeer om in een bepaald vakje te worden gestopt. Die afkeer kan zelfs omslaan in diepe verontwaardiging als iemand wordt geconfronteerd met bepaalde ‘typische’ homoseksuelen waar hij, zoals hij weet, niets mee gemeen heeft. Het zich als homoseksueel manifesteren kan daarom een heel ingewikkeld gebeuren zijn, met tal van psychische omwegen, doodlopende wegen, verkeerde startpunten en omkeringen. De meeste mensen met homoseksuele neigingen komen er trouwens, zoals gezegd, nooit openlijk voor uit dat ze die hebben. Sommigen zien eenvoudig af van iedere vorm van seksueel contact, sommigen hebben, om de schijn op te houden, een minimale heteroseksuele interesse, anderen hebben zowel heteroseksuele als homoseksuele relaties, maar zeggen dat ze eigenlijk heteroseksueel zijn, en weer anderen hebben uitsluitend homoseksuele contacten, maar zeggen tegen zichzelf dat zij dat alleen doen om niet-seksuele, ‘toegestane’, redenen (bijvoorbeeld geld verdienen als mannelijke prostituée). Tegenwoordig komen veel mensen die tenslotte - hetzij door zichzelf, hetzij door anderen - als homoseksueel worden beschouwd in een soort homoseksuele subcultuur terecht waarin al allerlei vaste rolpatronen, opvattingen, smaken, voorkeuren en sociale interacties op hen liggen te wachten. Deze levensstijl wordt dan weer door het grootste deel van de maatschappij gezien als ‘typisch homoseksueel’. Maar uit alles wat hierover in het voorgaande al is gezegd, zal nu wel duidelijk zijn dat een dergelijke benadering veel te oppervlakkig is. Wie de waarheid over de ‘homoseksuelen’ onder ons wil ontdekken moet eerst naar zichzelf kijken en naar onze cultuur in het algemeen.

Veel vrouwelijke homoseksuelen geven de voorkeur aan het woord ‘lesbienne’ (naar het eiland Lesbos, in de Griekse oudheid het woonoord van de homoseksuele dichteres Sappho). Zij willen hiermee te kennen geven dat hun situatie niet in alles aan die van de mannelijke homoseksuelen gelijk is, en dat zij in velerlei opzichten in een unieke positie verkeren. Op deze kwestie - en op de betrekkelijke voordelen van een andere benaming - wordt nader ingegaan in het hoofdstuk ‘De seksueel onderdrukten - homoseksuelen’.

De volgende bladzijden bevatten een korte beschrijving van homoseksueel geslachtsverkeer. De seksuele technieken van heteroseksuelen en homoseksuelen zijn in wezen ongeveer gelijk. Mensen die vragen ‘maar wat doen homoseksuelen dan’, geven met hun vraag alleen maar te kennen dat het hun in hun eigen seksuele relatie aan voldoende fantasie ontbreekt. Uit deze beperktheid blijkt opnieuw hoe mensen van hun erotische capaciteiten totaal vervreemd kunnen raken. Ook het gebrek aan seksuele cultuur waarvan zowel ‘heteroseksuelen’ als ‘homoseksuelen’ in onze maatschappij het slachtoffer zijn, komt erin naar voren.

Op de houding van de maatschappij ten opzichte van de homoseksueel wordt uitvoeriger ingegaan in het derde deel van dit boek ‘Seksualiteit en maatschappij’ (Zie met name ‘Aangepast gedrag en afwijkend gedrag’).

Manueel geslachtsverkeer

Manueel geslachtsverkeer is te omschrijven als seksueel contact tussen de geslachtsorganen van de ene mens en de hand(en) van iemand anders.

Voor zowel mannelijke als vrouwelijke homoseksuelen kan het met de hand bewerken van eikaars geslachtsorganen - hetzij als doel op zichzelf, hetzij als voorspel voordat op andere vormen van seksueel contact wordt overgegaan - een zeer prettige belevenis zijn. Het is vooral zo prettig omdat iedereen die een partner van de eigen sekse masturbeert, uit eigen ervaring weet op welke manier dat het meest bevredigend is. In elk geval is manueel geslachtsverkeer waarschijnlijk de eenvoudigste en meest voorkomende vorm van seksueel contact tussen homoseksuelen.

Mannen die elkaar masturberen brengen doorgaans wat speeksel of een glijmiddel op hun penis aan, ter verhoging van het genot en om te voorkomen dat gevoelige plaatsen op de penis worden bezeerd. Het bekendst is speeksel. Als de penis glad genoeg is kunnen de partners snel overschakelen op genitaal verkeer. (Zie voor details hierna). Veel mannen vinden het prettig om zowel hun eigen penis als die van hun partner in één hand te nemen en beide penissen tegelijk te masturberen. Als zij daarvoor voelen kunnen de partners elkaar bij deze techniek natuurlijk enkele malen afwisselen alvorens zij tot een orgasme komen. Maar er zijn ook veel mannen die het alleen maar prettig vinden zelf gemasturbeerd te worden en die zelf passief willen blijven.

Manueel geslachtsverkeer bij vrouwen verloopt in grote lijnen hetzelfde als dat bij mannen. Wel worden vrouwen gewoonlijk graag over hun hele lichaam gestreeld en aangeraakt en is het voor hen vaak minder noodzakelijk alle aandacht op de geslachtsorganen te richten. Toch kunnen zij gewoon een orgasme krijgen als zij elkaar masturberen. Wat voor vrouwen het prettigst is weten vrouwen zelf het best, en daarom kost het hun weinig moeite een vrouwelijke partner te bevredigen. Bovendien is het gebruik van glijmiddelen overbodig, omdat de vagina van vrouwen bij seksuele opwinding vanzelf al glad wordt. In tegenstelling tot wat veel mannen denken, brengen de meeste vrouwen bij het masturberen geen voorwerp in hun vagina, maar strelen zij uitsluitend de uitwendige geslachtsorganen, d.w.z. de schacht van de clitoris (niet het topje) en de kleine schaamlippen en de vaginaalopening. Zij kunnen dit gebied natuurlijk ook met behulp van een elektrische vibrator prikkelen. Twee vrouwen kunnen natuurlijk voor elkaar ieder een vibrator gebruiken, maar ze kunnen elkaar ook om beurten prikkelen met één vibrator. (Zie voor meer informatie over elektrische vibrators ‘Zelfbevrediging en seksueel onvermogen bij de vrouw - anorgasmie’).

Oraal geslachtsverkeer

Oraal geslachtsverkeer is te omschrijven als seksueel contact tussen de geslachtsorganen van de ene mens en de mond van iemand anders.

De geslachtsorganen en de mond zijn de twee ero- gene zones van het lichaam die het gemakkelijkst te prikkelen zijn; het is dus niet vreemd dat deze lichaamsdelen soms direct met elkaar in contact worden gebracht. Dat gebeurt bij vrijwel alle zoogdieren en vanuit biologisch standpunt bezien is er geen enkele reden waarom de mens, als het hoogst ontwikkelde en meest gevoelige van alle zoogdieren, hierop een uitzondering zou vormen. In sommige culturen en in sommige tijden werd deze vorm van seksueel contact echter als ziek, crimineel of zondig beschouwd en werden mensen die zich hieraan schuldig hadden gemaakt zwaar gestraft. Trouwens, in sommige Amerikaanse staten is het ook nu nog een misdrijf waar jarenlange gevangenisstraf op staat.

Maar ondanks alle psychiatrische, juridische en godsdienstige bezwaren wordt oraal geslachtsverkeer door zowel heteroseksuele als homoseksuele paren vaak bedreven. De techniek is in beide gevallen gelijk.

Fellatio

Met de term ‘fellatio’ (van het Latijnse fellare: zuigen) wordt het likken of afzuigen van de mannelijke geslachtsorganen aangeduid.

Twee mannen die samen de liefde bedrijven kunnen elkaar natuurlijk afzuigen. In sommige gevallen láát een man zich liever afzuigen dan dat hij zijn partner afzuigt. In andere gevallen is het net andersom. De meeste mannen die homoseksuele betrekkingen onderhouden hebben echter geen duidelijke voorkeur, maar passen hun gedrag aan de omstandigheden aan. Natuurlijk kunnen twee mannen ook proberen elkaar tegelijkertijd oraal te bevredigen. (Zie ‘soixante-neuf hieronder). Mannen kunnen fellatio bedrijven als voorspel, dus voordat zij overgaan op een andere vorm van seksueel contact; zij kunnen er echter ook mee volstaan en er mee doorgaan tot een orgasme volgt. Niet alleen vrouwen, ook mannen leren de smaak van warm zaad in hun mond waarderen. (Zaad is een schoon en onschadelijk vocht dat zonder bezwaar kan worden ingeslikt. De enige uitzondering hierop is het zaad van iemand met een geslachtsziekte).

Vroeger wilden sommige mensen onderscheid maken tussen een ‘actieve’ en ‘passieve’ partner bij fellatio. Volgens dit merkwaardige onderscheid had de ‘actieve’ partner een vrouwelijke rol, terwijl de ‘passieve’ man, dus degene die zich liet afzuigen, zijn rol als man trouw bleef. Deze redenatie (waarbij overigens het gebruikelijke beeld van de actieve man en de passieve vrouw volledig werd omgekeerd) leidde vervolgens tot de merkwaardige bewering dat alleen de ‘actieve’ partner echt homoseksueel was, en dat de ‘passieve’ partner op de een of andere wijze zijn heteroseksualiteit behield. (In een andere beschouwing over hetzelfde onderwerp speelt degene die ontvangt [in dit geval is dat dus de man die de penis in zijn mond krijgt] per definitie altijd de vrouwelijke rol, terwijl de rol van degene die inbrengt [d.w.z. de man die zijn penis inbrengt] altijd mannelijk is. Zonder verdere verklaring wordt ook in dit geval de ‘vrouwelijke rol’ als homoseksueel beschouwd en de ‘mannelijke rol’ als heteroseksueel).

Het is niet vreemd dat menige biseksuele man die zich schuldig voelde, en menige mannelijke prosti- tuée, dit soort logica gebruikte ter rationalisering van hun homoseksuele gedrag. Zij wilden altijd alleen de ‘passieve’ rol, vermeden zelf elke beweging van hun lichaam en probeerden zo koel en afstandelijk mogelijk te blijven. Op die manier deden ze niets ‘homoseksueels’. Natuurlijk hielden en houden ze hiermee alleen zichzelf voor de gek. Feit is dat activiteit en passiviteit niets met biologisch geslacht of seksuele gerichtheid te maken hebben. Bovendien, iedereen die door een man seksueel kan worden bevredigd, reageert ook seksueel op hem, en dit eenvoudige feit is op geen enkele manier weg te praten.

Cunnilungus

Met het woord ‘cunnilungus’ (van het Latijnse cun- nus: vagina en linguere: likken) wordt het likken of afzuigen van de vrouwelijke geslachtsdelen bedoeld.

Veel vrouwen laten graag hun geslachtsorganen likken en zijn, bij seksueel contact met een andere vrouw, graag tot wederdienst bereid. Natuurlijk kunnen vrouwen ook tegelijkertijd eikaars geslachtsorganen likken. (Zie ‘soixante-neuf hieronder).

Vrouwen kunnen cunnilungus proberen als voorspel, dus voordat zij op een andere vorm van seksueel contact overgaan, of kunnen het voortzetten tot het moment van orgasme. Omdat een vrouw uit eigen ervaring weet wat voor haar het prettigst is, kost het haar doorgaans weinig moeite om het haar vrouwelijke partner met haar mond naar de zin te maken. Cunnilungus kan beide vrouwen volledig bevredigen.

‘Soixante-neuf’

‘Soixante-neuf’ (Frans voor ‘69’) is een vorm van orale sex waarbij de partners gelijktijdig eikaars geslachtsdelen likken. De lichamen hebben hierbij ten opzichte van elkaar een houding die veel lijkt op die van de cijfers in het getal 69.

Het is een vorm van sex die natuurlijk zowel door mannelijke als vrouwelijke homoseksuele paren bedreven kan worden en die voor beiden even plezierig kan zijn. Het kan alleen een voorspel zijn, maar het kan ook worden voortgezet tot aan het orgasme, vooral als de partners er de tijd voor nemen en er gemakkelijk bij op hun zij gaan liggen.

Genitaal geslachtsverkeer

Met genitaal geslachtsverkeer wordt hier bedoeld seksueel contact tussen de geslachtsorganen van twee mensen.

Volgens Freud en zijn volgelingen is het doel van iemands seksuele ontwikkeling ‘genitale rijpheid’ en is genitaal geslachtsverkeer dan ook de enige seksuele uitingsvorm die van ‘rijpheid’ getuigt. Die bewering gaat echter alleen op voor heteroseksuele paren. Homoseksuelen zijn kennelijk al zó afwijkend van de norm dat het er verder weinig toe doet hoe zij elkaar bevredigen. Of men het nu met dit psychoanalytische standpunt eens is of niet, het zou absurd zijn als mannelijke of vrouwelijke homoseksuelen zich zouden moeten beperken tot genitaal geslachtsverkeer. Omdat twee mannen of twee vrouwen samen zich toch niet kunnen voortplanten en het dus geen enkel biologisch nut heeft om hun geslachtsorganen te verenigen, kunnen zij een andere wijze van vrijen veel prettiger vinden. Toch bedrijven homoseksuele mannen en vrouwen ook wel genitale sex en raken op deze manier volledig seksueel bevredigd. Dat is heel begrijpelijk, want zowel de mannelijke als de vrouwelijke geslachtsorganen zijn in hoge mate gevoelig voor aanraking. Om anatomische redenen verloopt genitale sex tussen twee mensen van gelijk geslacht natuurlijk enigszins anders dan tussen een man en een vrouw. Het verschil is echter minder groot dan weleens wordt gedacht.

Zowel mannelijke als vrouwelijke homoseksuelen kunnen in een innige omhelzing hun geslachtsorganen direct met elkaar in contact brengen. Voor verdere prikkeling zorgen zij met de ritmische bewegingen van hun onderlijf.

Om te voorkomen dat de gevoelige delen van de penis geïrriteerd raken gebruiken mannen hierbij soms een glijmiddel. Ook speeksel wordt veel gebruikt. (Vooral de glans van de penis kan door het wrijven tegen het schaamhaar van de partner snel pijnlijk worden). Veel mannen vinden het bovendien prettig om beide penissen in de hand te nemen en te masturberen. In feite is dat natuurlijk een vorm van manueel geslachtsverkeer.

Ook voor vrouwen kan het bij elkaar brengen van de geslachtsorganen volledig bevredigend zijn. Elders is al gezegd dat het bij de heteroseksuele coïtus vooral de clitoris, de kleine schaamlippen en de vaginaalopening zijn die worden geprikkeld. Diezelfde gebieden worden geprikkeld als ze tegen het lichaam van een andere vrouw worden gewreven. Maar er zijn vrouwen die het met name moeten hebben van een diep binnendringen in de vagina. Zulke vrouwen kunnen wel homoseksuele sex bedrijven, maar geven aan de coïtus toch de voorkeur.

Twee vrouwen kunnen samen een coïtus nabootsen als een van hen een kunstpenis aan haar lijf bevestigt. Veel mannen vinden het prettig om twee vrouwen op die manier met elkaar te zien vrijen. Kunstpenissen zijn te koop in sex-shops en bij een aantal postorderbedrijven. Maar in feite probeert slechts een heel klein aantal vrouwen het ooit uit. En wie het doet, doet het vaak minder voor zichzelf, als wel om een mannelijke toeschouwer een plezier te doen. Vrouwen vinden het, zoals gezegd, veel prettiger om in het begin van een seksueel contact over het hele lichaam te worden gestreeld. Daarna, als ze eenmaal een bepaalde mate van opwinding hebben bereikt, is continue prikkeling van de geslachtsorganen voor hen het prettigst. (Zie ook ‘Zelfbevrediging’ en ‘Heteroseksueel geslachtsverkeer’).

Anaal geslachtsverkeer

Anaal geslachtsverkeer is te omschrijven als seksueel contact tussen de geslachtsorganen van de ene mens en de anus van iemand anders. Aangezien de anus een vrij gevoelige erogene zone is, vinden veel mannen en vrouwen prikkeling van de anus tijdens seksueel contact prettig. (Zie ook ‘Heteroseksueel geslachtsverkeer’). Er zijn zelfs mensen die als zij masturberen een vinger of iets anders dat geschikt lijkt in hun anus steken. Het is daarom logisch dat bij seksueel contact tussen twee mannen de anus van de één soms direct in contact wordt gebracht met de penis van de ander.

Een man kan zijn penis zonder veel problemen in de anus van zijn partner brengen. Maar omdat de anus, in tegenstelling tot de vagina, niet vanzelf glad wordt, moet een glijmiddel worden gebruikt. Het meest gebruikte glijmiddel is gewoon speeksel. Er zijn preparaten, meestal in tubes, in de handel die een slijmachtige substantie (gel) bevatten, en bedoeld zijn voor het makkelijker laten glijden van katheters en canules in lichaamsopeningen. Soms bevatten deze gels chemische stoffen die een zaaddodende werking hebben en worden zij met name in combinatie met een pessarium gebruikt voor anticonceptie. Wanneer zij uitsluitend om het mechanisch effect gekozen worden, is het beter om een neutrale gel te kiezen, zonder chemicaliën. Orale sex kan na gebruik van zo’n zaaddodende gel niet meer bevredigend zijn.

Aanbrengen van het glijmiddel geeft meteen de kans de anussluitspier zachtjes tot ontspanning te masseren of er al even een vinger in te steken. Na deze voorbereiding moet de penis zeer langzaam worden ingebracht en, eenmaal binnen, mag hij even niet worden bewogen, totdat de sluitspier zich helemaal ontspannen heeft. Vervolgens kunnen een of beide partners hun onderlijf gaan bewegen. Veel mannen vinden het fijn om door hun partner gemasturbeerd te worden als deze zijn penis in hun rectum heeft. En de partner komt aan deze wens graag tegemoet, want hij weet dat de anussluitspier samentrekt tijdens het orgasme, wat voor zijn penis ook weer een prettig gevoel betekent. (Zie ook ‘De mannelijke seksuele respons’).

Anale sex kan natuurlijk in tal van houdingen worden bedreven. Meestal ligt een van de mannen echter op zijn buik en wordt hij door de ander van achteren benaderd, of ligt hij op zijn rug, met zijn knieën opgestrokken tot naast zijn bovenlijf en benadert zijn partner hem van voren. Er zijn ook mannen die hun penis niet in de anus van hun partner steken, maar hem tussen de billen heen en weer halen tot ze een orgasme krijgen.

Hoewel anaal geslachtsverkeer voor beide partners in hoge mate bevredigend kan zijn, komt het lang niet zo veel voor als men weleens denkt. De meeste mensen in onze cultuur hebben immers geleerd de anus vies te vinden, vanwege de uitscheidende functie. (In zekere zin geldt voor de geslachtsorganen hetzelfde, omdat die met het lozen van urine worden geassocieerd). Bovendien rusten er sterke godsdienstige, maatschappelijke en juridische taboes op contact tussen anus en penis. In sommige Amerikaanse staten is het nog altijd strafbaar. Gezien dit alles is het niet vreemd dat sommige homoseksuele mannen evenveel bezwaar hebben tegen anale sex als een groot aantal heteroseksuelen. Anderen willen alleen niet de ‘passieve’ partner worden (dus degene die de penis ontvangt), maar hebben er geen bezwaar tegen om de ‘actieve’ partner te zijn (degene die de penis inbrengt). Dit merkwaardige onderscheid tussen ‘actief en ‘passief bij anaal geslachtsverkeer komt volledig overeen met het onderscheid zoals al besproken bij ‘Oraal geslachtsverkeer’. Er is slechts één verschil; in het geval van anaal geslachtsverkeer is het de ‘passieve’ partner die gezien wordt als degene die de vrouwenrol vervult, terwijl de ‘actieve’ partner wordt beschouwd als degene met de mannenrol. Maar ook hier gaat het in feite alleen maar weer om de stelling dat alleen de ‘passieve’ partner echt homoseksueel zou zijn en de ‘actieve’ partner op de een of andere manier zijn heteroseksualiteit behoudt.

Het zijn vooral de onzekere biseksuele mannen met een schuldgevoel die zich graag met dit soort nonsens bezighouden, mannen dus die hun homoseksuele gedrag willen rechtvaardigen. In een gevangenis verkrachten zulke mannen bijvoorbeeld soms hun medegevangenen, zichzelf wijs makend dat ze niets homoseksueels doen. Hun slachtoffer hoeven ze dat natuurlijk niet te vertellen. Maar alleen al uit het feit dat sommige mannen dit zelfbedrog blijkbaar nodig hebben blijkt al hoe sterk het sexisme in onze maatschappij nog leeft.

In realiteit hebben activiteit en passiviteit niets met biologisch geslacht of seksuele gerichtheid te maken. De meeste homoseksuelen die anale sex prettig vinden stappen zonder enig probleem over van de rol van ‘ontvanger’ op die van ‘inbrenger’ en omgekeerd, zonder zich ooit ook maar in het minst druk te maken over hun seksuele identiteit.

In deze context moet misschien nog worden opgemerkt dat sommige mannen graag hebben dat hun partner een hard, lang voorwerp, of zelfs zijn hele hand in hun anus steekt (vuistneuken). Deze mannen zullen waarschijnlijk niet beseffen hoe gevaarlijk dat is. Ten eerste is de kans op infectie erg groot, doordat vuil van onder de nagels in opengehaald slijmvlies terechtkomt. Ten tweede is het zo dat de anussluitspier zich wel kan aanpassen aan een langzaam ingebrachte penis en daardoor niet uitscheurt of zijn elasticiteit verliest, maar dat de kans op uitrekken door een ingebrachte vuist of een ander voorwerp van gelijke grootte niet ondenkbeeldig is. Anaal geslachtsverkeer vormt op zichzelf dus geen enkel probleem, maar ‘vuistneuken’ kan zeer schadelijk zijn, vooral als men er een gewoonte van maakt. Er zijn gevallen van volledig functieverlies van de anus bekend, waarbij de anus chirurgisch moest worden gesloten en er in de buikwand een kunstmatige darmopening, een stoma, moest worden gemaakt.

Om anatomische redenen is anaal geslachtsverkeer tussen vrouwen natuurlijk uitgesloten. De enige uitzondering zou zijn wanneer een vrouw zich een kunstpenis heeft omgeknoopt. Maar dit is meer een theoretische dan een reële mogelijkheid, want vrijwel alle lesbische vrouwen zijn met andere vormen van sex tevreden.

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [II - Seksueel gedrag] [Ontwikkel. van gedrag] [Vormen van activiteit] [III - Seks. en maatsch.] [Literatuurlijst]