Dwangmatig en destructief gedrag

Dwangmatig en destructief gedrag

Er zijn ooit culturen geweest die haast alle vormen van seksueel gedrag als van God gegeven en daarom als normaal beschouwden. Dit hoefde niet te betekenen dat deze culturen ook progressief en tolerant waren; wel boden zij plaats aan velerlei erotische voorkeuren. Men bemoeide zich doorgaans niet met iemands persoonlijke seksuele interesse en alleen wanneer de rechten van anderen werden geschaad, werd er gestraft.

Onze eigen joods-christelijke cultuur stoelt echter op een heel andere traditie. De oude Israëlieten zowel als de eerste christenen en de christenen uit de middeleeuwen geloofden dat het enige natuurlijke doel van seksualiteit de voortplanting was, en stonden daarom uiterst onverdraagzaam tegenover alle sex die niet op het krijgen van kinderen was gericht. De bijbel bijvoorbeeld meldt dat op homoseksuele contacten de doodstraf stond en meer dan duizend jaar lang werd deze straf in christelijk Europa ook inderdaad toegepast. Zelfs nu nog wordt deze onschuldige gedragsvorm in veel Amerikaanse staten als een misdaad beschouwd.

De traditionele christelijke geloofsleer hieromtrent werd in de 13e eeuw vastgelegd door de theoloog Thomas van Aquino in zijn verklaring dat God seksuele gemeenschap alleen toestond:

•     voor het juiste doel (ofwel voortplanting),

•     met de juiste persoon (ofwel de huwelijkspartner) en

•     op de juiste wijze (ofwel d.m.v. de coïtus).

Iedere seksuele handeling die niet aan deze drievoudige norm voldeed was ‘tegennatuurlijk’ en ‘zondig’.

In de moderne tijd, toen de kerk veel van haar invloed aan de staat moest prijsgeven, maakten de theologen plaats voor psychiaters als de nieuwe experts op het gebied van seksueel gedrag, maar de oude geloofsleer bleef zoals hij altijd was geweest. Hij werd alleen van kerkelijke in medische taal omgezet. Wat vroeger tegennatuurlijk was geweest, werd nu ongezond genoemd, zonde werd ziekte. In de 19e eeuw werd in de psychiatrie het begrip ‘seksuele psychopathologie’ (d.w.z. seksuele geestelijke gestoordheid) geïntroduceerd en ging men spreken van seksuele ‘deviaties’, ‘aberraties’ en ‘perversies’.

De woorden ‘deviatie’, ‘aberratie’ en ‘perversie’ impliceren stuk voor stuk dat er zoiets als een onbetwiste norm geschonden werd, dat er van een juiste koers werd afgeweken, dat iets goeds beschadigd werd. Eeuwen voordat deze woorden in de psychiatrie werden geïntroduceerd, waren zij alle drie al door christelijke moralisten gebruikt om er ketterij en ongelovigheid mee aan de kaak te stellen. Het is dan ook niet vreemd dat die nieuwe seksuele deviaties, aberraties en perversies dezelfde seksuele ketterijen bleken te zijn die in de middeleeuwen al waren veroordeeld. Zelfs ‘moderne’ psychiaters hanteerden nog de seksuele norm: ‘de juiste’ vorm van coïtus met ‘de juiste’ persoon. Elke andere menselijke seksuele uitingsvorm werd pathologisch en gedegenereerd genoemd. De materie mocht dan niet verschillen, verschil in stijl was er wel. De diverse ‘psychopathologieën’ en ‘perversies’ werden in lijsten opgesomd en kregen mooie nieuwe namen toebedeeld, hetgeen de hele onderneming een objectief wetenschappelijk tintje moest geven. De volgende korte reeks kan als voorbeeld dienen.

Net als vroeger het geval was geweest konden mensen vooral op twee manieren van de ‘toegestane’ coïtus-norm afwijken:

1.  Door het ‘verkeerde’ seksuele object te kiezen.

2.   Door de ‘verkeerde’ seksuele handeling te kiezen.

Een man was bijvoorbeeld seksueel ‘geperverteerd’ als hij, in plaats van een niet verwante vrouw van gelijke leeftijd, koos voor een van de volgende mogelijkheden:

•     zichzelf (auto-erotiek),

•     een andere man (homoseksualiteit),

•     twee of meer vrouwen tegelijk (troïlisme),

•     een naaste verwante (incest),

•     een kind (pedofilie),

•     een oude vrouw (gerontofilie),

•     een dier (zoöfilie of bestialiteit),

•     een lijk (necrofilie),

•     een beeld (pygmalionisme),

•     een voorwerp (fetisjisme).

Deze ‘perversies’ werden natuurlijk ernstiger als zij gecombineerd voorkwamen, bijvoorbeeld een man die een jongetje koos (homoseksuele pedofilie) of het lijk van een oude vrouw (gerontofiele necrofilie). Maar zelfs iemand die het ‘juiste’ seksuele object koos, kon geperverteerd blijken als hij, in plaats van de gewone coïtus te bedrijven, zijn lust voornamelijk ontleende aan:

•      het gadeslaan van de naaktheid en seksuele activiteiten van anderen (voyeurisme),

•      het tonen van de eigen geslachtsorganen (exhibitionisme),

•      het eigen lichaam tegen dat van de partner wrijven (frottage),

•     orale sex bedrijven (oralisme),

•     anale sex bedrijven (analisme),

•      het pijnigen of vernederen van de partner (sadisme),

•      door de partner gepijnigd of vernederd worden (masochisme),

•      kleren van de andere sekse dragen (transvestisme),

•     stelen (kleptolagnie),

•     brandstichten (pyrolagnie),

•      spelen met de eigen urine of die van de partner (urolagnie),

•      spelen met de eigen uitwerpselen of die van de partner (coprofilie).

Ook deze perversies waren gecombineerd ernstiger; iemand die bijvoorbeeld het liefst anale sex bedreef maar daarbij tevens zijn partner pijn wilde doen (sadistisch analisme), of die graag beledigd werd terwijl hij met de urine van zijn partner speelde (masochistische urolagnie).

Overigens, het toppunt van seksuele perversie was natuurlijk iemand die de ‘verkeerde’ seksuele handeling koos met het ‘verkeerde’ seksuele object. Dit was bijvoorbeeld het geval als een man met meerdere vrouwen tegelijk orale sex bedreef (oralistisch troïlisme), of als hij in de vuile luiers van zijn jongste zusje masturbeerde (coprofiel, incestueus, pedofiel fetisjisme). Tenslotte konden al deze perversies en mogelijke combinaties van perversies nog erger worden door ‘excessieve’ geslachtsdrift; bij mannen heette dat ‘satyriasis’ en bij vrouwen ‘nymfomanie’, het woord ‘erotomanie’ kon voor beide seksen worden gebruikt.

Zoals gezegd is bovenstaande opsomming van perversies verre van volledig. Meestal had iedere psychiater zijn eigen lijst, en vaak waren die nog veel langer dan hier weergegeven. Ook de terminologie was niet altijd gelijk en consequent. Andere woorden voor ‘homoseksualiteit’ waren bijvoorbeeld ‘contraseksualisme’, ‘psychoseksueel hermafroditisme’, ‘uranisme’ of ‘inversie’. Ook werd onderscheid gemaakt tussen homoseksualiteit bij mannen en homoseksualiteit bij vrouwen. Bij mannen sprak men van ‘pederastie’, bij vrouwen van ‘saffis- me’ of ‘tribadisme’. Sommige psychiaters vonden daarentegen dat er te veel begrippen waren. Bepaalde perversies als bijvoorbeeld ‘pygmalionisme’ of ‘transvestisme’ werden door hen niet erkend, maar werden gewoon tot ‘fetisjisme’ gerekend. Beelden en kleren zijn volgens hen levenloze voorwerpen en dus ‘fetisjen’.

Verder waren niet alle perversies even slecht. ‘Fetisjisme’ was bijvoorbeeld niet zo erg als ‘homoseksualiteit’; homoseksualiteit was weer meer acceptabel dan ‘incest’. Maar wat nu eigenlijk de ergste perversie was, d.w.z. de meest afschuwelijke vorm van seksuele psychopathologie, daar was men het nooit lang over eens. Soms werd ‘auto-erotiek’ als het grootste kwaad beschouwd, dan weer wekte ‘troï- lisme’ de meeste afkeer. Plotseling scheen ‘exhibitionisme’ de ergste stoornis; dan weer was ‘analisme’ het toppunt van seksuele slechtheid. En dan waren er natuurlijk nog de perversies die direct schadelijk waren voor andere mensen, zoals ‘pedofilie’ (het molesteren van kinderen), ‘sadisme’ (lustmoord), ‘kleptolagnie’ (diefstal) en ‘pyrolagnie’ (brandstichting).

Maar wat de graad van ziekelijkheid of de mogelijke schade hiervan voor anderen ook was, in hoofdzaak ging het er om dat de persoon die het perverse gedrag vertoonde, professionele hulp nodig had. Deze opvatting was natuurlijk het logische gevolg van het idee dat perversie een stoornis was. Als perverse mensen gestoord waren, konden hun daden hun eigenlijk niet worden aangerekend. De enige juiste reactie op ‘abnormaal’ seksueel gedrag was niet morele verontwaardiging of bestraffing volgens de wet, maar behandeling door een arts.

Al gauw werd echter duidelijk dat haast iedereen wel aan de een of andere perversie leed, al was het maar in zeer lichte mate. Miljoenen mannen en vrouwen masturbeerden of hadden fantasieën over seksuele uitspattingen. Talloze mensen hadden homoseksuele aandriften of incestueuze wensen, en zeer velen hadden wel een liefdesbrief, een haarlokje, zakdoekje of kledingstuk van een geliefd persoon in hun bezit. Velen ook zagen anderen graag naakt of toonden met plezier hun eigen lichaam, werden agressief of onderdanig bij hun seksuele ontmoetingen, werden gefascineerd door een toilet en hielden van ‘smerige’ taal.

Op grond van al deze waarnemingen werd tenslotte geconcludeerd dat seksuele perversies geen bizarre, speciale stoornissen waren, maar veeleer een sterke vorm van ‘normale’ neigingen, een kwestie van gradueel verschil dus. Steeds meer psychiaters raakten er dan ook van overtuigd dat alleen wanneer altijd of bijna altijd de verkeerde seksuele keuze werd gedaan, van perversie gesproken kon worden. Iemand die slechts af en toe het verkeerde seksuele object of de verkeerde seksuele handeling koos, maar die verder ook van de ‘normale’ coïtus bleef genieten, was niet echt pervers. Er waren zelfs psychiaters die de oude lijst met perversies drastisch wensten te bekorten, volgens wie, zelfs in exclusieve vorm, het bij gedrag als ‘auto-erotiek’, ‘homoseksualiteit’, ‘troïlisme’, ‘gerontofilie’, ‘ora- lisme’, ‘analisme’ en ‘transvestisme’, helemaal niet om perversies ging. Het gedrag was misschien wat al te eenzijdig te noemen, maar lag duidelijk niet op medisch terrein.

Men ging dus in de loop der jaren inzien dat die zogenaamde seksuele deviaties, aberraties en perversies samen een nogal bont geheel vormden. Bepaald gedrag was heel zeldzaam en vreemd, ander gedrag was vrij normaal, sommige handelingen waren absoluut dwangmatig, andere werden doelbewust uitgevoerd of in een toestand van verminderde aandacht gedaan; sommige waren onschadelijk, andere gevaarlijk, en men ging zich afvragen of het wel juist was om ze allemaal onder één noemer te brengen. Men ging bovendien steeds sterker twijfelen aan de juistheid van het idee dat het om allemaal verschillende ‘psychopathologie- en’ of stoornissen ging. De meest kritische waarnemers kregen weldra behoefte aan een grondige theoretische herwaardering.

Deze werd geleverd door Sigmund Freud, met zijn psychoanalytische leer. Freud noemde de seksuele perversies tekenen van een ‘gefixeerde’ of tot stilstand gekomen ‘psychoseksuele ontwikkeling’. Volgens hem werden alle kinderen geboren met een sterk seksueel instinct, een instinct dat zij echter nog niet op de normale manier konden uiten. In plaats daarvan waren alle jonge wezens ‘polymorf geperverteerd’, (letterlijk ‘multiform geperverteerd’, geperverteerd in tal van vormen en stadia). Hun uiteindelijke normale seksuele gedrag was het resultaat van een geleidelijk, grotendeels onbewust verlopend, psychologisch proces. Werd dit proces verstoord dan kon er een ‘fixatie’ ontstaan en bleef het latere volwassen gedrag onrijp, of ‘pervers’. (Zie ook de inleiding bij ‘De ontwikkeling van seksueel gedrag’).

Het psychoanalytische denken, hoewel aanvankelijk sterk omstreden, werd binnen enkele tientallen jaren door velen aanvaard en ging de opvoedings- gewoonten in Europa en Amerika sterk beïnvloeden. Maar ook waren er veel wetenschapsmensen op seksuologisch gebied die hun twijfels bleven houden, die het hele idee van een ‘juiste’ geslachtsdrift die ‘geperverteerd’ kon raken maar onwetenschappelijk en arrogant vonden. Toen Alfred Kinsey en zijn medewerkers in de veertiger en vijftiger jaren dan ook met de resultaten van hun onderzoek van menselijk seksueel gedrag kwamen, hadden zij het begrip perversie daar helemaal niet bij nodig. Inmiddels is Kinseys nuchtere benaderingswijze door vele anderen nagevolgd en thans zijn de woorden ‘seksuele perversie’, ‘aberratie’ en ‘deviatie’ bij vele westerse geleerden in diskrediet geraakt. Over ‘seksuele deviatie’ wordt nog weleens gesproken, maar in andere zin dan vroeger. (Zie voor details ‘Aangepast gedrag en afwijkend gedrag’).

Dat moderne seksuologen een objectiever, minder dogmatisch standpunt innemen wil niet zeggen dat zij vinden dat alle seksuele normen en regels nu maar overboord gezet moeten worden. In bepaalde gevallen is men in feite vrijwel unaniem van oordeel dat sommige vormen van seksueel gedrag zorgwekkend kunnen zijn. Dit geldt met name voor gedrag dat

•     dwangmatig,

•     destructief,

•     eenzijdig, of

•     storend voor de persoon in kwestie is.

Ieder seksueel gedrag dat voor degenen die het vertonen storend is, behoeft verandering. Een rigide, eenzijdig gedragspatroon dat mensen belet hun mogelijkheden ten volle te benutten, is nooit ideaal. Destructief gedrag kan voor de bedrijver ervan weliswaar zijn prettige kanten hebben, maar kan voor andere mensen heel schadelijk zijn en moet daarom getermineerd worden. Seksuele dwanghandelingen, ook als ze niet schadelijk zijn, leiden tot frustratie en verdriet.

In veel van deze gevallen kan het negatieve gedrag veranderd of in ieder geval verbeterd worden met een bepaalde vorm van psychotherapie. Maar wil de therapie slagen dan is toestemming van de betrokken persoon een eerste vereiste, nog beter is het als deze zelf om behandeling vraagt. Van onvrijwillige behandeling is weinig goeds te verwachten. Niet zelf gewenste verandering van het menselijk gedrag is overigens een ernstige ethische zaak, en niet te rechtvaardigen, tenzij het een zeer uitzonderlijke en extreme situatie betreft.

Een ander vraagstuk is de strafvervolging en veroordeling van destructief seksueel gedrag waarvan mensen volkomen tegen hun wil het slachtoffer zijn geworden. Een van de elementaire plichten van de overheid bestaat in het scheppen van bescherming voor de burgers tegen geweldpleging in al haar vormen, dus ook tegen seksueel geaarde geweldpleging. (Of veroordeelden door middel van bepaalde behandelingsmethoden of psychiatrische hulp kunnen of zouden moeten worden geholpen, is een veelomvattend probleem dat het bestek van dit boek te buiten gaat).

Onconventioneel seksueel gedrag waardoor niemand in zijn belangen wordt getroffen, zou eigenlijk niet strafbaar moeten zijn. Ook personen die anderszins speciale seksuele voorkeuren ten toon spreiden en waar geen slachtoffers bij vallen, zouden door de politie en justitie met rust moeten worden gelaten; hun vervolging dient namelijk geen enkel belang. (Zie; ‘De seksueel onderdrukten’)

Enkele voorbeelden van dwangmatig en destructief gedrag

Niet alle menselijk seksueel gedrag maakt gelukkig. Bij veel mensen leidt de geslachtsdrift tot regelrechte dwanghandelingen, soms zelfs tot wreedheid en geweld.

Dwangmatig seksueel gedrag is, net als ieder ander compulsief gedrag, per definitie storend voor het individu en brengt tenslotte alleen maar leed met zich mee. Destructief of sociaal schadelijk gedrag moet natuurlijk worden gestraft. Dat het in beide gevallen om ongewenst gedrag gaat zal dan ook niemand bestrijden.

Seksuele dwanghandelingen kunnen vele vormen aannemen; voor seksuele agressie geldt hetzelfde. Of al deze vormen van elkaar onderscheiden moeten worden en als ‘perversies’ of ‘seksuele psycho- pathologieën’ in aparte categorieën moeten worden ondergebracht, valt nog te bezien. De laatste jaren plakt men in ieder geval niet meer zo heel snel ergens meteen een psychiatrisch etiket op. Maar sommige al bestaande etiketten worden ook nu nog wel op grote schaal gebruikt; omdat zij wat meer duidelijkheid brengen, willen wij er hier een paar voorbeelden van geven.

Exhibitionisme

Exhibitionisme (van het Latijnse exhibere: voor de dag brengen, tonen) is het ongewenst tonen van de geslachtsorganen aan anderen, meestal onbekenden, om daar seksuele of emotionele bevrediging in te vinden. Het is zeer dikwijls dwangmatig gedrag. De meeste exhibitionisten zijn mannen. Exhibitionisten zijn vaak in seksueel opzicht verlegen of onbevredigde mensen. Met hun gedrag proberen zij verrassing, geschoktheid of afkeer op te wekken. Zulke reacties verlichten hun psychische spanning. Door een kalme reactie of spot voelen ze zich dan ook gefrustreerd en vernederd. Doorgaans vallen zij hun ‘slachtoffers’ niet aan en komen zelfs niet in de buurt. Direct nadat zij zich hebben vertoond vluchten zij weg. Sommige exhibitionisten raken door hun actie erg opgewonden en gaan dan masturberen.

Wat de oorzaken van exhibitionisme zijn is nog niet bekend. Bij seniele en debiele mensen komt exhibitionisme relatief vaker voor. Het gedrag kan ook bij bepaalde hersenaandoeningen ontstaan. Voorts weten wij dat sommige dieren hun geslachtsorganen als waarschuwingssignaal of uit woede tonen. Maar bij mensen die verder normaal zijn, schijnt hinderlijk exhibitionisme te maken te hebben met een bepaald psychologisch conflict of verkeerd geleerd gedrag.

Hoewel exhibitionisme minder gevaarlijk is dan vroeger wel gedacht werd, blijft het onder omstandigheden een onaangenaam en lastig gedrag, dat in de meeste maatschappijvormen niet kan worden getolereerd.

Voyeurisme

Met de term ‘voyeurisme’ (van het Franse voir: zien) wordt het dwangmatig kijken naar naakte of vrijende mensen bedoeld. De ‘slachtoffers’ weten gewoonlijk niet dat zij bekeken worden en, als zij het plotseling wel in de gaten krijgen, is het logisch dat zij hierdoor van streek zijn. De ‘voyeur’ of ‘gluurder’ is vaak een seksueel gefrustreerd mens die niet in staat is een normale seksuele relatie aan te gaan. Zijn ‘gluren’ is een soort vervanging voor de gemiste bevrediging. Soms lukt het hem met psychotherapie zijn eenzijdige en riskante gewoonte te doorbreken.

Voyeurisme mag dan geen ernstig seksueel vergrijp zijn, het is toch terecht verboden, omdat het inbreuk maakt op de privacy van andere mensen.

Transvestisme

Vroeger werd het woord ‘transvestisme’ (van het Latijnsetrans: aan gene zijde van, over, om en vestis: kleding) gebruikt in zeer ruime zin voor iedereen die kleren van de andere sekse wilde dragen. Iedere man en iedere vrouw die er een vaste gewoonte van maakte kleding van de andere sekse te dragen, werd een transvestiet genoemd. Soms werd het woord ook gebruikt voor mensen die zich bij een seksueel contact graag vermomden of die alleen seksueel opgewonden raakten als zij iets ‘speelden’, bijvoorbeeld een baby, een stuk speelgoed of een dier.

De laatste jaren wordt het woord ‘transvestiet’ echter uitsluitend gebruikt voor mensen die voor hun seksuele bevrediging kleren van de andere sekse dragen.

Bij mannen komt de neiging tot transvestisme meer voor dan bij vrouwen. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht zijn de meeste transvestieten heteroseksueel gericht. Velen van hen zijn getrouwd en bedrijven hun seksuele hobby thuis, in de vrije tijd, met instemming of toestemming van hun echtgenote. Er zijn ook wel homoseksuelen, mannen en vrouwen, die kleren van de andere sekse dragen. Maar zij hebben het doorgaans niet nodig voor hun seksuele opwinding, en het is dan ook niet terecht om hen transvestieten in de eigenlijke zin van het woord te noemen.

Voor bepaalde mannelijke artiesten die als vrouw optreden geldt hetzelfde. Zij hoeven helemaal geen fetisjistische betekenis aan hun kleding toe te kennen en hoeven ook niet homoseksueel te zijn. Zij kunnen het gewoon prettig vinden om een vrouw te spelen. (Zie de inleiding bij ‘De ontwikkeling van seksueel gedrag’).

Tenslotte zijn er nog de mannen en vrouwen die volledig in de rol van het andere geslacht gaan leven. In feite is het niet juist om ook voor hen de term ‘transvestiet’ te gebruiken, omdat zij zich kleden zoals zij zich voelen, ook al is hun anatomie daarmee niet in overeenstemming. Deze mensen zijn geen transvestieten maar transseksuelen. (Zie voor details ‘Transseksualiteit’).

Pedofilie

Pedofilie, van het Griekse pais: jongen of kind en philein: beminnen, is in strikte zin het psychische onvermogen van volwassenen tot het aangaan van seksuele betrekkingen met andere volwassenen, en als gevolg daarvan de drang om betrekkingen met kinderen aan te knopen. Natuurlijk zijn lang niet alle volwassenen die seksuele contacten met kinderen onderhouden pedofielen in deze zin van het woord te noemen.

Een hoogst enkele., maal komt het voor dat een pedofiel ruw of zelfs gewelddadig optreedt, maar meestal zijn het vrij zachtaardige, zeer fatsoenlijke mensen die eenzaam zijn of hun zelfrespect hebben verloren. Vaak zijn het grootvaders, ooms, buurmannen of huisvrienden die een pedofiel contact met het kind aangaan. De kinderen ervaren hun gedrag niet altijd als onaangenaam; soms nemen ze actief aan het contact deel. De meeste pedofielen zijn heteroseksueel. Pedofilie onder homofielen is zeldzaam.

Seksueel contact tussen volwassenen en kinderen is een zeer delicaat onderwerp. Iemand die bij voorkeur contacten heeeft met seksueel volgroeide adolescenten mag nooit pedofiel worden genoemd. Dit woord is alleen juist als het om contacten gaat met kinderen die nog niet in de puberteit zijn.

Kinderen zijn natuurlijk bijzonder kwetsbaar voor seksuele manipulatie. Mensen die het niet kunnen laten om kinderen seksueel te benaderen moeten hiervan worden weerhouden. Een enkele maal heeft de pedofiel baat bij een of andere vorm van psychotherapie.

Sadisme en masochisme

Met de term ‘sadisme’ (naar de 18e eeuwse Franse auteur De Sade) wordt de neiging bedoeld van mensen om hun seksuele partner te pijnigen, te vernederen, te domineren of vast te binden. Met de term ‘masochisme’ (naar de 19e eeuwse Oostenrijkse auteur Von Sacher-Masoch) wordt de tegengestelde situatie bedoeld - het verlangen om door de partner gepijnigd, vernederd of vastgebonden te worden. Met de term ‘sadomasochisme’ (afgekort s/m) worden beide seksuele gedragsvormen gezamenlijk aangeduid.

Zoals gezegd zijn deze gedragsvormen tot op zekere hoogte geen zeldzaamheid. Misschien hebben zij zelfs een biologische grondslag, want dat er ook dieren zijn die op zeer gewelddadige wijze paren, zó gewelddadig soms dat het een van de dieren het leven kost, is algemeen bekend. Maar bij mensen zijn echt sterke sadistische of masochistische neigingen toch vrij ongebruikelijk; mensen die ze hebben kunnen er hevig door in verwarring komen. Sadisme kan natuurlijk ook sociaal schadelijk zijn, want in sommige gevallen leidt het tot seksuele mishandeling of zelfs moord.

Door de meeste deskundigen wordt tegenwoordig echter onderscheid gemaakt tussen afgedwongen sadomasochistische handelingen en sadomasochistische handelingen met wederzijds goedvinden. Zowel hetero- als homoseksuele paren kunnen met elkaar een sadomasochistische relatie opbouwen waarbij de ene partner de volledig meewerkende andere partner vastbindt, pijn toebrengt en misbruikt. Soms is het de masochist die het sadisme bij zijn partner uitlokt en in banen leidt. In dit soort vrijwillige relaties kunnen de partners zeer goed op elkaar afgestemd raken en een zeer hechte band met elkaar krijgen. Inmenging van buitenaf, van rechtswege of van psychiatrische kant, is in dit soort gevallen ongewenst.

Natuurlijk moeten mensen er wel tegen worden beschermd dat ze onvrijwillig het slachtoffer van sadisme worden. Iedere vorm van sadistische mishandeling van mannen en vrouwen die niets met zulke praktijken te maken willen hebben moet worden gestraft.

Verkrachting

Verkrachting (van het Latijnse rapere: snel grijpen) is het ernstig seksueel mishandelen van iemand anders en tegen diens wil en ondanks diens tegenwerpingen seksuele gemeenschap met haar of hem hebben. Verkrachting gaat doorgaans vergezeld van geweld of dreiging met geweld. Verkrachting is eigenlijk meer een vijandige en agressieve daad dan een seksuele daad. Vanuit psychologisch oogpunt maakt het niet veel uit in welke vorm de geweldpleging zich heeft gemanifesteerd; belangrijker is de intensiteit ervan en de ontsteltenis die zij teweeg heeft gebracht. Daarom beschouwen psychiaters en psychologen - in afwijking van de opvatting van de wetgever daaromtrent - niet alleen gedwongen geslachtsgemeenschap als verkrachting, maar ook elk onder dwang tot stand gekomen seksueel verkeer waarbij de handen, de mond of de anus van het slachtoffer betrokken zijn. In die visie kunnen dus zowel vrouwen als mannen worden verkracht. (Speciaal in gevangenissen komt verkrachting van mannen wel voor.)

Criminologisch bezien is verkrachting in wezen een zeer ernstig geweldmisdrijf. Te hopen valt dan ook dat de dreiging met zware straffen eventuele daders van dit misdrijf zal afhouden; te bewijzen is dit echter niet.

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [II - Seksueel gedrag] [Ontwikkel. van gedrag] [Vormen van activiteit] [III - Seks. en maatsch.] [Literatuurlijst]