De adolescentie

De adolescentie

De adolescentie (van het Latijnse adolescere: volwassen worden, (op)groeien) is de periode tussen puberteit en volwassenheid. De laatste paar eeuwen is deze periode sterk in duur toegenomen, het grootste deel van de geschiedenis van de mensheid was de adolescentie een vrij korte periode. Ook nu nog zijn er volkeren waarbij een adolescentie zoals wij die kennen, helemaal niet bestaat. Zodra zij in de puberteit komen krijgen kinderen daar de volwassen status toegekend door middel van zogenaamde initiatieriten.

De puberteit is in wezen een lichamelijk rijpingsproces waarbij de secundaire geslachtskenmerken ontstaan en een mens vruchtbaar wordt. De adolescentie daarentegen is het best te omschrijven als een psychisch en sociaal rijpingsproces, dat tot een volledig staatsburgerschap leidt. De puberteit is een biologisch, de adolescentie een cultureel fenomeen. De puberteit begint gewoonlijk kort na het tiende levensjaar en eindigt enkele jaren later. De adolescentie begint tegelijk met de puberteit en duurt tegenwoordig vaak zo’n jaar of tien.

Veel mensen weten niet dat het ook in onze westerse cultuur weleens anders is geweest. In middeleeuws Europa waren kinderen voor de wet al heel vroeg volwassen. In de meeste middeleeuwse gemeenschappen was dat het geval zodra een kind 12 jaar was, bij de Angelsaksen al met 11 jaar. In een 13e eeuws Duits wetboek (Der Schwabenspiegel) stond dat jongens zonder toestemming van hun vader mochten trouwen zodra zij 14 jaar oud waren, meisjes moesten 12 jaar zijn.

Wil men deze wetten en gewoonten helemaal kunnen begrijpen dan dient men te beseffen dat zij waren afgestemd op een grotendeels agrarische bevolking, dat de gemiddelde levensduur veel korter was, en dat jong en oud vrijwel alle dagelijkse dingen samen deden. In deze omstandigheden was er geen behoefte aan een lange overgangsperiode tussen kinderjaren en volwassenheid. De maatschappelijke tegenstelling tussen kind en volwassene was veel kleiner dan tegenwoordig. Er werd niet sentimenteel gedaan over kinderen, men sprak niet over kinderen als kwetsbare, reine onschuldige wezens; kinderen werkten zo hard ze konden met hun ouders en oudere broers en zusters mee. Op deze manier ontwikkelden zij langzamerhand volwassen ideeën en gingen zij dezelfde verantwoording dragen als de volwassenen.

Wij hebben al gezegd dat de mensen zich in het begin van de moderne tijd steeds meer bewust werden van generatieverschillen. Kinderen werden meer ‘kinderlijk’ en volwassenen meer ‘volwassen’.

Volwassen zijn nu betekent meer zelfbeheersing en meer discipline opbrengen dan ooit tevoren. Door de groeiende specialisering en mechanisering van het werk in de jonge steden moesten er nieuwe, nauwkeuriger methoden worden gevonden waarmee de tijd kon worden ingedeeld. Er werden schema’s opgesteld voor werkuren en vrije tijd. Jonge mensen gingen in een van tevoren vastgesteld tijdsbestek een ambacht of beroep leren, of werden naar een school met een vast studieprogramma gestuurd. Het aantal jaren dat aan een opleiding werd besteed, nam toe. De kansen om al jong grote prestaties te leveren slonken. Toen er eenmaal speciale scholen voor jongeren waren opgericht, boden deze een tijdelijke ontsnappingsmogelijkheid aan de eisen van het werkelijke leven, een besloten milieu met eigen normen. Een leerling had vele plichten en weinig rechten en bleef lange tijd van zijn ouders en leermeesters afhankelijk. In de 16e eeuw begon de jeugd een speciale, beschermde periode te zijn. In de 18e eeuw ontstond een tweede, soortgelijke fase - de adolescentie.

Zo onderging de houding ten opzichte van jonge mensen in enkele eeuwen tijds een drastische verandering. Vooral op het gebied van de seksualiteit was deze verandering duidelijk. Dit blijkt onder meer door vergelijking van twee belangrijke opvoedende werken: het ene is Colloquia Familiaria, geschreven door Erasmus (1522), het andere Emile, geschreven door Jean-Jacques Rousseau (1762). Erasmus schreef de Colloquia voor zijn zes jaar oude peetzoon ‘om hem goed Latijn te leren en hem op te voeden voor de wereld’. In de tekst komen dan ook allerlei dagelijkse gebeurtenissen en problemen aan de orde, ook van seksuele aard. Zaken als seksuele begeerte, seksueel genot en geslachtsgemeenschap worden uitvoerig en openhartig besproken, evenals bevruchting, zwangerschap, bevalling, huwelijk, echtscheiding, prostitutie en geslachtsziekten. De taal is recht door zee en hier en daar zelfs geestig. Seksualiteit komt erin voor als een gewoon en prettig onderdeel van het leven, dat met begrip en gezond verstand moet worden opgevat.

Voor Rousseau daarentegen, die een utopistische, ideale opvoeding wil beschrijven, is seksualiteit een zeer problematisch, ja zelfs riskant onderwerp. Hij schrijft daarom ook niet voor kinderen en zelfs niet voor hun ouders - hij schrijft uitsluitend voor be- roepsopvoeders. Desondanks is zijn woordgebruik ontwijkend en vaag, belangrijke zaken worden opzettelijk niet verder uitgelegd en op de mogelijke negatieve bijkomstigheden van seksualiteit wordt sterk de nadruk gelegd. Anders dan Erasmus, maakt Rousseau duidelijk onderscheid tussen kindertijd, adolescentie en volwassenheid. In zijn ‘moderne’ visie moeten kinderen totaal onwetend worden gehouden omtrent de seksuele aangelegenheden en moeten adolescenten uitsluitend mondjesmaat worden voorgelicht. Alleen directe en meerdere malen gestelde vragen moeten worden beantwoord, en daarbij dient sterk de nadruk te worden gelegd op de grote ernst van het onderwerp. Hoe langer de jongere zijn ‘onschuld’ kan behouden, des te beter. De jeugd moet tegen kennis van seksu- ele zaken worden beschermd; in zijn boek zet hij aan volwassenen uiteen hoe die bescherming kan worden geboden.

We dienen natuurlijk wel te beseffen dat Rousseau, net als vóór hem Erasmus, alleen tot uitdrukking bracht hoe er in zijn tijd werd gedacht. Het nieuwe ideaal was de ‘reine’, a-seksuele en idealistische adolescent, die ‘zijn krachten spaarde’ voor de zware plichten van het leven als volwassene. Het is dan ook geen toeval dat, in het begin van die eeuw, in Engeland en Duitsland de eerste brochures over de gevaren van masturberen waren verschenen. Enkele jaren voordat Emile verscheen, had Tissot, een vermaard Zwitsers medicus, zich bij degenen geschaard die al met de strijd tegen ‘het morele en fysieke verval van de jeugd’ begonnen waren en het duurde niet lang of deze strijd had zich over de gehele westerse wereld uitgebreid, met af en toe ongekende hysterische excessen. In deze sfeer van toenemende preutsheid verloren de jongeren niet alleen al gauw het recht op seksuele voorlichting, maar ook op iedere vorm van seksuele activiteit. (Zie voor meer details ‘Vormen van seksuele activiteit - zelfbevrediging’).

In het begin betrof deze ontwikkeling echter alleen de kinderen van de bourgeoisie. De aristocratie en de lagere standen als boeren, werklieden, soldaten en bedienden behielden hun oude seksuele ideeën en gebruiken. Pas na de industriële revolutie, toen de bourgeoisie de heersende maatschappelijke klasse werd, begon hun levenswijze een voorbeeld te zijn voor de gehele maatschappij. Zelfs nu zijn er nog sociale groepen binnen onze cultuur die dit voorbeeld nooit hebben gevolgd. Dat zijn onder andere de Indianen in hun reservaten, de negers in hun ghetto’s in de grote steden, de Eskimo’s in Alaska en de Polynesiërs op hun eilanden in de Stille Zuidzee. Zij hebben allemaal een eigen seksuele moraal en een eigen kijk op de adolescentie. (In mindere mate zijn zulke cultuurverschillen ook tussen de diverse blanke etnische groepen te vinden). Bovendien zijn vrij veel leden van de gewone burgerij de laatste jaren ‘drop-outs’ geworden en teruggekeerd tot de in historisch opzicht oudere waarden van de ‘lagere standen’.

Toch kan algemeen worden gesteld dat de seksuele zeden en gewoonten van de meeste geïndustrialiseerde landen de behoeften, de hoop en de angsten weerspiegelen van de bourgeoisie die in het begin van de moderne tijd is ontstaan. Alom wordt de adolescentie dus aanvaard als een vrij langdurige aanpassingsperiode, waarin jongeren niet alleen tegen de harde werkelijkheid van het bestaan, maar ook tegen hun eigen onrijpheid moeten worden beschermd. De rechten, privileges en verantwoordelijkheden van de volwassenen kunnen de jongeren niet allemaal tegelijk, tijdens een bepaalde ceremonie worden verstrekt, maar moeten in de loop van een vrij groot aantal jaren geleidelijk aan worden verworven. Sommige mensen worden pas volledig zelfstandige volwassenen als ze al ver in de dertig of haast veertig zijn.

Het groeiproces naar de volwassenheid wordt in de Nederlandse wetgeving begeleid met een heel scala aan voorschriften. Hoe ouder men wordt, des te meer verplichtingen worden opgelegd, die overigens vaak parallel lopen aan de toekenning van rechten. Uit die lange lijst van bepalingen mogen de navolgende dienen ter illustratie.

Vanaf het vierde levensjaar moet er (een verlaagd tarief) betaald worden voor een plaatsje in de trein; voorts mogen kinderen vanaf die leeftijd naar de kleuterschool. Twee jaar later gaat de leerplicht in. Vanaf zijn twaalfde is de minderjarige strafrechtelijk vervolgbaar volgens een speciaal jeugdstrafrecht. Ook mag hij vanaf die leeftijd lichte landarbeid verrichten en is het hem toegestaan een bioscoop te bezoeken waar films voor boven-twaalfja- rigen worden gedraaid. Met zijn veertiende krijgt hij het recht om aan het arbeidsproces te gaan deelnemen. Een vijftienjarige kan in burgerlijke zaken de eed afleggen, terwijl dit in strafzaken pas op zestienjarige leeftijd mogelijk is. De overschrijding van de zestien jaar-grens heeft nog andere gevolgen: een meisje mag dan trouwen, in bijzondere gevallen kan het voor volwassenen geldende strafrecht al worden toegepast, het is toegestaan om een bromfiets te besturen en om in een café alcoholhoudende drank te gebruiken, voorts mag de zestienjarige alle films gaan bekijken. De volgende belangrijke mijlpaal is achttien jaar: de man kan een huwelijk aangaan, er is handlichting mogelijk (d.w.z. dat de rechter toestemming kan geven om als volwassene, met volledige aansprakelijkheid, aan het zakenverkeer deel te nemen), men kan een rijbewijs krijgen. Voorts wordt de minderjarige vanaf dit ogenblik als volwassene aangemerkt voor de toepassing van het strafrecht en het arbeidsrecht, hetgeen betekent dat hij ingeschakeld kan worden bij nachtarbeid, ploegendiensten, gevaarlijke werkzaamheden enz. Ook wordt de man op dit ogenblik ingeschreven voor de vervulling van dienstplicht en noodwacht-( = B.B.)plicht. Niet onbelangrijk is nog dat vanaf nu het stemrecht kan worden uitgeoefend.

De volwassenheid wordt - in juridisch opzicht - in Nederland en België bereikt met het passeren van de leeftijdsgrens van 21 jaar. Bij het Nederlandse parlement is er evenwel op het ogenblik een wetsontwerp aanhangig om die grens te verlagen tot 18. We zien dus dat in onze cultuur jonge mensen pas geruime tijd na de puberteit onafhankelijk worden; en dat geldt alleen nog maar in juridisch opzicht. Sociaal en economisch bezien kan het nog veel langer duren; we hoeven daarbij alleen maar te denken aan de woningnood die belet dat jeugdigen zelfstandig kunnen gaan wonen, of aan studenten die vaak tot ver na hun 21e jaar afhankelijk blijven van geld van hun ouders of van de overheid. Het zal duidelijk zijn dat dit lange proces naar volwassenheid de nodige problemen oplevert, al was het alleen maar omdat de minderjarige ‘handelingsonbekwaam’ is en derhalve in beginsel geen enkele rechtsgeldige overeenkomst kan afsluiten. En niet alleen op juridisch terrein levert dit groeiproces complicaties op, ook in seksueel opzicht doet het dit.

Volgens onze officiële moraal is sex alleen toegestaan aan gehuwden. Vaak is het echter zo dat lichamelijk volgroeide mannen en vrouwen niet mogen, kunnen of willen trouwen voordat ze ver in de twintig zijn. Als gevolg hiervan moeten ze een periode van seksuele frustratie doormaken. Gelukkig is de anti-masturbatie campagne van de laatste 200 jaar intussen in hevigheid afgenomen, maar sex vóór het huwelijk is voor sommige mensen nog altijd een moeilijk punt. Daarom is masturberen voor veel adolescenten de enige oplossing. Sommigen van hen experimenteren met diverse vrijtech- nieken, anderen kiezen voor homoseksuele contacten als tijdelijke oplossing.

Dat de seksuele onderdrukking van jongeren een bron van veel narigheid is, staat vast. Wetenschapsmensen van tegenwoordig hebben duidelijk aangetoond dat mannen gemiddeld vóór hun twintigste het toppunt van hun seksuele reactievermogen bereiken en dat het voor hen vrijwel onmogelijk is te leven zonder een of andere vorm van regelmatige seksuele activiteit. Voor meisjes van die leeftijd is het misschien wat gemakkelijker om zich van sex te onthouden, maar zij hebben een veel grotere kans op een bevredigende seksuele relatie in het huwelijk als zij al op jongere leeftijd ervaren wat een orgasme is.

In modern onderzoek is dus opnieuw ontdekt wat in vroeger eeuwen, toen alles nog vrijer was, al lang bekend was. Ook Kinsey heeft enkele tientallen jaren geleden al benadrukt hoe in veel grote romances uit de wereldliteratuur de hartstochtelijke liefde tussen jonge mensen wordt verheerlijkt. Volgens de moderne maatstaven waren Eros en Psyche, Acis en Galatea, Pyramus en Thisbe, Daphnis en Chloë, Floris ende Blanchefloer, Tristan en Isolde, Romeo en Julia allemaal minderjarig. Gretchen was nog maar een tiener toen zij verliefd werd op Faust, en Helena was niet ouder dan twaalf toen zij haar echtgenoot Menelaos verliet en Paris volgde naar Troje. Narcissus was zestien ‘toen menige knaap en menig meisje zijn liefde trachtte te winnen’. Gany- medes was nog jonger toen hij de uitverkorene van Zeus werd. Hyacinthus was ook nog maar een jongen toen Apollo en Zephirus elkaar bestreden om hem te kunnen bezitten, en ook Hylas was dat toen Hercules hem bij zijn ouders weghaalde. Kortom, iedereen die de westerse cultuurgeschiedenis een beetje kent, weet dat er in onze mythologie en dichtkunst voorbeelden te over zijn van dergelijke jeugdige ‘liefdesobjecten’, maar als vandaag de dag een van hen tot leven zou komen, dan zou hij of zij eenvoudig als een jeugdig delinquent worden beschouwd en zou de betreffende minnaar of minnares veroordeeld worden wegens ‘ontuchtige handelingen met een minderjarige’.

Laten we hopen dat zulke negatieve en onrealistische opvattingen in onze maatschappij in de toekomst niet meer zullen voorkomen. Nu al komen steeds meer mensen op voor de seksuele rechten van jongeren en dat is een goed teken. Er zijn zelfs scholen, organisaties en afdelingen van de gezondheidszorg die hun vroegere bezwaren hebben laten varen en een bepaalde mate van seksuele omgang tussen jongeren accepteren. In veel landen worden jongeren tegenwoordig ook goed voorgelicht en geholpen bij hun seksuele problemen. (Zie ook ‘Anticonceptie’, ‘Abortus’ en ‘Geslachtsziekten’). Ondanks deze ontwikkelingen van de laatste jaren blijft de adolescentie voor zeer veel jongeren nog altijd de moeilijkste periode van hun leven. (Zie voor een uitvoeriger bespreking van deze zaken ‘De seksueel onderdrukten’).

Op de volgende bladzijden worden om te beginnen de lichamelijke veranderingen beschreven die zich in de puberteit voltrekken en vervolgens enkele van de manieren waarop adolescenten in onze maatschappij zichzelf als seksuele wezens kunnen leren ontplooien.

De lichamelijke veranderingen in de puberteit

De puberteit (van het Latijnse pubertas: manbaarheid, volwassenheid) is de periode waarin jongens en meisjes veranderen in jonge mannen en vrouwen. Dat wil zeggen: hun lichaam begint de secundaire mannelijke en vrouwelijke geslachtskenmerken te krijgen en zij worden geslachtsrijp. Deze fysieke veranderingen worden veroorzaakt door een aantal hormonen, met name de kiemklierhor- monen. (Zie voor details ‘Het proces van seksuele differentiatie’).

De leeftijd waarop de puberteit begint verschilt van mens tot mens en de duur ervan wisselt van één tot enkele jaren. Belangrijke medebepalende factoren in dit opzicht zijn erfelijkheid, voeding, klimaat, cultuurbepalende omstandigheden en psychische gesteldheid. De laatste decennia is er echter voor beide seksen een verlaging van de leeftijd te bespeuren waarop de puberteit begint. Maar zowel vroeger als nu begint het lichamelijke rijpingsproces van meisjes iets eerder dan dat van jongens. Gemiddeld rond een jaar of 10,11 begint bij meisjes de borstontwikkeling en de groei van het eerste schaamhaar, en gemiddeld tussen het 11e en 13e jaar komt de eerste menstruatie. Bij jongens gaan gewoonlijk zo tussen het 12e en 16e jaar de testikels groeien en komt het eerste schaamhaar. Tussen 13 en 17 jaar is er de eerste ejaculatie.

Omdat deze lichamelijke veranderingen zich laat, vroeg, langzaam of snel kunnen voltrekken, kunnen jongeren van gelijke leeftijd in totaal verschillende ontwikkelingsfasen zijn. Voor de puber zelf is dat vaak een bron van veel zorg. Jongens maken zich druk over hun lengte, de breedte van hun schouders, hun spierkracht of de grootte van hun penis. Meisjes zijn bang dat zij te lang zullen worden en meten nieuwsgierig hun borstomvang en de omvang van hun heupen. In deze periode beginnen jonge mannen zich vaak voor hun uiterlijk te schamen. Door de veranderingen in de hormonale situatie krijgen velen van hen jeugdpuistjes (acne) die, ook al zijn ze onschadelijk, gezicht, hals en rug toch tijdelijk flink ontsieren. Sommige jongeren gaan zichzelf lelijk vinden omdat zij denken dat zij te zwaar zijn. Een andere bron van schaamte is het toegenomen seksuele reactievermogen. Jongens vinden het bijvoorbeeld vervelend dat zij op de meest ongelegen momenten een erectie krijgen. In zekere mate kan dat ook in de kinderjaren al het geval zijn geweest. Maar na het begin van de puberteit komt het veel vaker voor en de jongen in kwestie weet nu ook heel goed dat dit met seksualiteit te maken heeft. Vreemd genoeg ontstaat het seksuele besef bij meisjes vaak later dan bij jongens. De secundaire geslachtskenmerken ontstaan soms bij meisjes weliswaar eerder dan bij jongens, maar het vermogen tot seksuele opwinding en het hebben van orgasmes ontwikkelt zich vaak pas een hele tijd later. Misschien heeft dit een biologische oorzaak, maar ook sociale conditionering speelt hierbij een rol.

Seksuele activiteit in de puberteit

Er is al gezegd dat kinderen lang vóór de puberteit in staat zijn seksueel te reageren. Zij kunnen seksueel geprikkeld raken tijdens spelletjes of door andere lichameljike activiteiten; bijvoorbeeld fietsen, touwklimmen, van de trapleuning glijden, of stoeien met een vriendje. Aanvankelijk interpreteren zij dit gevoel echter niet als seksueel in de volwassen zin van het woord. Dat gaan zij pas geleidelijk doen, naarmate zij ouder worden. Meisjes zowel als jongens worden zich pas volledig van hun seksualiteit bewust als zij in de puberteit gekomen zijn. De puberteit kan dan ook worden gezien als een periode waarin een groot aantal seksuele opvattingen en reacties die in de kinderjaren zijn geoefend, hun werkelijke betekenis gaan krijgen. Maar het belangrijkste van alles is toch dat het een periode is waarin experimentele, verkennende seksspelletjes worden omgezet in doelbewust volwassen seksueel gedrag.

Helaas biedt onze maatschappij jonge mensen weinig kans hun seksuele gedrag te uiten. Door allerlei maatschappelijke en godsdienstige taboes is het voor de meeste pubers niet eenvoudig om met iemand van het andere geslacht een seksuele relatie te beginnen. En zelfs al vinden zij zo iemand wel, dan nog gaat het seksuele contact vaak niet verder dan vrijen op zo’n manier dat het nog net geen coïtus is. Dat is dan een beperking die de jongere zichzelf oplegt. Voor verreweg de meeste pubers echter is masturberen de voornaamste bron van seksueel genot. Soms wordt het door jongens groepsgewijs gedaan, maar meestal gebeurt het alleen. Op het platteland hebben sommige jongens weleens seksueel contact met een dier.

Meisjes in de puberteit zijn in het algemeen in veel mindere mate seksueel actief dan jongens. Een van de redenen hiervoor is ongetwijfeld de dubbele moraal, waarbij vrouwen met veel zwaardere straffen voor seksueel gedrag worden bedreigd dan mannen. (Zie ook ‘De mannelijke en vrouwelijke sociale rol’). Bovendien wordt meisjes doorgaans niet geleerd seksuele behoeften te ontwikkelen. Zij leren wel dat zij seksueel aantrekkelijk moeten zijn, dat zij zich mooi moeten kleden, met allerlei kapsels moeten experimenteren en zich moeten opmaken. Tegelijkertijd echter blijven hun eigen seksuele gevoelens nogal zwak en ongericht. Zij fantaseren meestal op een nogal algemene manier over hun latere taak als bruid, echtgenote en moeder. Zij hebben vage voorstellingen van een ideale minnaar of bepaalde romantische situaties. Kortom, zij zijn niet zozeer met de lichamelijke kanten van de seksualiteit bezig als wel met de maatschappelijke kanten ervan.

De seksuele fantasieën van jongens daarentegen zijn veel gerichter. Hun belangstelling gaat in hoofdzaak uit naar de seksuele activiteit zelf. Voor de meesten van hen zijn seksuele begeerte en bevrediging directe lichamelijke ervaringen, die los staan van een bepaalde sociale afkomst. Hun seksualiteit is iets persoonlijks, iets uitsluitend van hen zelf. Gedurende een korte tijd loopt de persoonlijke ontwikkeling van de twee seksen dus niet gelijk op. Meisjes in de puberteit gedragen zich behaagziek, conformistisch en ontoeschietelijk en jongens onattent, onverantwoordelijk en egocentrisch. Pas tegen het einde van de puberteit beginnen mannen sex te zien als een menselijk communicatiemiddel en ontdekken vrouwen wat ze in seksueel opzicht

allemaal met hun lichaam kunnen doen. Zelfbevrediging

Door de hormonale veranderingen van de puberteit wordt het seksuele reactievermogen aanzienlijk groter. Vooral jongens raken snel ‘opgewonden’ en hun lichaam is al bijna zo ver dat het zaadvocht kan gaan maken en lozen. In sommige gevallen gebeurt zo’n zaadlozing spontaan, in de slaap - we noemen dat een ‘natte droom’. Er zijn jongens die hun eerste ejaculatie op deze manier hebben, maar ze kunnen die ook hebben bij een gebeurtenis die nog minder met seksualiteit te maken heeft, bijvoorbeeld bij het winnen van een wedstrijd, het zien van een mooie sportwagen, enz.

Meisjes maken geen zaad en ejaculeren dus ook niet. Toch kunnen ook zij in hun slaap een orgasme hebben, hoewel dit bij hen veel minder voor schijnt te komen dan bij jongens.

Voor bewust masturberen geldt hetzelfde. Niet meer dan 25% van alle 15-jarige meisjes heeft tot aan een orgasme gemasturbeerd, terwijl bijna alle jongens van die leeftijd dat al eens hebben gedaan. We mogen dus stellen dat vrijwel alle mannelijke pubers masturberen. Ze doen het echter niet allemaal even vaak en op dezelfde manier. Sommige jongens masturberen regelmatig en veel, anderen doen het zelden, of alleen gedurende een bepaalde, korte periode. En wat de techniek betreft: veel jongens gebruiken een of beide handen om de penis ritmisch en stevig te strelen. Sommigen wrijven hun penis tegen hun matras, een deken of een kussen. Anderen proberen het gevoel van een coïtus zo goed mogelijk te imiteren door hun penis in een grote flessehals, een kartonnen toiletpapierhuls of een paar opgerolde sokken te steken. Slechts ongeveer één procent van alle mannen is in staat de penis in de eigen mond te nemen. Dat jongens met deze en andere masturbatietechnieken experimenteren is een normale zaak; afhankelijk van de omstandigheden kiezen ze een bepaalde manier. Jongens in de puberteit leren zo al gauw hoe ze bewust een orgasme kunnen krijgen, ongeacht de gekozen methode. Zij raken met hun lichaamsreacties vertrouwd en gaan deze geleidelijk aan goed beheersen.

Ook meisjes passen verschillende masturbatietechnieken toe. Meestal strelen zij de clitoris en het omliggende gebied met een vinger of de hele hand. Omdat direct prikkelen van de clitoris op den duur pijnlijk kan worden, strelen meisjes vaak de hele vulva. Sommigen steken een vinger of een rond, cilindervormig voorwerp in hun vagina en proberen zo zoveel mogelijk de coïtus te imiteren. Ook wordt de vulva wel tegen een stoelpunt, een stevig kussen of een speelgoedbeest gewreven. Om een orgasme te krijgen hoeven sommige meisjes alleen maar hun dijen stevig tegen elkaar te drukken en daarbij een been ritmisch heen en weer te bewegen, of hun bilspieren samen te trekken. Bijna geen meisje masturbeert op dezelfde manier.

Jongens leren meestal van andere, oudere jongens hoe ze moeten masturberen, meisjes leren het zelf. Het komt voor dat meisjes al jaren lang regelmatig masturberen voordat zij ontdekken wat zij eigenlijk doen. Soms schokt die ontdekking hen in hoge mate en voelen zij zich schuldig. Want masturberen wordt in onze cultuur meestal nog negatief beoordeeld en ondanks alle moderne voorlichting nemen veel jongeren hun normen nog altijd van ouderen over.

Omdat vrijwel alle jongens in de puberteit masturberen zitten vooral zij met een groot moreel probleem. Tot zo’n jaar of twintig geleden kregen zij niet alleen te horen dat masturberen zondig was, maar ook dat ze er geestelijk en lichamelijk ziek van zouden worden. Zelfs tegenwoordig wordt nog weleens gewaarschuwd dat ‘te veel’ masturberen het lichaam kan uitputten. (Wat dat ‘te veel’ inhoudt wordt verder niet gezegd). Het gevolg is dat veel jongens zich dubbel schuldig voelen: hun gedrag is blijkbaar tegen Gods wil en bovendien is wat zij doen schadelijk voor hun gezondheid.

Dit kunnen dus nog altijd problemen zijn; de verantwoordelijke volwassenen moeten daarom jonge mensen inlichten over de wetenschappelijk bewezen feiten: masturberen op zichzelf kan onmogelijk schadelijk zijn en te veel masturberen is niet mogelijk. De een kan in korte tijd vaker een orgasme krijgen dan de ander, maar te veel masturberen kan niemand, want na verloop van tijd houdt het lichaam gewoon op met reageren. Men kan pas weer opnieuw een orgasme krijgen als het lichaam wat tot rust gekomen is.

Sommige pubers maken zich ook zorgen over de seksuele fantasieën die zij bij het masturberen hebben. Vooral jongens hebben die fantasieën. Bijvoorbeeld dat zij met een bepaald meisje of met meerdere vrouwen tegelijk naar bed gaan, of met jongens, met hun broers en zusters, zelfs met hun ouders. Zij zien zichzelf in allerlei bizarre en vreemde seksuele situaties, of fantaseren dat zij iemand verkrachten of zelf verkracht worden. Zulke fantasieën hoeven helemaal niet te betekenen dat iemand abnormaal is, of dat hij zijn fantasieën in werkelijkheid zal omzetten. Jongens dromen ook weleens dat zij miljonair of filmster zijn, of de sterkste man van de wereld. Dit soort dagdromen bewijzen niets en hoeven niet ernstig genomen te worden. Prettige seksuele fantasieën versterken alleen de verbeeldingskracht en de creativiteit. Het is een goede voorbereiding op de latere omgang met een echte partner.

Over het geheel genomen is masturberen door pubers meer een positieve dan een negatieve zaak. Het is een fijn gevoel, vermindert spanning en prikkelt de fantasie. Het is legaal, altijd bij de hand en niet schadelijk voor de gezondheid. Het veroorzaakt geen zwangerschap of geslachtsziekte. Jongens en meisjes leren er van hoe zij later goede minnaars kunnen zijn. Jongens die vaak masturberen leren namelijk hoe zij hun ejaculatie tegen kunnen houden - zij stoppen hun bewegingen even of vertragen ze. Later kunnen zij hun partner hiermee meer bevrediging schenken. Een meisje daarentegen kan oefenen snel klaar te komen. Later kan zij daar bij haar seksuele contacten eveneens voordeel van hebben.

De argumenten tegen masturbatie zijn in hoofdzaak van godsdienstige aard. Joden en christenen zijn er altijd tegen geweest, zij het nooit in zo sterke mate als de laatste twee eeuwen. In ieder geval zullen pubers die op grond van hun geloof niet mogen masturberen, er weinig plezier van hebben. Masturberen is uitgesproken slecht als er angst-, schuld- en schaamtegevoelens door ontstaan. Gelukkig heeft een aantal christelijke kerken hun houding in dit opzicht de laatste jaren veranderd en zijn zij duidelijk toleranter geworden. Tenslotte moet misschien worden gezegd dat sommige pubers op grond van frustraties, eenzaamheid of verveling haast obsessioneel masturberen. Mogelijk staan zij thuis of op school onder grote druk of hebben zij een ander niet-seksueel probleem. Masturberen wordt dan een soort uitlaatklep, of een excuus voor het feit dat er tegen de moeilijke situatie geen verweer is. Dat in zulke gevallen - indien nodig met deskundige hulp - naar een oplossing voor het eigenlijke probleem moet worden gezocht, zal duidelijk zijn. (Zie voor meer details over masturberen ‘Vormen van seksuele activiteit’).

Homoseksueel contact

Jongens in de puberteit masturberen nogal eens groepsgewijs. Af en toe masturberen twee jongens elkaar (mutueel masturberen). Ook experimenten met orale of anale sex komen voor. Dergelijk gedrag kan homoseksueel worden genoemd, omdat er twee leden van hetzelfde geslacht bij betrokken zijn. De conclusie dat deze jongens dus homoseksueel zijn en geen seksuele belangstelling voor meisjes hebben, is echter niet terecht. Homoseksueel zijn en je homoseksueel gedragen zijn twee verschillende dingen. Er zijn veel homoseksuelen, d.w.z. mensen die voornamelijk op mensen van de eigen sekse verliefd worden, die nooit tot een echt seksueel contact komen. Maar er zijn ook veel heteroseksuelen die, om wat voor reden ook, met homofiel seksueel gedrag meedoen. In gevangenissen, werkkampen, of aan boord van een schip hebben mannen soms tijdelijk seksueel contact met elkaar eenvoudig omdat er geen vrouwen zijn.

Jongens in de puberteit vinden elkaar soms om dezelfde reden. Dat wil zeggen als de mogelijkheid tot het hebben van seksuele contacten met meisjes te beperkt wordt gehouden, bestaat de kans dat zij kiezen voor de op een na beste mogelijkheid - hun vrienden. Zo’n relatie geeft tijdelijk voldoening, maar na verloop van tijd, als er meer gelegenheid tot het hebben van heteroseksuele contacten ontstaat, wordt toch daarvoor gekozen. Meestal is homoseksueel contact tussen pubers nog veel vluchtiger. Vaak willen jongens alleen maar aan hun kameraden laten zien hoe flink ze zijn, of doen zij alleen met het ‘verboden’ gedrag mee uit protest tegen de moraal van de volwassenen. Zeer veel jongens beleven weleens iets van deze aard, maar worden later ‘gewone’ heteroseksuele mannen. Gezien dit alles lijkt het niet verstandig om jongeren al te snel bij een bepaalde categorie in te delen. Het is zonder meer dwaasheid om een jongen homofiel te noemen alleen omdat hij met een andere jongen seksueel contact heeft gehad. Een dergelijke stigmatisering kan ernstige sociale gevolgen hebben en kan de voornaanste reden zijn voor een later mislukken als heteroseksueel. Een puber die te horen krijgt dat hij ‘homo’ is, kan er toe worden gedreven om te voldoen aan het beeld dat de maatschappij van hem heeft, ook al is dat beeld vals.

Vanwege de wijdverbreide angst voor homofilie in onze cultuur, is het mannen meestal niet toegestaan affectie voor elkaar te tonen. Terwijl mannen in andere culturen elkaar gewoon bij de hand kunnen houden en elkaar in het openbaar kunnen kussen en omhelzen als teken van vriendschap, zijn wij in Nederland geconditioneerd om aan zulk gedrag een seksuele betekenis toe te kennen. Door de algemeen heersende angst hiervoor ontstaat bij menige jongen op een gegeven moment twijfel aan de eigen seksuele ontwikkeling. Als hij een andere jongen bijvoorbeeld erg aardig vindt vraagt hij zich af of hij misschien homofiel aan het worden is. Zo’n nodeloze bezorgdheid kan iemand jaren lang blijven kwellen en kan veel vriendschappen kosten. Meisjes zijn in dit opzicht ongetwijfeld beter af dan jongens. Niemand zoekt er iets achter als men twee meisjes elkaar ziet aanraken of kussen. Meisjes zijn dus in de gelegenheid hechte vriendschappen te laten ontstaan. Zelfs aan een duidelijk erotisch getinte relatie wordt niet veel aandacht besteed en de meisjes worden in de maatschappij niet direct als lesbisch bestempeld. Sommige meisjes hebben ook inderdaad seksueel contact met andere meisjes, maar omdat zij er doorgaans zelf niet teveel drukte over maken, wordt het zelden ontdekt. Hoe het ook zij, de maatschappij stelt zich ten opzichte van homofiele relaties tussen meisjes in de puberteit betrekkelijk mild op - en altijd wordt er rekening gehouden met de kans op een latere heteroseksuele relatie.

Als onze maatschappij dezelfde houding zou hebben ten opzichte van mannelijke pubers, zou dat hun leven ongetwijfeld aanzienlijk vergemakkelijken. Hun spaarzame homoseksuele contacten zouden niet langer als een bedreiging van de fundamentele seksuele gerichtheid worden gezien en een groot aantal jongens dat zich nu aan een of ander streng voorgeschreven seksueel gedragspatroon probeert te houden, zou trots zijn op de eigen individualiteit. Een meer ontspannen benadering van dit probleem in het algemeen zou natuurlijk ook ten goede komen aan het kleine aantal pubers dat later inderdaad homoseksueel blijkt te zijn.

(Zie voor meer bijzonderheden over homoseksualiteit: ‘Vormen van seksuele activiteit’, ‘Aangepast gedrag en afwijkend gedrag’ en ‘De seksueel onderdrukten’).

Heteroseksueel contact

Vanaf laat in de kinderjaren worden jongens en meisjes bij hun dagelijkse bezigheden in onze maatschappij in toenemende mate van elkaar gescheiden gehouden. Ook al zitten zij bij elkaar in de klas, de gymnastieklessen zijn gescheiden en ze krijgen advies om hun vrije tijd te besteden aan typisch ‘mannelijke’ of ‘vrouwelijke’ hobbies. Op het moment dat de puberteit begint, leven jongens en meisjes ieder in een eigen wereld, met eigen normen en belangen. Het gevolg is dat jongens en meisjes in de puberteit vaak weinig over elkaar weten en een moeilijke periode moeten doormaken waarin zij het persoonlijke contact weer herstellen.

In vele delen van de wereld wordt deze periode gekenmerkt door een vrij vast gedragspatroon. Een jongen neemt een meisje mee uit, haalt haar thuis af, en brengt haar aan het eind van de avond weer thuis. Alle betrokkenen weten dat de jongen en het meisje met elkaar zullen vrijen als zij alleen zijn. Vaak gaat dat vrijen tamelijk ver. Alles mag, als het maar niet tot een echte coïtus komt. Daar trekken de ouders en meestal ook het meisje de grens.

De laatste jaren is er in dat haast rituele afspraak- gedrag echter nogal wat veranderd. Steeds meer jongeren voelen er weinig voor om alles te blijven doen zoals hun ouders het vroeger deden; zij ontmoeten elkaar liever zonder tevoren gemaakte afspraak ergens in een bar of discotheek. Het valt ook niet te ontkennen dat het traditionele af- spraakgedrag nogal wat nadelen had, dat het in vele gevallen een wedstrijdachtig karakter kreeg, uitgroeide tot een soort populariteitsslag of een strijd om maatschappelijk succes. Dus in plaats dat het bijdroeg tot een wederzijds begrip tussen de twee seksen, leidde het soms tot minachting voor degene die mee uitgenomen werd en diens beschik- baar-zijn was niet meer dan een middel tot een egoïstisch doel. Misschien ontwikkelen jongeren in de toekomst een beter systeem om elkaar te ontmoeten. In de een of andere vorm zal de gewoonte zelf echter altijd wel blijven bestaan, omdat het ook werkelijk nut heeft: jongens en meisjes zijn erdoor in de gelegenheid elkaar te ontmoeten, het vergroot hun zelfvertrouwen, ze leren hoe ze zich moeten gedragen en ze vinden er eventueel een geschikte huwelijkspartner door.

Sommige jongens en meisjes zijn bij hun eerste afspraakjes onzeker, omdat ze zich geen houding weten te geven. Ze zijn bang in een situatie terecht te komen die ze niet aankunnen en dat ze bij hun partner door de mand zullen vallen. Dit probleem is op te lossen door de eerste keren met vier of meer mensen tegelijk ergens naar toe te gaan. In groepen zijn de meeste jongeren veel minder verlegen; als ze hiermee wat ervaring hebben opgedaan, zullen ze later graag met iemand alleen uitgaan.

Door met elkaar uit te gaan leren jongens en meisjes veel over elkaar, maar ook over zichzelf. Zo leren zij bijvoorbeeld inzien dat zij met mensen van zeer uiteenlopende karakters overweg kunnen. Bovendien leren zij accepteren dat niet iedereen hen aardig vindt en dat dat ook helemaal niet hoeft. Kunnen leven met af en toe afgewezen worden is een teken van rijpheid. Ook leren zij dat sommige mensen hen mogen om wat zij werkelijk zijn, niet om wat zij voorgeven te zijn. Door dit te ervaren vallen veel onrealistische angsten weg en leren jongeren zichzelf te zijn.

Na verloop van tijd besluiten veel jonge mensen dat zij een vaste vriend of vriendin willen, dat wil zeggen dat zij dan niet meer met anderen uitgaan en het grootste deel van hun vrije tijd met die gekozen vriend of vriendin doorbrengen. Zo’n besluit heeft zowel voor- als nadelen die allebei de moeite van het overwegen waard zijn. Het argument vóór een vaste relatie is duidelijk: het geeft zekerheid. Zorg over andere afspraakjes hoef je niet meer te hebben. De partner is altijd beschikbaar en als je uit wilt gaan hoef je niet steeds aan een nieuw gezicht te wennen. Je hoeft niet meer bang te zijn in ‘verkeerd gezelschap’ terecht te komen. Daar staat tegenover dat allerlei interessante ervaringen voortaan worden gemist en dat ook de kans op het ontmoeten van een nog beter geschikte partner verkeken is. Deze argumenten moeten door de jongeren zelf tegen elkaar worden afgewogen. Volwassenen met eigen ervaring kunnen misschien wel duidelijk maken dat jongeren er in het algemeen goed aan doen zich niet al te jong te binden.

Soms is het voor jonge paren een probleem ‘hoe ver ze kunnen gaan’ met vrijen. De meeste ouders moedigen hun kinderen niet aan om met hun vriend of vriendin naar bed te gaan. Vrijen zodat het nog net geen coïtus is, mag wel. Waar het om gaat is dat het meisje ‘maagd’ blijft.

Ook nu nog zijn er jongens (maar het worden er wel steeds minder) die alleen met een ‘maagd’ willen trouwen. Helaas is het begrip maagdelijkheid niet zo eenvoudig als op het eerste gezicht wel lijkt. Vroeger was een maagd een vrouw die nog nooit met een man seksuele gemeenschap had gehad, die in dat opzicht dus ‘onschuldig’ was. Het bewijs van haar onschuld was haar intacte maagdenvlies (het dunne vlies dat de vaginaalopening afsluit). Tegenwoordig weten we dat dit bewijs ondeugdelijk is, omdat het maagdenvlies niet alleen door een coïtus, maar ook door masturberen of sportbeoefening kan inscheuren. Sommige vrouwen hebben eenvoudig nooit een maagdenvlies gehad. Bij andere vrouwen is het zo rekbaar dat zij gemeenschap kunnen hebben zonder dat het vlies beschadigd wordt. Bovendien zijn er meisjes die hun ‘technische maagdelijkheid’ bewaren door geen vaginaal, maar alleen oraal of anaal seksueel contact te hebben. (De Fransen noemen zulke meisjes demi-vier- ges, halfmaagden).

Deze traditionele fixatie op het hymen lijkt dus nogal misplaatst. In feite is het een overblijfsel uit vroeger tijden, toen een man zijn bruid kocht als een stuk bezit en daarom een lichamelijk bewijs van ‘ongeschondenheid’ eiste. Maar we hebben gezien dat aan deze eis niet kan worden voldaan. Een nieuwe definitie van maagdelijkheid lijkt weinig zinvol. Dit geldt vooral als de term voor mannen wordt gebruikt, zoals tegenwoordig ook wel wordt gedaan. Op welk moment verliest een jongen zijn maagdelijkheid? Bij zijn eerste orgasme? Bij zijn eerste ejaculatie in zijn slaap? Als hij in zijn eentje gaat masturberen? Als hij samen met andere jongens gaat masturberen? Als hij een orgasme krijgt tijdens het vrijen met een meisje? Bij zijn eerste echte coïtus? Het antwoord hierop is natuurlijk niet te geven.

Uit deze voorbeelden blijkt al dat een discussie over de vraag of iemand al dan niet maagd is, gemakkelijk kan ontaarden in een gekibbel over technische details. In plaats van zich druk te maken over het verschil tussen allerlei vormen van vrijen kunnen jongeren beter nagaan welk motief zij voor hun gedrag hebben. Een jongen kan tenslotte al ‘te ver’ gaan door een meisje alleen maar te kussen - namelijk als hij weet dat het meisje aan zoiets nog niet toe is en er door van haar stuk wordt gebracht. Met andere woorden, het is niet zozeer het soort seksuele activiteit waar het om gaat, maar de bedoeling die er achter ligt.

We moeten ons ook realiseren dat niet iedereen dezelfde seksuele behoeften heeft, en dat sommige mensen best gelukkig kunnen zijn zonder sex. Jongeren zijn vaak veel te veel met zich zelf bezig om met zulke verschillen tussen mensen rekening te houden. Bovendien voldoen zij graag aan de in hun leeftijdsgroep heersende normen en proberen daarom echt met een meisje naar bed te gaan, om de eenvoudige reden dat zij horen dat ‘iedereen het doet’. Dit soort druk maakt dat sommige jongens en meisjes zich minderwaardig gaan voelen als zij niet met de anderen meedoen. Je conformeren aan het gedrag van anderen is echter nog nooit een basis voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid geweest, je conformeren aan seksueel gedrag vormt hierop geen uitzondering. Elke vorm van seksueel contact is, in de eerste plaats, een vorm van communiceren tussen individuen en daarom komen ook eikaars behoeften, wensen, verwachtingen en angsten op de eerste plaats. Als een jongen bijvoorbeeld merkt dat zijn vriendin meer in wat menselijke warmte, tederheid en begrip geïnteresseerd is dan in de coïtus als zodanig, dan moet hij de genoemde kwaliteiten bij zichzelf proberen te ontwikkelen. Alleen dan kan hij verwachten dat ook zij haar best zal doen om aan zijn verwachtingen te voldoen. Bij iedere intieme relatie komt wat wederzijdse aanpassing en gedeelde verantwoordelijkheid kijken.

Vanuit dit standpunt bezien kunnen alle vormen en gradaties van seksueel contact op zichzelf zinvol en de moeite waard zijn. Een jong stel kan dus gedurende een bepaalde tijd best genoegen nemen met wat simpele liefkozingen. Als ze wat meer aan elkaar gewend zijn kunnen ze geleidelijk aan steeds intiemer met elkaar gaan vrijen, zonder zichzelf daarbij met andere mensen te vergelijken of zich iets van abstracte regels en voorschriften aan te trekken. Deze zelf gekozen, persoonlijke benadering van sex geeft zowel jongens als meisjes een grote mate van vrijheid en maakt dat zij zelf alle beslissingen kunnen nemen. Nadat zij elkaar eerst goed hebben leren kennen, zijn zij veel beter in staat om uit te maken of zij wel of niet met elkaar naar bed willen.

De coïtus (d.w.z. het inbrengen van de penis in de vagina) is praktisch de enige vorm van geslachtsverkeer die tot zwangerschap kan leiden. Dit legt een grote verantwoording op de schouders van een jong paar, want een ongewenste zwangerschap kan ernstige gevolgen hebben, vooral voor het meisje. Ongehuwde moeders en ‘onwettige’ kinderen roepen in onze maatschappij nog altijd weerstanden op, zowel in de eigen familiekring als daarbuiten. Een abortus is al evenmin een pretje, al zijn de omstandigheden nog zo gunstig. Ook een kind afstaan is niet leuk; en de enige mogelijkheid die dan nog overblijft, een vroeg ‘gedwongen’ huwelijk kan van alle kwaden het ergst zijn.

Eerder in dit boek is al gezegd dat jongens nog wel enige tijd nadat zij hun eerste ejaculatie hebben gehad, steriel kunnen zijn en dat meisjes na hun eerste menstruatie zelfs nog wel een paar jaar onvruchtbaar kunnen blijven. Maar men mag er nooit van uitgaan dat het inderdaad zo is. Jongeren moeten zichzelf maar als vruchtbaar beschouwen zodra zij in de puberteit gekomen zijn. Op zijn laatst moeten zij dán alles horen over goede anticonceptie. Gelukkig wordt de nodige informatie tegenwoordig verstrekt door vele ouders, op scholen en zelfs in kerkelijke kringen. Bovendien zijn er in haast iedere gemeente afdelingen van de Dr. J. Rutgers Stichting of de n.v.s.h. die hulp kunnen bieden. Tieners met een beetje verantwoordelijkheidsgevoel hoeven dan ook niet langer ongewenst zwanger te worden of een ongewenste zwangerschap te veroorzaken.

Een ander punt waarmee rekening gehouden moet worden is de kans op geslachtsziekte. Geslachtsziekten zijn weliswaar ook door oraal en anaal seksueel contact over te brengen - een hoogst enkele maal zelfs door kussen - maar bij de gewone coïtus is de kans op besmetting toch verreweg het grootst. Er is op dit moment sprake van een sterke verbreiding van geslachtsziekten onder jongeren en daarom is het van het grootste belang dat jongens en meisjes zoveel mogelijk over de symptomen en de behandeling van syfilis en gonorrhoe afweten. Ook horen zij te weten hoe zij geslachtsziekte kunnen voorkomen.

Een andere bron van moeilijkheden is de sfeer van angst en verbod waarin seksuele contacten zich vaak afspelen. Zolang jonge mensen nog bij hun ouders of verzorgers wonen hebben zij meestal weinig gelegenheid om echt intiem met iemand te zijn. Hun pogingen om met iemand naar bed te gaan kunnen haastige, frustrerende en uiteindelijk hoogst teleurstellende ervaringen zijn. Ook kunnen er grote schuldgevoelens ontstaan omdat kerk of maatschappij buitenechtelijke sex scherp veroordelen. Tenslotte moet men beseffen dat jongeren, jongens zowel als meisjes, sex voor niet-seksuele doeleinden kunnen gebruiken, bijvoorbeeld als middel om hun partner te manipuleren, te kwetsen of te vernederen. Dit gedrag veroorzaakt veel narigheid en wantrouwen en is daarom zelf-termine- rend, d.w.z. dat er onherroepelijk een einde aan zo’n relatie komt.

Maar dat veel tieners allerlei vormen van seksueel contact hebben, ook met elkaar naar bed gaan, en dat de gevolgen daarvan lang niet altijd negatief zijn, is tegenwoordig een feit. Het is zelfs zo dat tieners die op een rijpe, verantwoorde manier met hun seksuele relaties omgaan, daar veel kracht en geluk uit kunnen putten. Bovendien staat vast dat zowel mannen als vrouwen hun seksuele vermogens veel beter kunnen ontwikkelen en zich veel beter aan elkaar kunnen aanpassen als zij nog jong zijn. In dit opzicht is regelmatig seksueel contact een prima voorbereiding op het huwelijk. Samenvattend komt het hierop neer dat niet alleen tegen, maar ook vóór onbeperkte seksuele omgang tussen tieners veel te zeggen is en dat - als het erop aan komt - zij zelf de beslissing moeten nemen. Volwassenen kunnen dan alleen nog maar hopen dat bij het nemen van zo’n besluit met alle consequenties rekening wordt gehouden. (Zie voor meer details over heteroseksueel geslachtsverkeer ‘Vormen van seksuele activiteit’).

Seksueel contact met volwassenen De hele geschiedenis door is er seksueel contact geweest tussen mensen van zeer uiteenlopende leeftijden. Duizenden jaren lang zijn mannen van middelbare leeftijd getrouwd met meisjes die de kinderschoenen nog maar net waren ontgroeid en jongens in de puberteit werden vaak door oudere, ervaren vrouwen in de ‘minnekunst’ ingewijd. Bij veel etnische groepen waar een puberteit zoals wij die kennen ontbreekt en kinderen de status van volwassene krijgen zodra zij geslachtsrijp zijn, is dit ook tegenwoordig nog gebruikelijk. Deze status- verandering van het kind komt vrij abrupt en wordt meestal met een aantal plechtigheden en initiatieriten gevierd. Tot deze riten hoort soms seksueel contact met volwassenen. Meisjes worden bijvoorbeeld ontmaagd door een priester of stamhoofd en jongens zijn soms ‘passieve’ partners bij anaal contact met oudere stamleden. Een variant op dit laatstgenoemde gebruik is te vinden in de Griekse oudheid, toen een jongeman soms een seksuele relatie met een oudere man begon die zijn geestelijk leidsman werd. In het oude Azië bestonden dergelijke relaties ook. Van recenter datum is het gebruik in sommige landen rond de Middellandse Zee en in Latijns-Amerika om jonge mannen hun ‘mannelijkheid te laten bewijzen’ in een bordeel.

Maar de laatste twee eeuwen is in het grootste deel van de westerse wereld toch het idee gegroeid dat zelfs lichamelijk al volwassen minderjarigen tegen seksuele contacten met ouderen moeten worden beschermd. In vele landen zijn er daarom leeftijdsgrenzen vastgesteld. Dat houdt in dat - buiten een huwelijk - iemand boven een bepaalde leeftijd (een meerderjarige) geen seksuele contacten mag onderhouden met iemand onder een bepaalde leeftijd (een minderjarige). De leeftijd waarop een minderjarige meerderjarig wordt wisselt van land tot land. De kans dat jongeren die hun eigen seksualiteit begrijpen en die voorbehoedmiddelen kunnen gebruiken, door volwassenen seksueel misbruikt zullen worden, is niet erg groot. Als sex tussen tieners en ouderen toch problemen geeft, kan deskundig advies vaak uitkomst bieden. Bij het geven van dergelijk advies kan op de bijzonderheden van ieder geval afzonderlijk worden ingegaan en wordt stigmatisering van het individu en zijn daden vermeden. Een schoolmeisje dat verliefd wordt op een leraar of werkelijk een verhouding met hem begint, kan veel hebben aan een persoonlijk, openhartig gesprek met een andere, objectieve volwassene. Ze beseft misschien niet helemaal dat oudere mannen met genoeg verantwoordelijkheidsgevoel in zeer jonge meisjes slechts zelden een geschikte partner zien.

Ook veel misvattingen en nodeloze angsten zijn in een gesprek met een deskundige de wereld uit te helpen. Zo zijn veel ouders bang dat hun jonge zoon of dochter homoseksueel kan worden nadat zij door een homoseksuele volwassene verleid zijn. In de wetenschap wordt dit idee op dit moment verworpen. Losse seksuele contacten in de puberteit zijn waarschijnlijk nooit de basis voor een blijvende seksuele voorkeur, tenzij er in aanleg al een duidelijke voorbeschiktheid was; maar die zou ook zonder voortijdige stimulans vroeg of laat wel naar buiten zijn gekomen. Bovendien blijkt ook uit de meeste verhalen van homofielen zelf dat een verleiding niet van doorslaggevende betekenis is geweest voor hun verdere ontwikkeling. Een incidenteel homoseksueel contact (met een volwassene of met jongeren) betekent op zichzelf helemaal nog niet dat er sprake is van een homoseksuele gerichtheid en zo’n gerichtheid wordt er ook niet door veroorzaakt.

[Sex Atlas] [Inhoud] [Wrd. voor. - bewerkers] [Inleiding] [I - Het mensel. lichaam] [II - Seksueel gedrag] [Ontwikkel. van gedrag] [Vormen van activiteit] [III - Seks. en maatsch.] [Literatuurlijst]