More: Arapesh, Ari, Banaro, Baruya, Binim-Kukusmin, Busama, Dani, Darabi, Dobu Isl., Eipo, Etoro, Foi, Gebusi, Huli, Kaluli, Keraki, Kewa, Kimam, Kiwai, Koko, Kwoma, Lesu, Manus, Marind Anim, New Britain, New Ireland, Normanby Islanders, Paiela, “Sambia”, Trobrianders, Vanatinai, Wogeo

 

Bibliography

 


 

Boelaars (1958:p61-2[1]; nd[2]:p134; cf. 1981; Boelaars and Blom, 2001:p103)[3] speaks of a homosexual exchange custom:

 

“Een vader kan zijn jonge zoon gelasten voor een nacht bij een bepaalde man te gaan slapen, die dan met de knaap paederastie mag plegen. De vader ontvangt daarvoor een vergoeding[4]. Wanneer dit in het verleden geregeld gebeurde, ontstond tussen de man en de jongen een vaste verhouding, gelijk aan die tussen vader en zoon (anusvader, mo-ée en anuszoon, mo-maq genoemd). De jongen kon er dan van op aan dat hij de dochter van die man als zijn "zuster” mocht beschouwen en dat ze hem als ruilzuster voor zijn toekomstig huwelijk zou worden toegewezen. De jongens beginnen op deze leeftijd [“grote kinderen”] in navolging van de volwassen mannen ook een vezelstaart te dragen. De anusstreek wordt door de mannen namelijk als hun schaamdeel beschouwd. Enerzijds kan deze opvatting een gevolg zijn van de homosexuele praktijken, anderzijds wordt zij verklaarbaar uit de vrees van de mannen dat ze door de vrouwen voor “groot-aars” uitgescholden zullen worden”[5].

 

Boelaars mentions the growth principle, which is officially kept secret from the female kind:

 

“De mannen geven als reden op dat door homosexualiteit tussen een oudere man en een jongen de groei van de mo-maq, de schandknaap bevorderd wordt. […] Men beschouwt homosexualiteit als iets wat ten dienste van het leven gebeurt”[6] (p144-5).

 

Boelaars argues that de practitioners themselves consider it “immoral” (onterend) because accusations led to inter-village quarrels (p145). Also, de boys would have begun to refuse their participation (p165). To end the practise, Dutch policies recommended the promotion of “family life” and desegregation of the sexes (p171).

In his original manuscript, Boelaars notes that sexual awareness begins at around age 10 (p131). Girls are marriageable from the time breasts start to drop, which would be prevented by intermammilary scarification (p137). On childhood:

 

“Het kan gebeuren, dat jongetjes tegenover elkaar zitten en bij wijze van steekspel proberen elkaars geslachtsdeel aan te raken. Men hoort nog al eens, ook bij kinderen, het woord paradi, penis, als een krachtterm; vriendjes kunnen onder elkaar lachend het gezegde joqajo-maq bezigen: wat zoveel betekent als hoerenkind. Volgens Toani van Képi krijgt het kleine meisje van jongsafaan bijgebracht, dat ze “netjes” moet gaan zitten en alleen maar mag spelen met “broers” en “zusjes”. Het spel begint evenwel pas echt, als de jongens een jaar of veertien zijn en de meisjes hun eerste menstruatie hebben gehad. De Jaqaj kennen het bestaan van het maagdenvlies, èmber, en ze menen dat dit bij de eerste menstruatie stukgaat. Omgang daaraan voorafgaande wordt streng afgekeurd, en als er op dit punt tegen iemand beschuldigingen worden geuit, zal men de zaak terdege onderzoeken; en indien degene die hier in overtreding is, geen beste huwelijkskandidaat is, kan hij rekenen op een hardhandige afstraffing […] (p139-40; cf. p152).

 

Adolescent amorous practices consist of subtle exchanges of looking or gestural signs. Ad hoc songs address indecent and illegal sexual practices, such as the improper positionings of little girls, and the seduction of an adult female with a little boy (p147). Marital advise is provided after marriage.

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

Janssen, D. F., Growing Up Sexually. VolumeI. World Reference Atlas. 0.2 ed. 2004. Berlin: Magnus Hirschfeld Archive for Sexology, Berlin

Last revised: Sept 2004

 



[1] Boelaars, J. (1958) Papoea’s aan de Mappi. Utrecht / Antwerpen: De Fontein

[2] Boelaars, J. (nd/ca1975) Vechten of Sterven: Analyse van een Koppensnellers-Cultuur in Zuid-West Irian Jara. Per modum manuscripti, eigendom van de auteur

[3] Boelaars, J. H. (1981) Head Hunters about Themselves. Verh Konink Instit Taal-, Land- & Volkenk 92. The Hague: M. Nijhoff. Cited by Schiefenhövel (1990:p414); Boelaars, J. H. & Blom, A. C. (2001) Mono Koame: ‘Wij Denken Ook’. Nijmegen, the Netherlands: Centre for Pacific and Asian Studies, Nijmegen

[4] Original note to P. Drabbe, whom Boelaars corrects in his listing of abur-é and abur-maq, schandvader and schandknaap, resp.

[5] “A father can summon his young son to go and sleep over with a particularly man for a night, who is than allowed to commit pederasty with the lad. For this, the father receives compensation. When this occurred on a regular basis in the past, an established relationship was effected between the man and the boy, equivalent to that between father and son (as indicated by the terms anus father, mo-ée and anus son, mo-maq). The boy then could regard the daughter of that man as his “sister” and rely on her being appointed to him as a trade sister for his future marriage. The boys at this age begin to wear a fibrous tail in succession of the adult men. In fact, the anal region is considered by the men as their pars pudenda. This concept may be explained by the homosexual practices on the one hand, and by the men’s fear of being called “big-arse” by the women” [transl., DJ].

[6] “The men apologise the homosexuality between older male and boy by claiming that it enhances the growth of the mo-maq, the catamite. […] They consider homosexuality as occurring to the benefit of life” [transl., DJ].